Gedichten. Deel 4(1905)–Nicolaas Beets– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende Raadsels. Uit het Fransch. I. Mijn lijf is saamgesteld uit enkel lange graten; Ik ben mijn leven lang vel over been geweest; 'k Blink in gezelschap uit; elk vreest mij thuis te laten, En 't kan zoo warm niet zijn of 'k draaf van feest tot feest. Waar ik me ontspan, daar geef ik andren groot genoegen; Ik weet me, in plooi bij plooi, naar ieders wensch te voegen: Een enkle zenuwdraad vereenigt al mijn leên, En 't scheidt of schaadt ze niet, al gaan zij vaak uiteen. Ik kan niet bogen op de omzichtigheid der slangen, [pagina 147] [p. 147] Maar soms verwissel ik, gelijk de slang, mijn huid; En heeft de nieuwe tooi den ouden dos vervangen, Geen mensch herkent mij meer, zoo nieuw zie ik er uit. II. Men kan mij krijgen voor een mijt; Maar heeft men mij, 't kost zorg en tijd; Die mij verliest, verteert van spijt; En wint men mij, men is mij kwijt. III. Gerieflijk, maar vreemdsoortig vriend, Die, schoon 't in strijd met alle leer is, Tehuisblijft, als de zon ons dient, En voor ons opkomt, als 't slecht weer is. Vorige Volgende