Dichtkonst van verscheide stoffen(1668)–Johan Beets– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Welkomst-gift. Als de E. oordelrijke ende Achtbare Daphne. Van Enkhuizen t' huis quam. Hâc duce Sigoeo dubias à littore feci Longa Phereclea per freta puppe vias. Illa dedit faciles auras, ventósque secundos. In mare nimirùm jus habet orta mari. Perstet: & ut pelagi, sic pectoris adjuvet aestus: Deferat in portus & mea vota suos. id est. Met deze Leidsvrouw zijn my de Zigeesche stranden In 't Pherekleesche Schip, ontvoerd' aen spartens ree; Zy gaf my goede windt na d' aengename Landen, Zy is ter Zee geteelt, dies heeft zy maght ter Zee. Dat zy volherd', en als de Zee mijn borst doe blaken, Dat zy mijn wensch in haer gewenste Haven stier. KOmt gy mijn waerde Nymph? of dunkt het my door 't droomen? Of beeld ik my dat in? of duizelt my het hooft? Recht heb ik evenwel; ik zie ghy zijt gekomen: Nu zie ik 't geen ik had mijn leven nau gelooft. Enkhuizen ken het zijn, kent ghy zoo laten varen! Laet ghy zoo lichtlijk gaen het Puik van onze Stadt! Ist mooglijk mijn Godin! dat u de Godt der baren, (Als ghy bezneet zijn rugg') niet op en heeft gevat! Barst blye blijdschap uit, vermaekt u, mijn gedachten, Ontfonkt u nu mijn geest, verquikt u, mijn gemoet; Nu zelver zich mijn Nymph weêr voor uw oogen braghte, Klaeght van geen afzijn meer, ziet hier uw' waerdste goet. Kan my haer blijde komst zoo zeer dan niet verblijden; En koesteren als mijn bedroefde haer vertrek? Niet? zeeker ja ik zweer, dat ik ten genen tijden, Zoo langh mijn Nymph hier is zal hebben vreught gebrek. Vorige Volgende