Op de Dichtkonst van wijlen den E. Heer Mr. Johan Beets,
in zijn leven Ordinaris Advokaat van 't Ed: Mog: Collegie ter Admiraliteit van West-Frieslandt en het Noorder-quartier &c. na desselfs overlijden in 't licht gegeven door zijn E: Behoude Soon
De Heer Francois Piëns, Der Medicijnen Doctor tot Hoorn.
Klink-dicht.
Pascitur in vivis Livor; post fata quiescit:
Tunc suus ex merito quemq́; tuetur honos.
HEt Loevesteinse Lot, welk Beets vijf Jaar-getij'en,
Als Neef en Metgezel van Hoogerbeets, besloot,
Nu afgezondert door een martelende dood',
Kon dan geen verdren dagh of middagh lof benij'en
Aan die volgeestigh' en deurkneede Poezijen
Van Frieslands voorspraak, Beets. Ten proef van welke, groot
En min-vol, Arts Piëns zijn duitse nazaat nood',
Wiens hersten, Beets gelijk, om Phoebus Lauren strijen.
Wijkt dan ghy Dichters voor een Dichter als Heer Beets,
Die zich in 't midden van veel voorspoedts, en veel leets,
Aan Themis en Apol ten offer had gegeven.
En schoon zijn lievend' brein door eed'le Dichtkonst leeft,
Zoo danktmen doch Piëns, die ons daar deel aan geeft,
En doet, spijt Lot en dood, zijn Naam na 't Leven leven.