Gedichten(1876)–Jan van Beers– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 25] [p. 25] Een lentelied Gevlucht is de winter met nevel en stormen, De meizonne koestert en balsemt de lucht; En ook uit mijn hart zijn de neevlen des weemoeds, De woedende stormen der wanhoop gevlucht. Want ook in mijn hart is een meizon verrezen, Een zon, waar de winter der ziel bij verzwindt; Want zij, die 'k zoo lang en zoo hooploos bemind heb, - Thans heeft ze gezegd, dat ze mij ook bemint. 't Is lente van buiten en lente van binnen! En 'k groet u, ik groet u, o zonne van Mei! Want vlekkeloos zuiver is 't blauw van den hemel; Want zacht als fluweel is het groen in de wei; Want God blikt op de aard met een glimlach zoo teeder, Als die waar een vader mee ziet op zijn kind; En 'k groet u, o meizon! o glimlach des Heeren: Thans heeft ze gezegd dat ze mij ook bemint! Ja, windeken, suizel en ruizel maar zachtjes, En wiegel de vogelennestjes in 't loof! Ja, nachtegaal, zing maar van wellust en liefde; Zing, leeuwerk, en klim maar, en klim maar omhoog; [pagina 26] [p. 26] Fluit, lijster en merel; en zwier en kawetter, Gij zwaluw, omdat gij uw nestje hervindt! Ja, spreek mij, natuur, met uw duizenden stemmen, En zeg mij en zing, dat ze mij ook bemint! En strooi langs de velden den schat uwer bloemen! Ik min uwe bloemen, natuur, want voorwaar, Wanneer ik hun balsmende geuren mag ademen, Hun schoonheid bewondren, dan denk ik aan Haar! Dan denk ik aan Haar, aan de bloeme mijns harten, Die al uwe bloemen in schoonheid verwint; En 'k denk aan den balsem die vloeide in mijn ziele. Wanneer ze beleed, dat ze mij ook bemint! 't Is lente van buiten en lente van binnen! Maar eens vlucht de lente van buiten daarheen, Mijn Liefste! - en zal dan de lente der ziele, De liefde met haar ook verdwijnen? - O neen! O neen! want de zielen zijn eeuwig, en eeuwig Is dus ook de band, die ze samen verbindt. En gij, mijn Geliefde, gij zult mij nog dikwijls Herhalen, niet waar, dat ge mij ook bemint? 1845. Vorige Volgende