Actie, werkelijkheid en fictie in de kunst van de jaren '60 in Nederland
(1979)–W.A.L. Beeren– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 153]
| |
HappeningsDe beeldende kunst van de jaren zestig is in staat geweest aktief handelen in een kunstwerk te betrekken, zonder daarvan een afbeelding te hoeven maken. In een happening vinden op een vastgestelde plaats binnen een bepaalde timing en volgens planning van een kunstenaar een aantal gebeurtenissen plaats, waarbij aanwezigen deels toeschouwer zijn en deels, passief of aktief, een rol in de handelingen spelen. Het totale gebeuren toont theatrale en plastische kwaliteiten. Toeschouwers - spelers zijn soms als verklede figuren gelijkwaardig aan de (gemaakte en gevonden) plastische objecten en rekwisieten. Het onderscheid met statische beeldende kunst is, dat de objecten zich dynamisch in de ruimte gedragen. De happening blijkt overigens een geheel eigen medium met eigen condities. Zij vindt plaats in de reële ervaarbare tijd en is per definitie niet herhaalbaar, zoals de film en in vergaande mate de partituurmuziek en het theaterstuk dat wel zijn. Er is sprake van een gelijktijdigheid van diverse handelingen. De gebeurtenissen komen echter niet allen uit één brandpunt. De meervoudige positie van de deelnemers aan de happening als toeschouwer en speler is daarvan een voorbeeld. Deze positie van de deelnemer aan happenings blijkt mede afhankelijk van de opvatting van de verschillende kunstenaars: bij een man als Oldenburg bijvoorbeeld is de deelnemer niet meer dan materiaal in een dynamisch visueel gebeuren. Bij Kaprow speelt diens eigen handeling een wat grotere rol.
De happening vindt zijn oorsprong in Amerika, bij kunstenaars als Allan Kaprow en Claes Oldenburg. In New York vinden vanaf 1959 in diverse galeries vele happenings plaats. Ook in Europa worden happenings uitgevoerd, o.a. door Jean Jaques Lebel in Frankrijk en Wolf Vostell in Duitsland. In december 1962 organiseert Simon Vinkenoog de eerste happening in Nederland, getiteld Open het Graf, waar Lebel een van de deelnemende kunstenaars is. De happening vindt een weerslag in het optreden van Robert Jasper Grootveld, anti-rookmagiër in Amsterdam, waar bij wekelijks happenings bij het Lieverdje houdt. Deze aktivistische vorm van de happening vindt zijn vervolg in de happenings van Provo.
Een aantal van de elementen die in de happenings naar voren komen, vinden we in een vroeger stadium terug bij de Amerikaanse componist John Cage. Voor Cage is elk geluid muziek. Verder ontdoet hij de in een compositie voorkomende geluiden van hun gangbare harmonische associaties. Tenslotte voert hij het menselijk handelen in als deel van de compositie. Een harmonische opbouw en elke vorm van stilistische beladenheid wil Cage vermijden o.a. door gebruik te maken van ‘toevalsmethodieken’. Cage werkt vanaf 1952 samen met de choreograaf Merce Cunningham en de beeldend kunstenaar Robert Rauschenberg. Zijn compositielessen o.a. aan the New School for Social Research in New York in 1958 en 1959 worden door musici maar ook door beeldende kunstenaars bezocht. Vele van de musici sluiten zich naderhand aaneen tot de Fluxus groepering (zie Fluxus). Zo schrijft George Brecht in 1957: ‘The methods of chance can be applied to the selection and arrangement of sounds by the composer, to movement and space by the sculptor, to surface form and colour by the painter, to linguistic elements by the poet’Ga naar eind1. Ook meer expressionistisch gerichte kunstenaars als Allan Kaprow ontdekken dat kansmethoden ook een zeggingskracht in de beeldende kunst hebben: de toepassing van die ideeën in zijn collages. Op het eind van de jaren '50 voegt Kaprow ook het handelen van mensen in zijn werk in, eerst in de environments, daarna in de nieuw ontstane vorm: de happening. Veel organisatoren van happenings, zowel in Amerika als in Europa, komen voort uit de traditie van het abstract-expressionistisch schilderen. Een schilderij is echter een statisch gegeven, dat in een ruimte een plaats krijgt. Een aantal kunstenaars gaat de totale ruimte benutten als deel van het werk, zodat het werk letterlijk de hele ruimte in beslag neemt. Ook de toeschouwer wordt er zo in opgenomen. Dergelijke vormgegeven ruimten heten environments. Het publiek krijgt een participerende rol toebedeeld. Het is mede verantwoordelijk voor het totale produkt. Kaprow heeft op de tentoonstelling Bewogen Beweging in maart 1961 in het Stedelijk Museum te Amsterdam het Environment Stockroom laten inrichten. Hij geeft globale aanwijzingen voor de inrichting, de aard van de te gebruiken materialen, de wijze waarop de materialen in de ruimte moeten worden aangebracht, en wat voor rol en vrijheden de bezoeker krijgt. De ruimte moet ongeveer 7×4×2½ m groot zijn. Gebruikte kartonnen dozen worden aan touwen opgehangen, sommige worden nonchalant over de vloer verspreid. Er wordt krantenpapier aan de dozen geplakt of erin gestopt. Elke mate van gelijkheid in opbouw wordt vermeden. Ergens | |
[pagina 154]
| |
hangt een gloeilamp. Zwarte en witte verf wordt met een kwast aangebracht of gespoten. De bezoeker mag ingrijpen in de ruimte en de volgende veranderingen aanbrengen: verven, spuiten, krassen, schrijven. Hij mag de dozen verplaatsen etc.
Kaprow gaat de term happening gebruiken om een gebeurtenis aan te geven waar tijd, geluid en het handelen van personen als collage-elementen deel van zijn. Er vinden in New York in oktober 1959 een aantal happenings plaats in de Reuben Gallery. Voor het eerst wordt de term happening gebruikt door Allan Kaprow voor zijn ‘18 happenings in 6 parts’, enkele malen uitgevoerd van 4-10 oktober 1959. Het is een soort simultaan theater waarbij er steeds op drie plaatsen tegelijkertijd, die niet alle drie tegelijk voor het publiek zichtbaar zijn, een zestal door Kaprow bedachte gebeurtenissen plaatsvinden. De ruimten zijn door plastic folie van elkaar gescheiden, en het publiek verandert van ruimte na het eerste en het vierde deel. Door de schotten wordt het niet mogelijk gemaakt een logische structuur en samenhang tussen de gebeurtenissen afzonderlijk te ervaren. De gebeurtenissen staan los van elkaar. Het is niet de bedoeling dat er voor de onderdelen wordt geapplaudiseerd.
Na de 18 happenings in 6 parts van Kaprow vindt in december 1959 de happening The Burning Building van Red Grooms plaats in de Delancey Street Museum. In Januari 1960 worden in de Reuben Gallery verscheidene happenings gehouden van Kaprow, Robert Whitman en Red Grooms. Claes Oldenburg organiseert eind februari The Ray Gun Specs in de Judson Gallery, drie avonden met happenings en optredens van Jim Dine, Al Hansen, Allan Kaprow, Dick Higgins, Claes Oldenburg en Robert Whitman. Het seizoen 1960 - 1961 wordt in de Reuben Gallery geheel gewijd aan de happening. Er komt een workshop voor hen die in dit nieuwe medium uitdrukkingsmogelijkheden zoeken. Als eerste in de serie komen de uitvoeringen van The Car Crash van Jim Dine. In deze happening weet Dine op uiterst expressieve wijze zijn ervaringen bij een auto-ongeluk voor het publiek beleefbaar te maken. Happenings worden dat jaar ook georganiseerd in de Judson Memorial Church Hall, een kerk die zijn deuren openzette voor kunstenaars uit de buurt (Soho). De Martha Jackson Gallery heeft in juni 1961 een programma getiteld Environments, situations, spaces, met G. Brecht, J. Dine, A. Kaprow, C. Oldenburg en R. Whitman. Het is ‘the first group show by artists working within the totality of physical space creating environments which demand full and active participation from the viewer’, zoals het persbericht vermeldt. In 1962 krijgt de happening in New York meer belangstelling dan de abstract expressionistische schilderkunstGa naar eind2. Het is niet mogelijk hier een weergave te geven van alle happenings uit de speelse beginjaren 60 in New York. Er bestaat een grote belangstelling voor elkaars werk binnen de groep kunstenaars uit de wijk Soho. De werkstukken worden in de riante lofts (tot atelier verbouwde voormalige fabriekshallen) voor een vaak beperkt publiek, voor elkaar, uitgevoerd. De happenings in New York vinden binnen een officieel kunstgebeuren plaats en worden door galeries georganiseerd.
Claes Oldenburg heeft zijn atelierruimte verbouwd tot een winkel om zijn zelf vervaardigde objecten te koop aan te bieden. Dit ‘decor’ voor zijn aktiviteiten noemt hij The Store. The Store wordt als environment in juni 1961 tentoongesteld in the Martha Jackson Gallery in New York. Van januari tot juni 1962 organiseert Oldenburg in zijn studio The Ray Gun Mfg. Co., een serie happenings die hij presenteert als Ray Gun Theater. Oldenburg geeft instrukties ten aanzien van de behandeling van de lichten, de duur van en de onderlinge relaties tussen de optredens van de medespelers. Een van zijn happenings vindt als volgt plaatsGa naar eind3: De lichten gaan uit op de vooraf gekozen wijze. Oldenburg, in het wit gekleed, loopt naar een grote prop pakpapier. Hij begint met de bol te worstelen. Twee meisjes gooien papiersnippers over de hoofden van het publiek en gooien een telefoonboek in een emmer water. Oldenburg gaat op een trap zitten en maakt een aantal schetsen. Drie mannen klimmen tegen een wand omhoog en strooien havermout, witte bonen en waspoeder over de hoofden van de aanwezigen. Enkele meisjes ontdoen zich van hun bovenkleding en wassen dat in een sopje. In een hoek schreeuwt een meisje. Oldenburg ziet de happening als een samengaan van expressionistisch toneel en kinetische beeldhouwkunst. De delen hebben geen direkte betekenis en vertonen geen samenhang. Er wordt een opzettelijk en doordacht gebruik gemaakt van ‘gedachtenloze’ en ‘onbelangrijke’ elementen.
In een happening komen wel woorden voor, maar deze hoeven geen letterlijke betekenis te hebben. Ze worden gehoord als het geluid van woorden. De woorden gaan hun eigen leven leiden. In veel happenings wordt het idee van participa- | |
[pagina 155]
| |
tie benadrukt. Zo stelt Kaprow dat de toeschouwer deelnemer is en daardoor met de kunstenaar de verschijningsvorm van het werkstuk bepaalt. Alle aanwezigen zijn bij hem medespelers. Oldenburg stelt zich het publiek meer voor als een massa, die wel als aanwezigheid meetelt, maar geen zelfstandigheid heeft. Er is duidelijk sprake van een publiek en een toneel. Kaprow staat op het standpunt dat er een vloeiende overgang moet zijn tussen de onderdelen van de happening en het werkelijke leven, de realiteit. Kaprow gebruikt in zijn happenings gevonden voorwerpen, die door middel van een kanssysteem gekozen worden, en zo ontdaan worden van gangbare associaties en verbanden. In de happenings van Oldenburg staan de zelf vervaardigde objecten waarmee gemanipuleerd wordt, centraal. Hij verandert objecten en gebeurtenissen, mengt reële elementen met gefantaseerde elementen uit bijvoorbeeld dromen. Veranderingen aan de ruimte worden uitgevoerd als een voorbereiding, en de objecten en situaties die aanwezig zijn, worden onderdeel van het geheel. In een happening script is het menselijk handelen wel voor te schrijven, het blijft door de aard van het beeldende materiaal dat het vormt, een onzekere factor.
Ook in Europa worden happenings georganiseerd, door Jean Jaques Lebel in Frankrijk en door Wolf Vostell in Duitsland. De Parijse kunstenaar Jean Jaques Lebel gaat in 1961 naar New York, bezoekt het Living Theatre en krijgt de mogelijkheden aangeboden voor een uitvoeringGa naar eind4. Hij wordt door Oldenburg uitgenodigd om mee te doen aan het Ray Gun Theater. Hij ontmoet Dick Higgins en Jackson Mac Low (die later lid van Fluxus worden). Lebel, die ontevreden was met zijn abstrakt-expressionistisch schilderen ontdekt dat het schilderen niet meer met verf hoeft maar kan plaatsvinden met mensen, visioenen, films en objecten. Lebel wil in zijn happenings naar voren halen wat achter de cultuur verborgen zit. Cultuur was een uitdrukking van menselijkheid en is verworden tot een masker: theater, film, literatuur en schilderen zijn er alleen om iemand te beletten zichzelf uit te drukken. De maatschappij beschermt zich door een psycho-sociale conditionering tegen de vrijheid van uitdrukking of handeling: het wordt verstikt of ontkend. Lebel wil dat we in opstand komen tegen allen die ons regels opdringen. De verschillende onderdrukte persoonlijkheden, door Artaud de doubles genoemd, kunnen worden geuit door de mensen in een gebied terecht te laten komen waar ze niet van te voren weten wat er gaat gebeuren. De kijker wordt bewust gemaakt en raakt betrokken bij datgene wat om hem heen gebeurt. Al zijn handelingen, al zijn reacties worden gewoon deel van het grote geheel. Voorzover het een hallucinerende taal is en een collectief uitdrukkingsmiddel, eist de happening een veelwaardige waarneming en een totaal opengaan van de zintuigen. De happening is beeldende kunst, maar is ook filmisch, poëtisch, theatraal, hallucinerend-sociodramatisch, muzikaal, politiek, erotisch en psychochemisch. Het richt zich niet alleen op de ogen maar op alle zintuigen. Naast het subjekt en het objekt bevindt zich een derde staat van het zijn, dat een creatief opgaan in het geheel inhoudt.
In de happening is er geen publiek of toneelspeler meer, geen exhibitionist noch een voyeur. Bij het traditionele theater heeft de speler een masker voor. In de happening voert de deelnemer zijn eigen banale aktie op. Bij Lebel staat centraal dat de overwinning van de realiteit een sexuele en sociale bevrijding geeftGa naar eind5. Het komt er op neer dat het mogelijk is dat de toeschouwer-betrokkene zijn eigen frustraties erkent en spelenderwijs leert overkomen. De resulterende innerlijke bevrijding moet vergezeld gaan van politieke en sexuele bevrijding.
Op 27 november 1962 organiseert Lebel een happening in Galerie Raymond Cordier, Parijs, getiteld Pour conjurer l'esprit de catastropheGa naar eind6.
Het is donker. Iemand geeft met een harde stokslag aan dat de happening is begonnen. De lichten gaan aan. Een medewerker verkoopt zijn produkt Lyrical, een werkzaam middel tegen antipathie, de maagzweer van de wereld, de koorts van de ambtenaren etc. Op de buik van een vrouw en op een mannenrug worden erotische beelden geprojekteerd. Het wordt zo een collage van visioenen. Lebel, als oude dame, komt binnen met een kinderwagen schreeuwend: Mijn baby, waar is mijn baby. Pakt een masker van De Gaulle te voorschijn en houdt dat voor de gezichten van de aanwezigen. Bovenop een ladder zit een scheidsrechter die het geheel beoordeelt. Er treedt een muziekgroep op. Lebel schildert, van binnenuit op een groot transparant doek waar hij ten slotte doorheen springt. Deze bevalling, deze ramp van de geboorte is de kern van de happening. Stilte-geschreeuw van pijn-bevalling-stilte. Lebel werpt zichzelf omhoog en valt op de grond. Hierna zwaait Kudo, onder begeleiding | |
[pagina 156]
| |
van Mingusachtige geluiden, een twee meter lange penis heen en weer. Hij houdt in het Japans een betoog over de impotentie van de filosofie. Tegelijkertijd schildert Dufrène mechanisch-fallisch, met een penseel dat uit een buis uit zijn gulp tevoorschijn komt. Hij doopt de penselen in potjes verf die door twee vrouwen tussen de benen worden gehouden. Lebel komt op met een tot tv toestel verknipte doos, en geeft een verhandeling over de permanente revolutie en de bedenkingen van het rationele verstand en hij zwaait met twee seinstokjes met de symbolen van een penis en een vagina. Er vindt een collage-schildering plaats, waarbij Lebel in overall politieke krantekoppen op de naakte lichamen van twee meisjes plakt. De meisjes met maskers op van Kennedy en Chroetsjev, baden zich in het ‘Internationale Bloedbad’. Een vrouw doet haar kleren uit en gaat in een hangmat liggen. Het licht gaat uit. Totale duur ca. 30 minuten. Een van de aanwezigen was Melvin Clay, twee weken later een van de organisatoren van de Nederlandse happening Open Het Graf.
In Duitsland worden verschillende happenings door Wolf Vostell uitgevoerd in 1960 en 1961. Hij scheurt lagen van affiches van elkaar af, waarbij het Vostell gaat om de akt. Deze akties noemt hij Dé/collages (zie 62.10. 05). Vostell ziet de happening als een geïmproviseerde of geënsceneerde gebeurtenis. Het is het totaal van gelijktijdige waarnemingen. De happening Petite Ceinture in Parijs, 03.07.62 bestaat uit een bustocht langs de 20 boulevards waarlangs de bus rijdt. De deelnemers moeten aandacht hebben voor de gelijktijdige acoustische en visuele indrukken, het lawaai, geschreeuw, stemmen, muren met half afgescheurde affiches, puin, ruïnes etc. In 1963 gaat Vostell naar New York, waar hij meedoet aan het YAM festival. Hij voert zijn TV Décollages uit in de Smolin Gallery, en zijn happening Morning Glory in The Third Rail Gallery in mei 1963. Vostell geeft een blad uit, Dé/collage, waarin hij dokumentatie opneemt van happeningmanifestaties en Fluxus werken. Op 14.9.63 wordt zijn happening Negen Décollages uitgevoerd in Galerie Parnass in WuppertalGa naar eind7. De verzamelde deelnemers gaan in een bus met politie eskorte naar een bioscoop. In de bus wordt het publiek gefotografeerd en met parfum bestoven. In de bioscoop wordt een film van 6 minuten gedraaid: Sun in your head, een film van een gedécollageerd TV programma van Edo Jansen. Er zijn overbelichte beelden, exploderende schermen, geruis. Er vinden akties plaats met lampen, een stofzuiger, er wordt gespoten met een fles spuitwater, tussen het publiek worden tanden gepoetst en gegorgeld. Tenslotte wordt een lied ingezet. De rit gaat nu naar een rangeerstation. Dit stuk heet ‘130 km per uur’. Op een stuk baanvak tussen volkstuintjes en tennisbanen rijden twee lokomotieven tegen een zwarte Mercedes 170 Iemand met een gasmasker deelt saté uit. Weer met de bus naar de volgende lokatie. In de bus deelt Vostell kaarten met opdrachten uit: Roept U luid ‘Wirtschaftswunder’ Roept U luid ‘Persil’ Kijk naar alles wat blauw is in uw omgeving. Bij de volgende stop wordt het werk ‘Morning Glory’ uitgevoerd. In 3 blenders wordt de Bildzeitung met eau de cologne, zwarte peper en bloemzaad vermalen. Dit wordt dan uitgegoten in planten tussen het publiek. De tocht gaat nu door velden en bossen naar een afgraving: om 20.15 begint een uitzending over het probleem van de TV. Vostell klimt door de afgrond naar het toestel om er een décollage van te maken. Dan wordt er met een geweer op geschoten. Het scherm explodeert. De bussen rijden met het publiek een donkere garage in. Het publiek kan nu de bussen niet verlaten. Vostell décollageert voorwerpen op de ruit van de bus. De bussen worden dan met een waterstraal schoongemaakt. Het volgende deel vindt plaats in een fabriekskelder ‘De kunst en het mooie huis’. Er vinden 12 tegelijk verlopende gebeurtenissen in 4 ruimten plaats, waartussen het publiek vrij rondloopt. Het publiek wordt in een andere kelderruimte gelaten, verbaasd laat men zich daar achter tralies sluiten. Daarvoor loopt dan iemand de wacht met een politiehond. Dit deel heet ‘Ligt Birmingham in de VS ?’ Met de bussen gaat nu iedereen weer terug naar Galerie Parnass. In de tuin staan elektrische kookplaatjes waarop Vostell plastic speelgoed vliegtuigjes laat smelten (Décollage à la verticale). In de galerie wordt een banket gegeven ter ere van deze dag door Nam June Paik van ‘the University of Avantgarde Hinduïsm’.
De happenings in Europa hebben eerder een politiek of sociaal aktivistische tendens dan de happenings in Amerika, die veelal plaatsvinden binnen de kunstwereld. Datgene dat in het publiek omgaat, staat meer centraal dan de kunstkontext. De happening wordt een mogelijkheid zich af te zetten tegen de bestaande orde, en om de brave burger die niet begrijpt wat er gebeurt, te shockeren. In de happening kunnen ook bepaalde algemene zaken en problemen aan de orde gesteld worden. Zoals Robert Jasper Grootveld die in | |
[pagina 157]
| |
zijn happenings aandacht vraagt voor het probleem van de nicotineverslaving. Van heinde en ver krijgen zijn aktiviteiten als Anti-rookmagiër publiciteit. Ook Thom Jaspers weet in zijn happenings via het algemene probleem van de luchtvervuiling door de auto en de verkeersonveiligheid door de auto's, ‘de heilige koe’, aan de orde te stellen. In Traffic in Town (zie 65.05.21) wordt een auto totaal gemolesteerd en uit elkaar gehaald. De auto is het symbool voor de welvaart die met zijn heilige koe niets ontziend mensenlevens eist. De Invasie in Weesp van Grootveld en Johnny the Selfkicker is bedoeld om Weesp en vooral de Bijlmermeer bij Amsterdam te trekken. Om de Bijlmer en Weesp door het een toneel te laten zijn van een ‘magische’ happening, net als in Amsterdam, te betrekken bij en deel te laten zijn van het magische gebeuren in de hoofdstad. Als we kunnen spreken van een methode van Grootveld, of beter nog van de methode van de happening, dan is het deze methode die ook de anarchistische groepering Provo aanspreekt. Ook Provo heeft een maatschappelijke gerichtheid, in die zin dat ze de maatschappij in anarchistische richting wil veranderen. Provo weet de massamedia te bereiken door het houden van akties, demonstraties en happenings en door het uitdelen van pamfletten. Deze bevatten de Provokaties en alternatieve witte plannen. De anarchistische groepering Provo wil de politie uitlokken, om daardoor de ‘ware gedaante van de macht’ aan te tonen. Het is zuiver een pragmatisme dat de Provo's met Grootveld gaan optreden.
Het klimaat in Amsterdam is ludiek, speels en artistiek. Een appeltje met een stip erin, het Magisch Centrum Teken, wordt het symbool van de groep semi-kunstenaars, Leidsepleiners en ex-beatniks die in de binnenstad van Amsterdam het middelpunt hebben gevonden van een nieuw bewustzijn. Het zoeken naar andere manieren om high te worden dan met een stickie komt tot uiting als Bart Huges zijn ‘derde oog’ aan het publiek laat zien in de happening Stoned in the Streets (zie 65.01.11). Hij heeft een gaatje in zijn voorhoofd geboord om te bewijzen dat het blootstellen van de hersenen aan de druk van de buitenlucht een natuurlijke high veroorzaakt. De happening is in 1964 de geaccepteerde exponent geworden van de ludieke groep, en elke vorm van anders doen wordt in dit klimaat een happening genoemd. In een act in het Marihuettespel (zie 63.) leidt het roken van niet-hasjies bevattende middelen tot een zozeer veranderd gedrag, dat de oplettende maar argeloze politie bij het uitvoeren van arrestaties bij de neus wordt genomen. De happenings Open het Graf en Stoned in the Streets krijgen vooral hun publiek uit de subcultuur rond het Leidseplein. De publiciteit wordt wel gezocht, maar achteraf. De organisatoren zorgen dat er fotografen, journalisten en filmers aanwezig zijn. Achteraf komen de reportages in de Wereld Kroniek, de Panorama en de Post. De aandacht die de happenings krijgen in de landelijke pers, heeft een alarmerende toon. In de kranten staan de ineffektieve waarschuwingen en de kleinerende uitlatingen van de politie over de relletjesschoppers. Robert Jasper Grootveld, geen politiek aktivist, wel als zodanig in de pers afgespiegeld, voelt zich op een gegeven moment zo onveilig (hoe vaak is hij niet al gearresteerd?), dat hij de wijk neemt naar een veilig Italië voor enige rust. De Amerikaan Kaprow zegt dat de happening handelingen moet bevatten die aan de dagelijkse realiteit ontleend zijn, die eventueel door een op een kanssysteem berustende keuze uit hun verband zijn getrokken. Het publiek neemt geheel deel aan de aktiviteiten. Claes Oldenburg buit de expressionistische mogelijkheden van de happening uit door reële elementen met gefantaseerde elementen uit dromen te verbinden. Deze Amerikaanse happenings vinden plaats binnen de kunstkontext. Lebel wil door zijn happenings de mensen bewust maken van hun frustraties, en hen sociaal en sexueel bevrijden. Wolf Vostell confronteert zijn publiek met een burokratische werkelijkheid als hij ze van de ene naar de andere plaats meesleept. In deze happenings zien we een sociaal aktivisme. In Nederland zien we een heel ander soort happening, doordat het accent meer ligt op een ludieke aktie. De happening is dan een in zich zelf besloten evenement, kennelijk bedoeld voor ingewijden, die een passend gedrag vertonen. Men kan dan ook stellen dat er bij de happenings en bijeenkomsten van Grootveld sprake is van een eenheid tussen zijn optreden en dat van zijn publiek, dat min of meer weet wat het te wachten staat. Men verwacht in de happenings Open het Graf en Stoned in the Streets meegetrokken te worden in een zonderling avontuur. Men laat de kreatieve rol over aan de organiserende en optredende kunstenaars, en aan de priester en magiër Grootveld. Het publiek vormt een aktief klankbord, dat zich gemakkelijk laat ophitsen en opzwepen, dat de stemming geeft en de leuzen gescandeerd overneemt.Ga naar eind8
Albert Kuiper Talitha Schoon | |
[pagina 158]
| |
Fluxus Preview/Review Roll, 1963, 166 × 10, archief Dorothee Meyer
|
|