Waddinxveen.
Blook, klomp (voetbekleeding).
Kreen, hoogst net, zorgvuldig, nauwlettend, nauwluisterend. In de actieve
beteekenis wordt het geconstrueerd met op (‘kreen op zijne
meubelen’, ‘erg kreen op het eten’) en met van, om de zaak
uit te drukken, waarvan men een afkeer heeft (‘kreen van stof, van eten, dat naar den rook smaakt of een weinig aangebrand is.’) ‘Melk is erg kreen van het onweder: reeds bij een klein buitje wordt ze zuur,’ ‘Zij kan niet
helpen, dat die spijs is aangebrand; want zij heeft herhaaldelijk iets anders moeten doen, en
het is zulk een kreen eten, men zou er voortdurend bij moeten blijven staan.’
Het houten steigertje aan het water, waar de vrouwen wasschen en spoelen, heet de stoep.
Kleine vogels, musschen, spreeuwen, heeten altegader vinken.
De catechisatie, ook de catechisatiekamer, heet algemeen de leering (‘leering houden’, ‘op de tweede leering gaan’, ‘iets in de leering laten liggen’).
Aardig, in den zin van vreemd, zelfs bepaaldelijk van onaardig.
‘Er aardig uitzien’, ‘aardig tegen iemand doen’, ‘een aardige behandeling’, in ongunstigen zin, nogtans niet ironice.
Ook hier wordt in de volksklasse bij velen de h aan het begin van een woord
gehoord, dat met een klinker, en daarentegen weggelaten aan het begin van een woord, dat met
een h begint.