Onze volkstaal
(1882-1890)–Taco H. de Beer– Auteursrechtvrij
[pagina 247]
| |
Naschrift.Ga naar voetnoot1)Op het Taal- en Letterkundig Congres te Antwerpen werd na eene welsprekende rede en een kort maar zeer belangrijk debat een Commissie benoemd, die zich zou bezighouden met het samenstellen, althans met het voorbereiden der samenstelling van een Nederlandsch Idiotikon, met prof. Kern tot Voorzitter. In 1878 op het Congres te Kampen bleek er door die Commissie nog niets gedaan te zijn, maar prof. Heremans kon er met voldoening op wijzen, dat hijzelf met zijne medebestuurders der Zuidnederlandsche Maatschappij van Taalkunde de handen aan het werk hadden geslagen en wedstrijden hadden uitgeschreven, waarvan zij alle reden hadden gehad, den uitslag te prijzen. Het is thans genoeg bekend, welke kostbare lexica we nà De Bo (dat eerlang in herdruk verschijnt) we thans in Zuidnederland bezitten. Zoover was men op 24 Augustus 1878. Intusschen had ik in 1877 het tijdschrift Noord en Zuid opgericht en in het prospectus, in de 1e afl. opgenomen, schreef ik: ‘In een aanhangsel worden de bouwstoffen voor een idiotikon bijeengebracht, eenvoudig om ze te bewaren tot den tijd, dat de hand aan het werk wordt geslagen, om den bijeengebrachten voorraad te ordenen.’ Het tijdschrift had groot succes; reeds de 2e jaargang moest een vierde meer omvang hebben, dan de 1e en bij 't einde van den 4den jaargang was er geen plaats meer voor het bovengenoemde Aanhangsel en werd besloten aan de dialecten een afzonderlijk tijdschrift te wijden. Groot was de belangstelling, die ik bij de oprichting ondervond. Vooral prof. Kern had de vriendelijkheid mij met raad en daad krachtig bij te staan, terwijl ook prof. Cosijn en prof. Gallée ernstig hulp verleenden. Prof. Heremans en prof. Symons, zoowel als Dr. Beckering Vinckers beloofden mij hunne hulp en zoo verscheen de 1e afl. van Onze Volkstaal. Reeds bij het bekend worden van het prospectus ontving ik de levendigste bewijzen van belangstelling en instemming uit Noord- en | |
[pagina 248]
| |
Zuidnederland, uit Duitschland van de uitnemendste geleerden, uit Zweden en enkele uit Engeland en Amerika. Die belangstelling buiten 's lands bleef zich uiten in brieven en vriendelijke zendingen; in het binnenland uitte zij zich door het toezenden van stapels handschriften. De geleerden hebben zonder onderscheid mij steeds geholpen en gesteund, zoovaak ik daarom vroeg; vooral prof. Kern heeft heel wat stukken gelezen en mij menig uur van zijn kostbaren tijd voor besprekingen en toelichtingen geschonken. Ook op zijn advies en den steun van prof. De Vries en andere bestuursleden der Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden verleende genoemde Maatschappij twee jaar lang subsidie voor de uitgave van dit tijdschrift, toen reeds het tweede jaar al de redactie-arbeid door mij verricht werd zonder eenige belooning en met groote uitgaven aan schrijfloonen, vrachten, porten en reiskosten. De belangstelling in het buitenland bleef zich uiten in brieven en tijdschriftartikelen en ons tijdschrift werd spoedig in de belangrijkste studiën aangehaald zelfs met groote waardeering in Techmer's Internationale Zeitsch. für allg. Sprachwissenschaft. De heer Louis D. Petit bewerkte voor ons tijdschrift eene Bibliographie der Nederlandsche dialekten, waarmede de weg gebaand was tot de omvangrijkste dialectstudien. Talrijke belangstellenden zonden ons handschriften en woordenlijsten; enkelen begonnen wetenschappelijke taalstudien ten einde het dialect hunner streek te beschrijven en.... zoo werkten we negen jaar en konden in plaats van negen deelen er niet meer dan drie doen verschijnen, omdat er geen geldelijke offers meer konden gebracht, mochten gevraagd worden. En zoo eindigt dan met deze aflevering het derde en laatste deel van ons tijdschrift! De weinige bladzijden, die ons resten, wenschen we te besteden aan een warm beroep op onze landgenooten, dat ze nog in tijds de handen aan 't werk slaan en zich spiegelen aan onze Zuidelijke broeders, die een rijken boekenschat aan Idiotikons bezitten, terwijl onze bibliographie behoudens den arbeid van Winkler en de Friesche lexika, niets bevat dan kleine proeven, vaak zeer verdienstelijk, maar toch niets meer dan bijdragen tot het groote werk, dat naar te vreezen is, niet zal geschreven worden. Waar thans zooveel arbeid onbetaald geleverd werd, was het nog niet eens mogelijk de kosten te dekken, wat zou het zijn, als de arbeid van eenige jaren | |
[pagina 249]
| |
betaald moest worden en de groote drukkosten van een Idiotikon kwamen daarbij! De staking van ons tijdschrift berooft ons van de vele kleine bijdragen, die ieder voor zich weinig waarde hebben, maar als bijdrage tot het geheel van veel beteekenis zijn; berooft ons voor een Idiotikon van de hulp dier belangstellenden, die zonder omvangrijke studie of lang nazoeken, toch gaarne hun penninksken bijdragen tot den algemeenen schat. Van deze laatsten geven we hier ten slotte enkele bijdragen als: |
|