Laat je maar kisten. Laat alle hoop maar varen. |
Komt s'an! Eigenlijk: ‘Daar komt zij aan!’ Waarschuwend geroep voor
overtreders van eene of andere bepaling. |
Maffen = slapen, ook elders bij het Leger in gebruik. |
Oudje. Ieder die baar af is, dus cadet van het tweede
of later verblijfjaar. |
Paardenkrurferij = onderwijs in de paardenkennis. |
Pet-af! Waarschuwend geroep, synoniem met komt s'an,
en in gebruik genomen toen deze laatste uitdrukking verboden was. |
Piekfijn, uitstekend. Bv.; ‘Dat is een piekfijn opstel!’ bijzonder
mooi, b.v.: een piekfijne jas. |
(je) Pik stinkt = de lamp stoomt. |
de Pootenzaal = zaal 5 in de infirmerie, waar de cadetten, die zich aan
handen of voeten bezeerd hebben, verpleegd worden. |
Postiek = burgerkleeding. |
Postieker = burger. |
Puntje! in een zin als: Hij is 'em 'n puntje! ook wel het geroep:
‘Puntje!’ synoniem met haasvreten. Het is eene nog jeugdige uitdrukking op Haagschen bodem
geboren. |
Puppen, Rooken. (Verouderd). |
de Schuit. De zaal voor strafexercitie. (Verouderd; het strafexerceeren
is afgeschaft). |
Slaadje. Pruim tabak. (Verouderd; de cadetten pruimen niet meer, maar
rooken des te dapperder). - Ook zeeterm. |
Stal of ziekenstal = ziekenzaal (infirmerie). |
Sterrekijken. Vond, evenals keeren, eertijds eene
veelvuldige toepassing bij het baren. Tot het ondergaan dier straf
projecteerde zich de patient rugwaarts op den vloer. Boven zijn gelaat hield men de eene pijp
van een pantalon, waarna men door dezen geïmproviseerden telescoop eene kan water wierp. |
Spieren. Bij een examen van ongeoorloofde middelen gebruik maken.
(Wellicht ook in het leger en elders in gebruik). |
Spiertje, Stukje papier met korte aanteekeningen voor bovenbedoeld
gebruik. |
Spuit = geweer (wellicht ook bij 't leger). |
een Uitschijter = een standje, een uitbrander. |
Verticaal zetten. Doel als voren. Bij deze straf, waarbij zich eveneens
de patient te bed bevindt, neemt men zijne krib bij 't voeteneinde op en laat haar om het
hoofdeinde opwaarts scharnieren tot de grootst mogelijke helling. Deze manoeuvre, die niet
gevaarlijk is berust zuiver op de angst. |
Voedering der wilde dieren. Het eerste souper na het groot verlof,
waarbij de nieuw aangekomonen tegenweordig zijn. Dit souper mag bijgewoond worden door ouders,
vreemden en belangstellenden. |
Vossen = studeeren. |
Voshengst. Iemand, die zich daaraan ijverig wijdt. |
Walletjes pakken. Wandelen op de thans geslechte wallen. |
Wollen. Slapen. (Verouderd). |
Wollert. Slaper. (Verouderd). |
Ziekenpreek = ziekenvader. |
Zwammen. Kletsen. Zwampot = kletspartij. |