Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vogeltje Grijp (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vogeltje Grijp
Afbeelding van Vogeltje GrijpToon afbeelding van titelpagina van Vogeltje Grijp

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.98 MB)

Scans (8.36 MB)

ebook (5.65 MB)

XML (0.17 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vogeltje Grijp

(1945)–Joh. H. Been–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

Elfde hoofdstuk
Waakzaam en mr. Reineke

DEN volgenden dag was mr. Reineke heel den morgen en een gedeelte van den middag druk in de weer met timmeren en het aanbrengen van touwen.

Zijn verloofde stoorde hem niet in zijn bezigheden, eenvoudig omdat zij het meer dan druk had met het uitkiezen van een avondtoilet.

Koeni, die veel smaak had, moest haar nu en dan helpen, en werd ook af en toe door mr. Reineke als knechtje gebruikt. Eerst tegen den middag lieten beiden hem vrij, want hij moest er toch ook voor zorgen, er vanavond bij het groote diner wat toonbaar uit te zien. Zoo stiekum mogelijk zocht hij de deur uit te komen, om uit zijn hol de beste kleeren te halen, een beetje angstig, dat Waakzaam hem zijn brutaliteiten van gisteren zou inpeperen.

Dat liep echter beter voor hem af, dan hij gevreesd had.

Wel hief Waakzaam dadelijk den kop op, toen hij de deur van het belegerde huis hoorde opengaan, maar toen hij zag, wie er uitkwam, lei hij zich weer rustig neer, vastbesloten, om zich door geen konijntje of door welk ander schepsel ook, van zijn post te laten lokken. Zoodat zonder eenig ongeval het konijntje, fraai in het pak gestoken, na eenigen tijd weer in het huis van Zéphyrine kon terugkeeren.

Nu kan men zoo vastbesloten zijn als men wil, er kunnen zich omstandigheden voordoen, die alle plannen en voornemens in de war sturen.

Dat was ten minste het geval met Waakzaam, toen hij in den namiddag weer de deur hoorde opengaan, en zoowaar

[pagina 100]
[p. 100]

niemand minder naar buiten zag komen dan het speelmakkertje uit zijn kinderjaren, het mooie poesje zelf.

Hij lette er niet eens op, dat Koeni haar volgde; hij zag Zéphyrine en deze alleen.



illustratie
'Eén woordje maar, een goed woordje!' bad Waakzaam.


Onmiddellijk was hij bij haar.

'Zéphy.... lieve Zéphy....'

Even liet zij haar blikken langs hem glijden.

Ja, dat was toch weer Waakzaam, haar aardige, gezellige Waakzaam, nu hij er niet meer zoo woest en dreigend uitzag, en haar met die goede, trouwhartige oogen smeekend aankeek.

[pagina 101]
[p. 101]

Jammer toch, dat hij zoo diep gevallen was, en zooveel slechte daden bedreven had.

Zij kon voor haar fatsoen nooit meer met hem omgaan, en al viel het haar goed hartje nog zoo zwaar, zij wendde zich van hem af.

Waakzaam echter verloor den moed niet. Hij volgde haar en bleef spreken, aldoor spreken van den goeden, ouden tijd, toen zij beiden gelukkig waren en van elkander hielden.

Koeni liep bevend en sidderend naast zijn nicht. Waar zou dit avontuur nog op uitloopen?

'Ach toe, Zéphy.... Eén woordje maar, een goed woordje!.... Ik heb er toch zoo naar verlangd je terug te zien. Altijd heb ik aan je gedacht,' bad Waakzaam.

Ze kon het haast niet meer uithouden om den armen stakker dat eene goede woordje te onthouden.

Ongelukkig kwam het haar terzelfder tijd in de gedachten, hoe mr. Reineke haar voor de vleitaal en de valschheid van Waakzaam gewaarschuwd had.

'Hij wil je geld, en dàt alleen!' had de vos haar zóó dikwijls voorgehouden, dat zij het tenslotte had geloofd.

Zij greep den arm van Koeni.

'Laten wij wat doorstappen!' zei ze.

'Is dat je eenige woord, Zéphy?' bad Waakzaam.

Ze verwaardigde hem met geen blik en nog veel minder met een woord.

'Je moest je schamen,' barstte nu Koeni uit, 'om het op de openbare straat een dame als mejuffrouw Zéphyrine lastig te maken!'

Waakzaam keek de vriendin uit zijn kinderjaren strak aan, hoe zij ook zijn blik zocht te ontwijken.

'Is dat ook jou meening, Zéphy?'

'Ja,' sprak ze kortaf.

Toen vond Waakzaam het beneden zijn eergevoel, om zich nog langer te vernederen.

'Vaarwel, Zéphy,' gromde hij. 'Ik wil je allerminst tot last zijn. Men heeft leelijke dingen tegen je gezegd over je speelkameraad, maar de tijd zal komen, dat je oogen open

[pagina 102]
[p. 102]

zullen gaan.'

Zéphyrine haalde de schouders op, en dat griefde Waakzaam meer dan hij verdragen kon.

Kortweg draaide hij zich om, en de ooren in den nek en den staart tusschen de pooten, keerde hij langzaam naar zijn wachtpost terug.

Daar aangekomen, was zijn eerste blik naar het huis van Zéphyrine.

Ineens veranderde geheel zijn houding. De kop ging omhoog, de fijne, fluweelachtige ooren staken scherp vooruit, de donkere oogen kregen een groenachtigen weerglans.

De deur van het huis was open!

Zou de vos hem weer ontsnapt zijn?

Dan.... zou hij zijn spoor volgen, het spoor, dat nog versch moest zijn. En vinden zou hij hem, al moest hij er het leven bij verliezen.

Want nu, nu vooral, na die ontmoeting met zijn vroeger speelmakkertje, moest hij rekenschap vorderen van hem, die haar hart vergiftigd had door leugen en bedrog.

Hij.... wàs al bij het huis,.... snuffelde en snuffelde.... Geen spoor!

O, maar dàn moest de vos nog in het huis zijn.

Waakzaam snelde er in, doorkruiste de benedenverdieping, altijd er acht op gevende, dat de vos intusschen niet ontsnappen kon.

Niets!

Nu naar boven.

Hoor.... een zacht gekreun!

Wat kan dat zijn?

Hij snelde den kant uit vanwaar dat gekreun tot hem gekomen was, stootte de deur open, en daar, op een ledikant vlak bij den muur, zag hij mr. Reineke liggen, zich in allerlei bochten wringende van de pijn.

Op den drempel was Waakzaam blijven staan.

Mr. Reineke wenkte hem.

De rugharen van den hond gingen neer, de fosforgloed verdween uit zijn oogen.

Op een wenk van mr. Reineke trad hij behoedzaam naar

[pagina 103]
[p. 103]

het ledikant.

'Kom naderbij!' fluisterde de vos met zwakke stem.

Waakzaam deed het, maar bleef toch op zijn hoede voor een mogelijken streek van den vos.

Deze scheen dat te bespeuren.



illustratie
Op een ledikant vlak bij den muur zag hij mr. Reineke liggen.


'Ben je bang.... voor een stervende!' fluisterde hij, en het kostte hem zelfs moeite deze paar woorden uit te brengen.

'Stervende?'

Waakzaam ontroerde er van. Al zijn toorn en woede waren verdwenen. Zijn goed hart, altijd bereid om een noodlijdende zooveel mogelijk bij te staan, kwam weer boven.

'Hoe is dàt gekomen?' vroeg hij vol medelijden.

'Plotseling.... De straf voor mijn boosheden.... Ik heb je veel kwaad gedaan, Waakzaam.'

[pagina 104]
[p. 104]

'Praat me daar toch niet van, mr. Reineke! Zeg liever, waarmee ik je helpen kan.'

'Helpen?' zuchtte de vos. 'Ik vrees.... dat ik.... niet meer te helpen ben.... O, die brandende pijn hier!'

En met een trage beweging, welke bewees hoe zwak hij was, bracht hij den rechtervoorpoot op de plaats waar zijn hart klopte.

'Ja maar,' riep Waakzaam uit, 'dat kan zoo niet blijven!.... Ik spoed me om den dokter te halen.'

Met de uiterste inspanning van al zijn krachten wenkte mr. Reineke hem terug.

'Ben je Zéphyrine niet tegengekomen met Koeni?' stamelde hij, en men kon zien, dat het spreken hem ontzaglijk moeilijk viel.

'Ja!'

'Die.... ging dr. Aap halen.... O, die pijn, die pijn!' Waakzaam sloeg de oogen neer.

'Slechtaard, die ik was om haar nog op te houden!'

De vos deed een poging om te glimlachen.

'Slechtaard?.... Niet jij, maar ik ben er een, Waakzaam.'

Waakzaam voelde een diep medelijden met den stervende. Hij schikte zijn kussens wat goed en trachtte de dekens, die door het woelen van den doodsbenauwde in wanorde waren geraakt, weer een weinig in orde te brengen.

'Vergeef je me, Waakzaam?'

'Och kom! We hebben allen onze tekortkomingen!'

'Neen, neen.... je moet het me zeggen. Anders kan ik niet rustig sterven.'

'Praat daar nu alsjeblieft maar niet over, arme Reineke! Heusch, zeg liever, of ik je ergens mee van dienst kan zijn.' 'Ach, wat ben je goed!.... Ik.... ik heb zoon dorst.' 'Water!' riep Waakzaam uit, 'waar is water?'

En hij zag de kamer rond, maar ontdekte nergens het zoo vurig verlangde.

''t Is daar,' fluisterde de vos.

'Waar?'

'Zie je die holte in den muur.... ginder?'

[pagina 105]
[p. 105]

'Ja!'

'Daar is water in.'

'Hoe kom ik er bij?'

'Klim op die bank.'



illustratie
'Niet jij, maar ik ben een slechtaard, Waakzaam.'


'Goed en wel, maar ik zie geen glas of kroes!'

'Dat.... is ook.... niet noodig!' stamelde de vos op al flauwer en flauwer wordenden toon, die het naderend einde voorspelde.

[pagina 106]
[p. 106]

'Maar je vergaat van dorst, arme kerel!'

De vos sloot de oogen. Hij fluisterde wat, maar Waakzaam kon hem niet meer verstaan.



illustratie
Vlug trok mr. Reineke aan een koord.


Daarom legde hij zijn oor vlak op den mond van den stervende.

Toen verstond hij het.

[pagina 107]
[p. 107]

'Doop je poot.... in die holte.... en bevochtig dan mijn lippen.... Ik.... zal je er voor zegenen.'

Dadelijk sprong Waakzaam op, hupte op de bank, maar moest nog heel hoog reiken voor hij zijn poot in die holte kon steken.

Nauwelijks echter had hij dien er in, of vlug trok mr. Reineke aan een koord, en Waakzaam voelde zich den poot vastklemmen in een stevigen strik.

Schaterlachend wipte mr. Reineke van zijn sterfbed, bond het koord stevig aan een spijker vast, en zich tot den van schrik en verontwaardiging als verstomden Waakzaam wendende, riep hij uit:

'Amuseer je in je eentje, beste Waakzaam, en geloof voortaan niet meer zoo spoedig in het plotseling berouw van een vos!'

En zonder zich een oogenblik langer om Waakzaam te bekommeren, die in een zeer moeilijke houding vastgebonden was aan dien strik in de muurholte, snelde hij de kamer uit.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken