trouwen?'
'Hè toe, zeg 't nu alsjeblieft dadelijk!' verzocht het nieuwsgierige poesje.
Koeni zei niets, maar z'n oogen keken brandend van nieuwsgierigheid den slimmen vos aan.
Deze lachte daarom en ging toen voort:
'Dat geheim is juist voor jou, mijn lieve Zéphyrine.'
'Wil ik soms de kamer uitgaan?' vroeg Koeni bescheiden. 'Welneen, m'n jongen,' zei mr. Reineke erg beschermend, 'jij hoort tot de familie, en je hebt je vandaag zoo dapper gehouden, dat je wel een belooning mag hebben.'
'Toe, zeg het nu gauw,' drong Poesje ongeduldig aan.
'Hoor dan goed toe, Zéphyrine. Die mooie en schatrijke jongejuffrouw Grijp, dochter van zulk een groot en machtig heer, heeft zich al een vriendin uitgekozen.'
'En wie is dat?'
'Jij!'
'Ik?'
'Ja!'
'Hoe kan dat? Ze heeft me nooit gezien.'
'Ze heeft van je gehoord, kind.'
'O, mr. Reineke.... dan ben jij weer aan het babbelen geweest! Geloof je ook niet, Koeni?'
Deze knikte glimlachend van ja.
'En welke domme dingen heb je van me gezegd?' vroeg Zéphyrine, die mr. Reineke het ridderlijkste schepsel ter wereld vond.
'Dat.... dat zeg ik je niet.'
'Hè, hoe kinderachtig!'
'Kinderachtig of niet.... ik zwijg daarvan.'
'O, Koeni, zie jij daar dan eens bij dien plaagzieken mr. Reineke achter te komen.'
'Wel nicht! Als hij 't u niet wil zeggen, dan....'
'Dan' - zoo vatte mr. Reineke weer het woord op, 'moet je 't maar vragen aan de erfdochter van vogeltje Grijp zelf.'
Zéphyrine trok een lipje, alsof ze gebelgd was.
'Hoe zou ik ooit met zulk een voorname dame in aan-