dat u haar met ons kennis wilt laten maken.'
'Dat is te zeggen.... Ik moet eerst eens weten, wie hier alzoo wonen, begrijpt u?'
Ja, mevrouw Ekster begreep het.
'Wat ik dus zeggen wilde.... u kunt me verbazend op de hoogte brengen, mevrouw. Zoo zou ik willen weten, of er zich hier jonge dames van haar stand bevinden, met wie zij kan omgaan.'
'Dat zou ik denken, Uwe Hoogheid! Daar heeft men bijvoorbeeld mejuffrouw Zéphyrine....'
'Hé.... wat zegt u?'
'Mejuffrouw Zéphyrine, een alleraardigst en welopgevoed poesje.'
'Hm, hm!.... En is die in staat lieden van mijn stand te ontvangen?'
'Daar kan Uwe Hoogheid gerust op zijn, want Zéphyrine wordt de rijkste erfdochter van deze streken genoemd.'
Meneer Grijp barstte in een onbedaarlijk lachen uit.
'Pardon, mevrouw! Het is zeker niet beleefd, wat ik daar doe, maar ik kon mij onmogelijk bedwingen.... De rijkste erfdochter, zegt u?'
'Nu ja, vóór haar ouders overleden waren.'
'Neen, neen, dàt bedoel ik niet. Ik leg den nadruk op het woordje rijkste. Is zij zoo rijk?'
Een weinig aarzelend door het zonderling gedrag van vogeltje Grijp, gaf mevrouw Ekster een toestemmend antwoord.
'Belachelijk!' riep meneer Grijp uit, volgens zijn gewoonte alweer het hoofd schuddend.
Toen zei hij ineens:
'Mag ik u verzoeken even binnen te komen?'
Mevrouw Ekster aarzelde.
Verwonderd zag vogeltje Grijp haar aan.
'Zou u soms....?'
'Neen, neen!' haastte zij zich te zeggen, en volgde haar gastheer in diens woning.
Neemaar, zóó iets had het goede schepseltje nog nooit aanschouwd; wat zeg ik? niet eens in haar stoutste droomen