je tot nu toe gedaan hebt, je gevaar loopt te blijven zitten.' Poesje glimlachte fijntjes. Ze dacht aan Waakzaam.
't Was, alsof mevrouw Ekster in haar hart gelezen had, want dadelijk liet zij er op volgen:
'Dien Waakzaam zou ik maar uit m'n gedachten zetten, kind!'
Zéphyrine vond dien raad lang niet vriendelijk, maar zag mevrouw Ekster aan, alsof ze haar niet begreep.
'Ja, ja, kind! Ik heb meer van die jonge spring-in-'t-velds de wereld zien ingaan, om nooit weer terug te komen naar het meisje, aan wie zij trouw beloofd hadden.'
'Maar Waakzaam is trouw....'
Dat kwam bij Zéphyrine over de tong, zonder dat ze er erg in had.
Ze sloeg dadelijk in verwarring de oogen neer en had er wàt een spijt van, dat ze zoo voortvarend was geweest.
Het hielp haar niet veel, want mevrouw Ekster ging onbarmhartig voort:
'Als Waakzaam zoo trouw was, zou hij al teruggekeerd zijn.'
Zéphyrine voelde de tranen in haar oogen komen.
O ja, waarom bleef Waakzaam zoo vreeselijk lang weg, waarom liet hij niets van zich hooren?
Ze slikte haar tranen in, en met geweld haar leed onderdrukkende, merkte ze handig op:
'U had nòg een reden, mevrouw.'
'Wat?.... Hoe....?' stamelde mevrouw Ekster, die haar niet dadelijk begreep.
Poesje moest daar toch even over glimlachen.
'Wel, over de bezwaren van dat jong-zijn!'
'O ja, dat's waar. Mijn eerste bezwaar ken je nu....'
'En heb ik al opgelost, mevrouw.'
Mevrouw Ekster schudde het hoofd.
'Kind, kind!.... Enfin, daar wil ik nu verder het zwijgen toe doen.'
'Alsjeblieft, mevrouw. Ik wacht nu op het noemen van het tweede bezwaar.'
'Dat wil ik je dadelijk doen kennen, mijn beste Zéphy. Het