Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 277]
| |
12. CommentaarAnne de Merveil is een van de vele onbekend gebleven vrouwen van wie niets achterhaald kon worden. Zelfs Loeberia die soms toch aantekeningen geeft in haar heruitgave van de Opuscula (1749) weet bij haar niets te melden. Ook het spoor naar haar overleden man Prosting (of is Prosting een plaatsnaam?) loopt dood. We moeten het dus doen met deze brief. Anne de Merveil schreef zelf een brief en daar reageert Van Schurman nu op. Waarschijnlijk woonde Anne de Merveil ergens in Nederland en behoorde ze tot de hoogste kringen. Ze is immers douairière, dat wil zeggen adellijke weduwe. Nu zit ze diep in de put, ja is wanhopig door grote tegenslagen. Graag zou ze hebben dat Van Schurman naar haar toekomt om haar een beetje te troosten. Van Schurman troost haar nu in deze brief met haar zware verlies. Dat doet ze met bijbelteksten. Verder hoopt Van Schurman dat Anne de Merveil in Utrecht haar domicilie komt zoeken, nadat ze zich ontdaan heeft van haar te grote en drukke hofhouding. Dan kan ze haar door haar aanwezigheid beter troosten, maar dan is ook de dochter van Anne de Merveil, aangeduid door mevrouw N.N., dichtbij. In haar ‘zoete’ gezelschap hebben Van Schurman en zij elkaar urenlang kunnen onderhouden met aantrekkelijke gesprekken. Opvallend is dat Van Schurman hier in deze brief in tale Kanaäns spreekt, bijvoorbeeld: Lors que l'Espoux de nos ames se tient derriere la muraille et qu' il luy plaist de retenir pour quelque temps l'influence de ses graces et consolations divines.Ga naar voetnoot564 Wanneer de bruidegom van onze zielen zich verborgen houdt achter de muur en het hem behaagt om een tijdje de invloed van zijn genade en goddelijke vertroostingen achter te houden. We weten dat Van Schurman in veel Nederlandse geschriften een religieuze taal gebruikt die later tale Kanaäns genoemd is, zowel in proza als in poëzie.Ga naar voetnoot565 De vraag die ik in 1992 op grond van haar overwegend vrome Nederlandse werk stelde was of Van Schurman het Nederlands in haar | |
[pagina 278]
| |
nader-reformatorische periode (ca. 1636-ca.1669) als enige geloofstaal gebruikte.Ga naar voetnoot566 De brief aan Anne de Merveil is een tegenvoorbeeld en laat dus zien dat ze ook het Frans als geloofstaal gebruikte. Zoals ook in andere gevallen blijkt de taal van de briefwisseling afhankelijk van de adressaat. |
|