Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
Deel III vertalingen en commentaar | |
[pagina 202]
| |
Latijnse brieven | |
[pagina 203]
| |
1. Brief van Frederik Spanheim: Woord aan de lezerFrederik Spanheim groet de lezer.
Lezer, u heeft hier een werk zoals vorige eeuwen niet gezien hebben en dat, zoals het dient tot geluk en glorie van onze eeuw, ook eens bewonderd zal worden door het nageslacht. Als enig land laat Nederland u een jonge vrouw zien die niet alleen bedreven is in talen die het gebied zijn van de geleerden, maar die ook ervaren is in bijna alle takken van geleerdheid, een jonge vrouw wier verstand en veelomvattende geest in alle zaken zo te bewonderen zijn dat men haar terecht de beste poging van de natuur in deze sekse kan noemen. Bij die sieraden komen nog ontelbaar andere zaken die nauwelijks allemaal opgesomd kunnen worden. Zo verkwistend heeft de goedgunstigheid van God zich in één hoofd uitgegoten. En waar haar zo'n onmetelijk verstand ten deel is gevallen, dat het voor niets ontoegankelijk is, is haar bovendien een buitengewone hand geschonken die zich wonderbaarlijk schikt naar haar voortreffelijke gids. Haar verstand kan haar geen opdracht geven die haar hand niet op elke manier kan weergeven tot voortdurende verbazing van alle aanschouwers. Maar deze gaven zijn veel minder waard in vergelijking met degene die zij het belangrijkst acht en waarover zij meer dan enig ander beschikt: vroomheid en bescheidenheid en een verbazingwekkende en navolgenswaardige heiligheid van zeden en leven. En hoe prijzenswaardig zij ook is, toch verkiest zij allesbehalve om geprezen te worden. En ook hierin is zij boven alle lof verheven. Lezer, denk echter niet dat die zeer edele Maagd uit eigen beweging in de openbaarheid treedt. Zij komt niet uit zichzelf tevoorschijn, maar ze is tot de openbaarheid gedwongen door diegenen die van mening waren dat het van openbaar belang is dat zoveel deugd niet helemaal verborgen blijft. En zeker, wat hier voor uw ogen ligt, dat is haar eerder ontwrongen, dan van haar kant opgedrongen. Sommige brieven zijn afkomstig uit de brievenkistjes van anderen die haar meest elegante en inderdaad in elk letterteken onvergelijkbare hand bewaard hebben, net zoals eksters hun goud.Ga naar voetnoot380 U mag deze uitgave volstrekt niet wijten aan mijn nieuwsgierigheid of ledigheid, maar aan de | |
[pagina 204]
| |
smeekbeden van enige van mijn zeer voortreffelijke vrienden die mij er dringend om verzocht hebben en tevens aan mijn verlangen om iedereen tot de serieuze navolging van zo'n voorbeeld te prikkelen. U zult ook zien dat deze tiende muze met uiteenlopende vragen ertoe aangemoedigd is om haar hoogst gezegend verstand te tonen en om haar rijkdom te verklaren. U, lezer, bewonder samen met mij deze geest die zelfs de bewondering van koninklijke geesten afgedwongen heeft, en acht dit ook als uw voornaamste sieraad wat deze in vrouwengewaad gehulde doctor in de kunsten der Muzen en Gratiën met haar voorbeeld als met haar pen leert en tevens als haar voornaamste sieraad beschouwt, namelijk vroomheid en deugd.
Leiden, 15 juli 1648. |
|