Klein werk: de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica van Anna Maria van Schurman (1607-1678)
(1997)–Pieta van Beek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
3. De Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, prosaica et metrica3.1 OntstaanIn 1648 verscheen er te Leiden een merkwaardig boek onder de titel: Nobilissimae Virginis Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica Prosaica et Metrica: Klein werk in proza en poëzie in Hebreeuws, Grieks, Latijn en Frans van de edele, jonge vrouw Anna Maria van Schurman. Merkwaardig, niet alleen omdat het van een vrouw was, maar ook omdat het in Hebreeuws, Grieks, Latijn en Frans geschreven was. De uitgave was verzorgd door Frederik Spanheim (1600-1649), professor theologie te Leiden. In zijn voorwoord schrijft hij dat een paar goeie vrienden hem gedwongen hebben om het te publiceren. De schrijfster, een jonge vrouw, zou te bescheiden zijn om zelf naar een uitgever te gaan. Spanheim beveelt in zijn brief aan de lezer het boek en de schrijfster als volgt aan: Habes hic, Lector, Opus, quale superiora secula non videre, et quod ut ad felicitatem et gloriam aevi nostri pertinet sic pertinebit aliquando ad admirationem posteritatis [...].Ga naar voetnoot79 Lezer, u heeft hier een werk zoals vorige eeuwen niet gezien hebben en dat, zoals het dient tot geluk en glorie van onze eeuw, ook eens bewonderd zal worden door het nageslacht. Als enig land laat Nederland u een jonge vrouw zien die niet alleen bedreven is in talen die het gebied zijn van de geleerden, maar die ook ervaren is in bijna alle takken van geleerdheid, een jonge vrouw wier verstand en veelomvattende geest in alle zaken zo te bewonderen zijn dat men haar terecht de beste poging van de natuur in deze sekse kan noemen. Bij die sieraden komen nog ontelbaar andere zaken die nauwelijks allemaal opgesomd kunnen worden. Zo verkwistend heeft de goedgunstigheid van God zich in één hoofd uitgegoten [...]. Maar deze gaven zijn veel minder waard in vergelijking met degene | |
[pagina 42]
| |
die zij het belangrijkst acht en waarover zij meer dan enig ander beschikt: vroomheid en bescheidenheid en een verbazingwekkende en navolgenswaardige heiligheid van zeden en leven. En hoe prijzenswaardig zij ook is, toch verkiest zij allesbehalve om geprezen te worden. En ook hierin is zij boven alle lof verheven. Lezer, denk echter niet dat die zeer edele Maagd uit eigen beweging in de openbaarheid treedt. Zij komt niet uit zichzelf tevoorschijn, maar ze is tot de openbaarheid gedwongen door diegenen die van mening waren dat het van openbaar belang is dat zoveel deugd niet helemaal verborgen blijft. En zeker, wat hier voor uw ogen ligt, dat is haar eerder ontwrongen, dan van haar kant opgedrongen [...]. Inderdaad, een paar jaar eerder was Spanheim zelf al bezig geweest om Van Schurman per brief te bewerken om in te stemmen met een uitgave. Haar antwoord per brief in Latijn van 23 december 1645 is ook in de Opuscula opgenomen: De nugarum mearum editione, quam etiamnum adeo suades, tametsi nihil certi huiusque constituerim: tamen, quia sic tibi visum est, non sustineo consiliis tuis a tam niveo et amico pectore profectis obsistere diutius. Quoniam vero non exigua pars est literarum, quae nihil praeter inanias verborum habent, potiores, quoad fieri poterit, seligendas, et ad te transmittendas curabo. Tu autem plectes, formabis, reformabis prout tibi collibitum fuerit.Ga naar voetnoot80 Over de editie van mijn frutsels waar u steeds maar weer op aandringt, sta ik nog in dubio: toch, omdat u het zo'n goed idee vindt, wil ik niet langer tegen uw advies ingaan. Het komt immers uit uw oprechte en vriendelijke hart. Aangezien er echter veel brieven bij zitten die bijna niets meer dan lege woorden bevatten, zal ik er goed op letten dat, voorzover mogelijk, de beste geselecteerd en naar u opgestuurd worden. Maar verbetert u, ordent en herordent u die brieven naar uw eigen inzicht [...]. | |
[pagina 43]
| |
Ze zwicht voor de dwang en geeft de volmacht aan Spanheim. Toch bekruipt haar een tijdje later de twijfel weer of het wel zo'n goed idee is. Zo horen we haar in mei 1647: Si Oratorum ille maximus Tullius nunquam ad dicendum, ut refert Plutarchus, sine metu accessit, non mirabere, Vir Reverende quod ego ancipiti, ac cunctanti animo in publicum prodire patior id genus epistolarum quae tametsi apud amicos tum ob sermonis privati familiaritatem, tum ob affectus ac cultus mei erga eosdem testificationem facile gratiam aliquam invenerunt: tamen aliis, qui haec tanquam aliena intuebuntur, parum voluptatis fructusque allaturae sunt. Non equidem ignoro quantum tu iisdem ponderis addere tuo calculo ac commendatione valeas: verum quia in tanta ingeniorum animorumque discrepantia vix est, ut non in quorundam reprehensionem incurrant, id caveas rogo, ne plusculum indulgentiae tuae genio obsecutus, de censurae gravitate nimium remittas.Ga naar voetnoot81 Als Tullius (Cicero), de allerbeste spreker allertijden, zoals Plutarchus bericht, altijd nog met knikkende knieën het sprekersgestoelte beklom, verbaast u zich dan niet, heer, dat ik aarzel en twijfel om dit soort brieven te publiceren. Die brieven zijn door vrienden geredelijk in dank aanvaard vanwege de vertrouwelijkheid van een persoonlijk gesprek of als bevestiging van mijn genegenheid en hoogachting jegens hen. Maar vreemde ogen zullen ze weinig nut en vreugde bieden. Ik weet immers al te zeer hoeveel prestige u door uw goedkeuring en aanbeveling aan mijn brieven kunt toevoegen. De mensheid kent echter een grote verscheidenheid aan geesten en gezindheden zodat het nauwelijks te vermijden is dat ze niet onder de kritiek van sommigen zullen doorlopen. Daarom verzoek ik u om er op toe te zien dat u niet al te toegeeflijk en te weinig kritisch zult zijn. Maar Spanheim zette door, keurde de brieven en redigeerde. Hij vroeg ook zelf aan geleerde vrienden of ze hun briefwisseling met Van Schurman naar hem op wilde sturen. Zo schreef hij in een brief van 16 december 1647 aan Johannes Smetius, archeoloog te Nijmegen: | |
[pagina 44]
| |
Nobilissimae Palladis Ultrajectinae scripta hic sunt sub prelo apud Elzevirios. Inserui illis epistolam ad te scriptam, quam tua manu descriptam ad me misis. Si alia habeas, quae ad te dedit, sive prosa sive metro, et ea a me curari velis, faxo ut suo loco collocentur.Ga naar voetnoot82 De geschriften van de hoogedele Utrechtse Pallas zijn hier onder de drukpers bij Elzeviers. Ik heb een brief die zij aan u geschreven heeft en die u met de hand gekopieerd en naar me opgestuurd hebt, erbij gevoegd. Als u nog andere documenten hebt, die ze aan u gegeven heeft, hetzij in proza of poëzie, en als u wilt dat zij door mij bezorgd worden, zal ik zorgen dat ze op de juiste plek geplaatst worden. Smetius voldeed aan dit verzoek van Spanheim, want in de druk van 1652 zijn twee extra brieven van hem opgenomen.Ga naar voetnoot83 Toen de Opuscula in de zomer van 1648 verscheen, schreef Van Schurman op 15 augustus Spanheim dankbaar en blij: Monsieur, | |
[pagina 45]
| |
si pres de son original et qui en eût moins de l'air et de la posture: mais il faut pardonner à la licence des peintres. Heer, de exemplaren van mijn brievenboek die u mij toestuurde, laten zien hoeveel ik u verschuldigd ben voor uw genegenheid en hoffelijkheid die hun zo'n feestelijke geboortedag bezorgd hebben. Ik ben blij dat u geen spijt hebt van al uw inspanning. Dat is hun eerste geluk: maar om het geluk te continueren hebben ze ook nog behoefte aan de welwillendheid van de lezer. Anders is het nutteloos voor het algemeen belang. Ik ben ervan overtuigd dat uw Voorwoord, dat ik als een prachtig standbeeld beschouw dat u ter ere van mij hebt opgericht en een zeer gunstige indruk van mijn studies aan de toeschouwers zal geven, kunt u mij niet meer schitterende tekenen van uw vriendschap geven dan deze waarbij u het publiek als getuige geroepen hebt. Wat betreft het portret dat de drukker er met mijn dichtregels heeft ingezet, ik zag nooit iets wat zijn origineel zo dichtbij kwam en niets wat minder overeenkwam met mijn allure en postuur. Maar men moet de vrijheid van de kunstenaars maar vergeven.Ga naar voetnoot84 Behalve dat hij de brieven recruteerde, bemiddelde Spanheim als editeur bij de uitgever - al eerder hadden de Elzeviers een werk van Van Schurman gedrukt, de DissertatioGa naar voetnoot85. Hij kortte soms brieven in, loste afkortingen op en liet alle adresseringen die op de brieven stonden weg. Een voorbeeld: A Monsieur | |
[pagina 46]
| |
Aan meneer Andreas Rivet Of: Reverende, nobili, Orthodoxie Religionis Aan de eerbiedwaardige, edele en de in de orthodoxe religie en in alle soorten geleerdheid ingewijde, onvergelijkbare Heer Andreas Rivet, niet alleen professor in de doctrine van de heilige theologie maar ook waardig opvoeder van de jonge prins. Spanheim liet ook veel postscripta weg. Een paar voorbeelden, beide uit brieven van Anna Maria van Schurman aan Andreas Rivet: Audio ex amicis quosdam nugarum mearum editione moliri:qua in re ne ipsis operam tuam commendare velis etiam atque etiam rogo. Scis enim (si paucissima quidam excipias) nihil eorum quae hactenus ad te scripsimus, ab ea nota commendari, ut inde aliquid, vel publico utilitatis vel famae meae claritatis accessurum sperari, possit. Salutem vobis omnibus amicissimam omnes quotquot sumus ex animo vovemus.Ga naar voetnoot88 Ik hoor van vrienden dat er van sommige van mijn frutsels een editie wordt voorbereid. Ik vraag u wat dit betreft dringend of u uw werk beschikbaar zou willen stellen. U weet immers (een enkele uitzondering daargelaten) dat geen van de brieven die ik tot nu toe aan | |
[pagina 47]
| |
u schreef daarom [zó] aanbevolen kan worden dat er gehoopt kan worden dat ze iets zullen bijdragen tot het algemeen nut of tot mijn eigen reputatie. Wij allen groeten u allerhartelijkst.
Proxima vice literas dabo ad Sororem meam cuius responsum interim expecto.Ga naar voetnoot89 Bij de eerste gelegenheid zal ik de brieven aan mijn zuster geven van wie ik intussen een antwoord verwacht. Spanheim liet ook al het voor- en nawerk weg van de brieven De Vitae Termino en Dissertatio die respectievelijk apart in 1639 en in 1641 verschenen waren. Soms worden de groeten van tantes en broer weggelaten: Materterae ac Frater meus vos salutant peramanter.Ga naar voetnoot90 Mijn moeien en mijn broer groeten jullie allerhartelijkst.
Materterae te tuamque D. Conjugem ex animo salutant. Idem et ego facio.Ga naar voetnoot91 De moeien groeten u en uw vrouw van harte, en ik ook. Het is voor ons vaak boeiende informatie. Behalve dat Spanheim woorden en zinnen omwisseld heeft (b.v. KB 133 B 8 nr. 20: Sed nimis compertum habeo quod), heeft hij ook geregeld sterretjes ***** gezet voor woorden die in zijn ogen te specifiek waren, waar mensen of landen met name genoemd werden: | |
[pagina 48]
| |
Anne etiam in Galliis wordt: Anne etiam in ****Ga naar voetnoot92 Behalve dat hij woorden verving met sterretjes, veranderde hij ook woorden en zinnen: Aleam nunc subit communis noster amicus D. Voetius quoniam fraternitatis Marianiae Apologistam ut putant aperte in malis artibus convincit Aleam nunc subit eandem *** quoniam nimis (ut putant) aperte *** convincitGa naar voetnoot93 Vergelijk ook: *** heroicam in ReligioneGa naar voetnoot94 en: Neptis eius heroicam in religione constantiamGa naar voetnoot95 Geen enkele editeur ontkomt aan fouten. Ook Spanheim niet. Zo staat er bij een brief van Van Schurman aan Rivet als datum 13 Kal. Febr. 1643Ga naar voetnoot96, maar in het oorspronkelijke handschrift 13 Kal. Jan. 1643. Een rare en slordige fout is ook de brief van Constantijn Huygens die verdubbeld werd vanaf de eerste druk.Ga naar voetnoot97 Frederik Spanheim overleed in 1649. De herdruk heeft hij niet meer mogen meemaken. Die kwam in 1650 uit, eveneens bij het beroemde huis van Elzeviers in Leiden. |
|