hele huis. En bovendien is er westenwind voorspeld met regen. Daarom zit ze nu in de zon met een schrijfmap en op een blauwe enveloppe schrijft ze Frau Herrnrück, daaronder p.a. en de naam van de straat en van de plaats laat ze open, maar wel tekent ze duidelijk in blokletters italië.
‘Ik moet het nog eens uitzoeken,’ mompelt ze, ‘maar in elk geval zal het deze keer Italië worden.’
Ze begint aan de brief. Lieve Moeder, schrijft ze erboven, ik hoor dat u vertrokken bent naar Italië en dat lijkt me een goed idee. Ons land is mooi en groots, en ik weet hoe u gehecht bent aan de Heimat, maar er is te weinig zon en de bossen zijn te somber en als het regent wordt u melancholiek en de namen van onze steden herinneren u te veel aan wat u graag zou willen vergeten, Berchtesgaden, Dachau, Ravensbrück. Ik vind het uitstekend dat u Italië gekozen hebt, u bent te vitaal om er niet op uit te trekken. Zonder twijfel vindt u daar overvloed van zon. U moet zich wel niet te veel aan de hitte blootstellen, zo tegen de tachtig. Is uw haar nog grijzer geworden? Ik kijk u in uw lieve grijze ogen en omhels u. Uw zoon die u nooit vergeet, Werner. De naam schrijft ze er langzaam letter voor letter onder.
Ze wuift even met het papier voor haar gezicht en stopt het in de enveloppe. Uit haar tasje neemt ze een pakje kleurige folders, palmbomen, witte hotels, blauw water, een Romeins theater, villa's tegen berghellingen. Ze duwt haar vulpen tegen haar kin terwijl ze over het gazon tuurt. Een tuinman laadt hooi in een kruiwagen en rijdt er geluidloos mee weg, ze ruikt het hooi. Een zware man laat zich door zijn knieën zakken en valt dan in een krakende rotanstoel. Nu vult de oude vrouw het