De jongen was een bevallige Mulat met heldere oogen en van dezelfde grootte als Henrique, terwijl donkere, krullende lokken hem om het hooge, fiere voorhoofd golfden. Zijn wangen begonnen te gloeien en zijn oogen fonkelden, terwijl hij trachtte te spreken.
‘Massa Henrique!’... begon hij.
Henrique sloeg hem met zijn rijzweep in het gezicht en na hem vervolgens bij den arm gevat en gedwongen te hebben, zich op de knieën te werpen, sloeg hij hem, totdat hij er buiten adem van was.
‘Dáár, brutale leugenaar!’ zei hij, ‘ik zal je leeren, niet tegen te spreken, wanneer ik iets zeg! Breng het paard weer weg en maak het schoon, zooals het behoort.’
‘Jongeheer,’ zei Tom, ‘ik geloof, dat het paard gestruikeld is, toen hij het uit den stal gehaald heeft; het dier is zoo vurig en daarvan komt het, dat het vuil is; ik heb gezien hoe hij het geroskamd heeft.’
‘Houd je mond totdat men je iets vraagt,’ duwde Henrique hem toe, zich op zijn hielen ronddraaiend, terwijl hij vervolgens de trap opklom en met Eva begon te praten, die in haar rijkleed stond te wachten.
‘Lieve nicht, het spijt mij, dat die lompe jongen oorzaak is, dat je moet wachten,’ zei hij. ‘Laat ons hier op deze bank gaan zitten, tot hij terugkomt. Maar wat scheelt je, Eva? Je kijkt zoo treurig!’
‘Hoe kan je toch zoo wreed en zoo goddeloos jegens den armen Dodo zijn?’ vroeg zij half verwijtend.
‘Wreed? Goddeloos?’ vroeg de knaap met ongeveinsde verbazing. ‘Wat meen je daarmee, lieve Eva?’
‘Ik wil niet dat je me lieve Eva noemt, wanneer je zoo handelt,’ antwoordde het meisje.
‘Maar lieve nicht, je kent dien Dodo niet; men moet wel zoo met hem handelen, want hij zit vol leugens en streken. Dit is het eenige middel, hem tot zwijgen te brengen en in bedwang te houden; papa gaat altijd zoo te werk.’
‘Maar Oom Tom zei immers, dat het een ongeluk was en die zegt nooit anders dan de waarheid.’
‘Dan is die oude neger al een buitengewoon schepsel,’ zei Henrique. ‘Dodo liegt altijd.’
‘Je dwingt hem er toe je te bedriegen, wanneer je altijd op deze manier met hem handelt.’
‘Wel, Eva, je schijnt zoo veel belang in Dodo te stellen, dat ik bijna jaloersch op hem zou worden.’
‘Maar je hebt hem geslagen en dat had hij niet verdiend.’
‘Nu, dan is het goed voor een volgenden keer, als hij het wel verdient en niet krijgt. Een paar zweepslagen komen bij Dodo nimmer