Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634. Tome 4: Supplément
(1953)–Isaac Beeckman– Auteursrecht onbekend[12 juni 1604]Abraham Beeckman, à Middelbourg, au Consistoire de Middelbourg. 12 juin 1604
Flessingue, Archives municipales, liasse 344. - Copie de la main de l'auteur, Un feuillet.
Eerweerde broeders,
'T is jaer ende dach geleden dat men my gesuspendeert, afgehouden ofte afgesneden heeft van de taeffel des Heeren, ende hoewel ten verscheyden male is versoght geweest dat men soude believen my die procedure schriftelyck te geven, ist tot noch toe altyts afgeslaghen geweest. Ende alzo ick niet bevinden en can, dat in desen my billicheyt geschiet, so ben ick tzelfde alsnoch met ernste versoeckende om dese reden dat opdat so wanneer ick de woorden der waerheyt van Uwe E. hebbe, my daermede conde behelpen, tzy tot mynselfs beproevinghe om van ongerechticheydt af te staen ende beteringhe te doen, sodaer een misdaet zy, oft andersins om my daerover ter bequamer tyt te beclaghen | |
[pagina 12]
| |
Ga naar margenoot+ daert behoortGa naar voetnoot1), opdat so wanneer hem de sake onder Uwe E. onderschryvinghe ver. thoont wort, sylieden een recht oordeel over weerzyden doen conden. Pro. 22.21; Eccl. 12, 10; Acti 13-2-31. Want so men billicheyt in desen handel t'mywaerts gepleecht heeft. so sal zy allicht seer wel verdraghen, ghelyck geschreven staet: Wie de waerheyt doet, die Ga naar margenoot+compt tot den lichte, opdat syn wercken geopenbaert worden, want sy in Godt gedaen syn. Dit gedaen zynde, wert te verhopen dat de zwarichheyt een eynde zal nemen ter eeren Godts ende stichtinghe zyner kercke.
Uwe Eerweerde altyt gehoorsamen in den Heere, A. BEECKMANS
den 12 Junij 1604
(adresse:)
Eersame, wyse, discrete ende seer godtvruchtighe broederen des Kerckenraets der gemeente Jesu Christi binnen Middelburch.
Acta etc. du consistoire de l'Eglise réformée à Middelbourg. - Cf. ci-avant p. 8.
Den XIIen Junij 1604
Alsoo NNGa naar voetnoot2) noch eens schriftelick heeft aengehouden, dat men hem de redenen, daeromme hy afgehouden is, soude schriftelick overgeven, teneynde hy die overleggende, moge zien waerin hy gefeylt heeft, ofte anders hem moge beclaegen daer hy dat te rade vynden zal, den kerckeraet om verscheyden oirsaken blyft by haer voorgaende resolutieGa naar voetnoot3) van die niet schriftelyck te geven, doch evenwel sal men hem laten instaen ende vermanen tot versoeninghe met de kercke, met vriendelickheydt ende sachtmoedicheyt hem tegemoete komende. Ende soo hy verclaert de redenen niet te weten of wellicht vergeten te zyn, waeromme hy afgehouden is, sal men hem die noch eens voorlesen. (En marge:) Niettegenstaende hy veelvuldich ende vriendelick is vermaent tot versoeninge met de kercke, is by syn versoeck gebleven ende de vermaninge niet angenomen. | |
[10 juli 1604]Abraham Beeckman, à Middelbourg, au Consistoire de l'Eglise à Middelbourg 10 juillet 1604
Flessingue, Archives municipales. Copie autographe. Un feuillet.
Eerweerde broeders,
Vertrouwe dat Uwe EerweerdeGa naar voetnoota) discretie my niet importuyn en sullen veroordeelen, al ist dat ick anderwerf ben aenhoudende om een extract van Uwe Eerweerdena) te mogen becomen der oorsaken waerom tegens my gehandelt wert als tegens degene die met Christo geen deel en hebben. Want ick my niet late vooren staen dat de schult der weygeringhe by Uwe Eerweerdena) is rustende, gemerckt Uwe Eerweerdena) genoechsaem bekent is, | |
[pagina 13]
| |
Ga naar margenoot+ dat dese billicheyt selfs by de civile richters plaetse heeft, ende oock van den Synode voor niet vreempt gehouden, gelyck dat is blyckende in de sake van Caspar CoolhaesGa naar voetnoot1). Maer presumere, dat eenighe, myner weynich deucht gunnende, de sake also by Uwe Eerweerden met verbloemde redenen hebben weten te vercieren, met de costuyme der kercke dat die sulcx voor geen gebruyck en heeft, dat daerdoor dit myn billick versoeck by Uwe Eerweerden gelyck vruchteloos wort gemaeckt, haer doen verborghen ende myn sake onderdruckt wort. Maer, Eerweerde broeders, ten schynt niet te volgen, dat, omdat het selden gegeven wert, dat sulck versoeck daerom met fondement geweygert wert, gemerckt de oorsaken van selden gegeven te worden, spruyt ter causen sulcx selden versocht wort. Want ick achte, datter niet dickwils occasien voorvallen, dat men ymandt van het Avontmael afhout, oft sy syn selve overtuycht sulcx te meriteeren, want d'extract en rechtveerdicht dengenen niet die schult heeft, maer ter contrarie ist hem, ende een yder die deselve siet een getuygenisse syner schult ende schande. Ende oversulcx en versoecken sy daervan geen extract: Want so wie quaet doet (seght de Heere Christus) die haet het licht, ende en compt tot den lichte niet, opdat syne wercken niet ghestraft en worden. Dese reden behoorden diegene ter herten te nemen, die my veroordeelt hebben, ende daerenboven verhinderen dat my daervan een extract gegeven wort. Want so sy my na der waerheyt veroordeelt hebben, so en behoorden sy 't licht (na de vermaninghe Christi) niet te schouwen. Want hy ergens aldus daervan betuycht, seggende: Wie de waerheyt doet, die compt tot den lichte, opdat syn wercken geopenbaert worden. So dan so ymandt sich hier in te soecken maeckt, het argueert, dat syselve haer doenshalve den lichte niet en betrouwen. So hiertegens geobjecteert wort dat men volveerdich is die voor te lesen, ende my oock voorgelesen is geworden, antwoorde dat men my met sodanighe voorlesinghe niet en voldoet, om diversche reden. Want ick en kenne my niet soo vast van memorie te wesen, dat ick de formele woorden sonde connen onthouden, also my die voorgelesen worden. Ende so ick bestonde my daerop te defendeeren, ende daer een woort min ofte meer daertoe dede, soude men alsdan niet van nieus daertoe aerbeyden om een nieuwe beschuldinghe tegens my aen te vanghen. D'experientie heeft my tselfe geleert. Daerna so en bevinde ick in my de cloeckheyt des geest niet, dat ick op den staenden voet bequamelyck soude connen antwoorden op de beschuldinghe my voorgelesen, waertot eenighe oorsaken nemen mochten om te besluyten dat de beschuldinghe oprecht is, door foute van antwoord. Ende wederom, so en can ick my niet behelpen met de voorlesinge by dengenen daert my te beclaghen staet, so my onrecht aengedaen wert. Maer tbesonderste t'gene my is moverende om dit extract te versoecken is so om my, myner huysvrouweGa naar voetnoot2), myner kinderen ende myner vrienden wille, die my al t'samen, door den bandt der naturen, met elcanderen eere ende schande, geluck ende seer gemeen hebben, opdat soo ick als sy in my, door sulck extract, van vele leugenen, lasteren ende archwaen, mochten gevrydet worden. Want tvoornaemste eenen mensche in dese werelt na sich latet, is t'beste voor hem ende voor syne nacomelinghen een goet geruchte, ende en sullen oock degene niet voor onschuldich gehouden worden die bestaen haren naesten hiervan onschuldich synde, t'ontblooten. So ick nu om dese ende diergelycke redenen, hier te lanck te verhalen, van Uwe Eer- | |
[pagina 14]
| |
Ga naar margenoot+weerden myn billick versoeck vercrygen can, so sal ick daeruyt connen verstaen dat Uwe Eerweerden meer syn respecterende de gerechticheyt, als onbillicke costuymen, dewelcke meer tenderen tot nadeel als tot voordeel van de gerechte sake. Oock sal men daerdoor gewaer worden dat Uwe Eerweerden de groote om harer authoriteytshalven, noch de geringe vanwege hare nedericheyt, niet en syt respecterende volgend de wet Godts, Lev. 19, 15. Dit doende enz.
Uwe Eerweerde altyt gehoorsamen in den Heere, BEECKMANS
den 10en Julij 1604.
(addresse)
Eersame, wyse, discrete ende seer godvruchtighe broederen, de Ouderlinghen des Kerckenraets der Ghemeente Jesu Christi binnen Middelburch.
Acta etc. du consistoire de l'Eglise réformée de Middelbourg. - Cf. ci-avant p. 8.
Den Xen Julij 1604 HeeftGa naar voetnoot1) door een briefken aen den Ouderlinghen noch eens sulck schriftelyck extract versocht. Dan is noch eenmael met allen de stemmen afgeslaghen. | |
[7 augustus 1604]Ibid.
Den 7en Augusti 1604 Heeft idem noch eens schriftelick versochtGa naar voetnoot2) extract van de acte syner opschortinge, als vooren. Is wederomme afgeslagen ende den kerckeraedt heeft geseyt dat hy altyt acces tot den kerckenraet heeft om mondelick met haer te handelen, sooverre hy hem begeert met de kercke te versoenen. Tselve is hem laten aenseggen door Hans CoenenGa naar voetnoot3), synen swager, brenger des briefs.
Abraham Beeckman, à Middelbourg, au Consistoire de l'Eglise de Middelbourg. (septembre 1604)
Flessingue, Archives municipales. - Minute autographe. Un feuillet.
Ghy begeert van my te weten myne redenen, waerom ick myn kindtGa naar voetnoot4) niet ten doope en presenteere. Antwoorde: Onder vele redenen so wil ick UE. dese uyt bedencken geven om daervan te oordeelen of ick met goede conscientie sulcx mach bestaen. Ist yemandt geoorlooft syn kindt ten doope te presenteeren by degene | |
[pagina 15]
| |
Ga naar margenoot+
die leeren dat de Roomsche kercke is een lidt van de algemeene kercke Christi ende hebben haer nochtans van deselve afgescheurt als van Babel, die leeren dat de papisten syn bontgenooten van Godts verbondt, ende middelertyt deselve houdende voor afgodendienaers ende daertegen oorloghen als tegens Godts vyandenGa naar voetnoot1), die den godloosen troosten met Godts verbondt ende hen den vrede toeseggen, die den heyligen doop bedienen aen de kinderen der godloosen, die beschuldicht werden van valsche leere ende noch macht, noch wille en hebben hun daervan te suyveren, maer laten den beschuldiger daerover ongecensureert. die hem ten onrechten van hare gemeenschap hebben uytgeworpen ende dagelycx syn verclarende dat hy geen deel met Christo heeft. Daer syn noch diversche particuliere poincten der handelingen tegens my begaen, daervan ick my van hen te beclaghen hebbe, als namelyck dat sy tegelyck richters ende partye syn geweest; dat sy my int particuliere niet vermaent en hebben; dat sy de sake der beschuldinghe niet voor quaet, noch voor goet en wilden verclaren; dat sy myn appel opt classis verwierpen; dat se myn getuygen meer afgevoordert en hebben dan betaemde; dat se de getuygenisse verwierpen om tgebreck eens woorts, ende nochtans de sake selve betuycht wiert; dat se my een extract haerer procedure syn weygerende; dat se myne redenen onbeantwoort laten. | |
[6 december 1604]Actaboeck van de Classis van Walcheren, 1602-1623 (Acta de la ‘Classis’ de l'ile de Walcheren); exemplaire actuellement déposé aux Archives d'Etat à Middelbourg).
Ordinaire classe, ghehouden binnen Middelburch, den VJ Decembris 1604, praeside D. Jodoco van LareGa naar voetnoot2), assessore D. Schyfve ende scriba als boven. ....................................... Die van MiddelburchGa naar voetnoot3) hebben dese classe voorgehouden sekere clachtte, inhoudende dat een seker manspersoon, dye eenen langen tyd met haer kercke in gheschil gestaen heeft, nopende het onderscheyt der kinderen in Godts verbont geboren, synde dewelcke ten doope gebracht werden, oversulckx heeft hemselven geabsenteert den tyd van twee jaeren van het gehoir des godtlycken woords ende t'gebruyck van des Heeren H. Nachtmael, in weygeringe blyfvende syn kindt ten doope te presenteren, waerover hy menichmael vermaendt synde, is ongehoorsaem gebleefven, voorwendende dat hy met goede conscientie nyet en konde syn jae antwoorden op het ije poinct van de afvraginghe voor den doop - volghende dese voorgaende syne ongehoorsaemheyt is hy van het H. nachtmael afgehouden. Dese voorschreven persoon heeft daernaer syn kindt ten doope gepresenteert binnen Wester-Zoubburgh ende is aldaer van den predicant gedooptGa naar voetnoot4). Die van Middelburg begheren over dit stuck het advys der classe, teneynde daerinne geremedieert werden om dese ende dyergelycke faulten, streckende tot nadeel van haer kercke, voor te commen. | |
[pagina 16]
| |
Ga naar margenoot+
Over dese aengediende clachte is besloten dat gheene kerckendienaer van nu voortaen en sullen vermuegen de kinderen te doopen van zulcke persoonen, dewelcke by andere ghemeynten woonende, ende aldaer litmaeten synde, merckelick bevonden worden tegens hare dienaers in geschille te staenGa naar voetnoot1). |
|