Journal tenu par Isaac Beeckman de 1604 à 1634. Tome 3: 1627-1634 (1635)
(1945)–Isaac Beeckman– Auteursrecht onbekend[27 januari 1634]Balthasar's van de vinne te GorcumGa naar voetnoot3) opinio de motu fixarum quam antèGa naar voetnoot4) annotavi, est Bruni Nolani cap. 5. Lib. 1 de MundisGa naar voetnoot5) - 27en Jan. 1634. | |
[pagina 334]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Operarij statim à sumpto cibo fiunt fortiores. Unde versimile est per pylorum vel vas breve venosum, cibo adhuc in ventriculo manente, partem cibi spirituosam in cor trahi atque inde statim in omnes partes corporis expelli. Ga naar margenoot+De steenen, die de metselaers int verbant (so syt noemen) legghen, houden daerom te vaster aeneen omdat elcken steen aen meer steenen raeckt dan andersins; ende daerom, als men een steen uyttrecken wil, so Fig. 65.
moet men veel steenen beweghen. Neempt maer exempel aen de plavuysen, die op de vloeren ligghen: so sy plat tegheneen ligghen, so en rakender maer viere teghen de middelste, maer anders rakender sesse. Twelck in lichamen als dicke mueren etc. al veel grooter proportie heeft. |
Ga naar margenoot+Si omnis homo est animal, quoddam animal loquitur; at omnis homo est animal; ergo quoddam animal loquitur ad categoricum <reducitur>Ga naar voetnoota) hoc modo: Omnis homo loquitur; omnis homo est animal; ergo quoddam animal loquitur. Sed de his antehac saepiùs. Quatuor verò terminorum hypothetici pendent à duobus categoricis. Si omnis homo est animal, Petrus vivit; at omnis homo est animal; ergo Petrus vivit, sic <reduce>Ga naar voetnootb): Omne animal vivit; Petrus est animal; ergo Petrus vivit. Probatur minor quia non erat in hypothetico. <Aliter:>Ga naar voetnootc) Omnis homo est animal; Petrus est homo; ergo Petrus est animal. Propositio hypothetica hîc concinnata est ex minore secundi et conclusione primi syllogismi. Tenta per quatuor hypotheticae dispositiones. Videbis quartam figuram non excludi in reductione, sed interdum necessariò poni, nisi convertere velis, quod non est immediatè reducere ad categoricos.
Ga naar margenoot+Charta madida transparet, quia omnes pori (qui in eâ plerumque sunt inaequales) aquâ implentur, ideòque refractio jam non tam inordinata. Antè enim in poris illis varijs aliter atque alio radij resultabant; ijs verò oppletis velut per continuum quoddam inciduntGa naar voetnootd), ac tantùm in ipsis poris materiae chartaceae quae aquam non capit, malè refringuntur.
Ga naar margenoot+Per concavum vitrum res visaGa naar voetnoote) cur remotior videtur? non quia retina aliter disponitur, nam concavum rei visae radios ita disponit ut possit in suo situ manere, sed quia anguli in oculo qui constituuntur ex partibus rei visae, similiores sunt inter se quàm rerum propinquarum modo oculo visurum. In omnibus enim | |
[pagina 335]
| |
Ga naar margenoot+ rebus medietates videntur, quae in rebus propinquis ad latera vel prorsum ante nos visae, inter se multum differre videntur ob angulos admodum differentes; per concavum verò remotiores, à perpendiculo magis abeuntes, majorem habent proportionem angulorum, postquam transiverunt vitrum, ad propinquiores quàm antequam transiverant.
Ga naar margenoot+Smorghens, als de warmte des lichaems verteert is, so treckt de buytenlocht in de bedtstede ende menGa naar voetnoota) voelt de wint door deen of dander gerre tegen onsGa naar voetnootb) lichaem aen kommen. Dit gebeurt omdat snachs de locht in de bedstede van onsen adem etc. warm wordende, uytgheeft gelyck in een weerglas geschiet, dewelcke, wederom verkoelende ende dierhalven minder plaetse beslaende, nootsakelick nieuwe locht ontfanghen moet om de plaetse te vullen.
Ga naar margenoot+Ryckdom wort meer geacht dan wysheyt, omdat men den ryckdom erven kan, maer de wysheyt en kan men syn erfghename niet achterlaten |Ga naar voetnoot1)
Qui timet, ejus totum corpus frigore percelli videtur. Ga naar margenoot+Ratio est secundùm sententiam Harvei, quia tum cor, tardiùs motum, aut uno vel altero forsitan pulsu intermittens nihil aut minus sanguinis novi per arterias in habitum corporis etc. emittit. Cùm autemGa naar voetnootc) ignis qui unâ cum sanguine, imò pars ejus existens in carnibus, continuò difflatur et perspirat, non mirum est externa corporis pallescere et frigus ubique percipi.
Ga naar margenoot+Het schuym van vleesch ende visch dryft boven so langhe als de vetticheyt noch aen de vuylicheyt kleeft, maer als het vier door syn scherpte, die vaneen gescheyden heeft, de vetticheyt verdunt of verteert hebbende, so moet de resterende slyck syncken, omdat se alleen synde, swaerder is als water.
Ga naar margenoot+Een keerse kan men gemackelicker met een mes in stucken snyden dan het lement alleen, eerder een keerse van gemaeckt is. Reden: omdat het warm roet in het lement doorgedroncken synde, al haer fibras endeGa naar voetnootd) veselynghen, die dicht aeneen waren, door syn tusscheninkommen vaneen scheyt. Ende van malcanderen gescheyden synde, so gaet het mes deur elck by beurte ende niet seffens door allegader. | |
[pagina 336]
| |
[19 februari 1634]Ga naar margenoot+Den 19en Feb. hebbe ick den urinaelGa naar voetnoot1) wederom so in water gesedt doch nu in regenwater, ende liet het solanghe koken dat den urinael boven dreef, doch dewyle ick eenen yseren treeft aen de mont gebonden hadde, so bleef die altyt onder water. Ick bevondt sanderdaeghs, het water kout geworden synde, so veel lochts als voor desen met putwater. Putwater versch gepompt in eenen omgekeerden urinael vol gedaen, stont so 6 of 7 daghen lanck sonder datmen een brysel lochts daer in konde gewaer worden, ergo, de locht, die doort roeren sich onder het water menght, gaet straxkx omhooghe, hoe kleyn of de blaeskens souden moghen wesen. Den 23en Feb. koockte ick den urinael, vol synde ende omgekeert, wederom met regenwater, doch so, dat ick onder aen de mont sulcken swaerte dede dat se vol damps wordende, evenwel niet oprysen en konde, also datse altyt onder water bleef. De meyt settense af dat icker niet by en was, doch seyde datse sterck gekoockt hadde. Ende ick bevont dat het opperste van den urinael ontrent een vyngher breet boven het waeter uytstack ende, het water noch heet synde, stacker steenen in totdat de urinael heel onder was. Sanderdachs bevondt ick datterGa naar voetnoota) maer eenighe bryselinghen lochts in en was, niet van beduyden, doch al wat. Ga naar margenoot+Uyt al dit blyckt, dat het vier door den bodem van den ketel ende so door het water gaende, met sich gansch geen locht en neempt; andersins en soude den urinaelGa naar voetnootb) na de kokinghe noyt sonder locht syn. Of men moest segghen, datGa naar voetnootc) die locht, die in den hals van den urinael kompt, met eenen al met het vier oock door den boom des urinaels uytvlieght.
Ga naar margenoot+Unguenta quibus corpus unguitur, per diastolen cordis in venas capillares primùm, deinde in majores atque hinc in cor etc. rapiuntur.
Ga naar margenoot+Sant drooght de vloer op omdat het bollekens synde, van de warmte ronsom aen veel kanten rakende, uytgedrooght wort, nadat het oock so van de vloer bevochticht is geworden. |
Ga naar margenoot+Si fixae omnes sunt SolesGa naar voetnoot2), necessariò tanto intervallo ab invicem removentur, quia invicem pellunt. Non mirum igitur tantum spatium inter ea restare in quo pauciGa naar voetnootd) duntaxat planetae conspiciuntur. Potuisset enimGa naar voetnoote) fieri ut nullus planeta circa hune Solem moveretur, qui tamen nihilominus tanto intervallo à reliquis Solibus removeretur. | |
[pagina 337]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Leviora ex longissimo fune pendula, in medio recursûs sui, non moventur celeriùs quàm paulò ante id medium, sed quò graviora, eò ea differentia est major, ita ut tandem manifestò differentia motûs usque ad medium animadverti possitGa naar voetnoot1). Hinc punctum meum aequalitatis in cadentibus probari potest.Ga naar voetnoot2).
Ga naar margenoot+Suspendantur plura pondera ex aequalibus funiculis, videbis, uno pondere moto, reliqua etiam moveriGa naar voetnoot3). Idem fiet si quaedam pendeant ex funibus dimidiae longitudinis et fortassis semper ubi funium longitudines proportiones musicas inter se habuerint; ita tamen ut quae aequalitati sunt propinquiora, ea faciliùs ab invicem moveantur secundùm ea quae antèGa naar voetnoot4) de motu fidium scripsiGa naar voetnoot5).
Ga naar margenoot+Psal. 46 re fa superius excludit sol mi ob quintam falsam, mi verò superius cum nullâ principalium debet convenire, ideò quarta hîc non vitatur.
Ga naar margenoot+Daer syn dry mannieren om de expiratie van de inspiratie te onderscheyden, welcke langher gaetGa naar voetnoot6), hetwelcke oock in de musycke soude konnen te passe kommen om de tripel mate te slaen, al ist sake dat de gelycke mate (als voorenGa naar voetnoot7) geseydt is) daertoe genoech gepast kan worden. De eerste is als den draet ad aen eenen nagel hanght, die in het schutsel ab steeckt, welck schutsel onder open is. In stede van datFig. 66.Ga naar voetnoot9)
schutsel kan men een bordeken nemen, daerin men den naghel op ende neer schuyven kan om de proportie tusschen ab ende bd te veranderen na begeerte. Men sal eerstmael tellen of het loot d effen so dickwils over ende weer gaet gelyck de geheele respiratie, evenals geleert is int pulsilogiumGa naar voetnoot8). Hierdoor kryght men de rechte lenghde van ad. Daerna sal men den nagel a so leeghe of hooge schuyven dat de raschte van de juyst overeen kompt met de inspiratie, indien se de kortste is, ende dc met de expi- | |
[pagina 338]
| |
Ga naar margenoot+ratie. Dat c, beginnende te vallen, eer aen dGa naar voetnoota) kompt dan e aen d, blyckt omdat de pause aen c yeel grooter is dan aen e. Ende men begint maer te tellen ofte vergelycken, als het loot aent vallen is, twelck dadelick aen d is. De tweede manniere is als den draet deurGa naar voetnootb) een gat in de solder steeckt, wantFig. 67.
het ballekenGa naar voetnootc) m gaet schielicken opwaerts als het loot, in i synde, naer g of naer h dryft; maer daer synde, so pauseert het ende maeckt dat het balleken langhe boven blyft. Wilt ghy dat het langheGa naar voetnootd) beneden blyft, gelyck men de tripel mate slaet, so laet den draet im door een catrolleken onder de tafel loopen ende deur de tafel opgaende. Laet se aen de solder aen een vere geheght worden, so sullen g ende h het balleken neerwaerts trecken ende de vere opwaerts. | De derde manniere is als men het pulsilogium so verkort dat men net tellen kan hoe dickwils het loot gaet in de expiratie, ende hoe dickwils in de inspiratie. Twelck wel te doene is met tellen, segghende een, twe in de expiratie ende dry in de expiratie, of 1.2.3/4, of 1.2.3/4.5, of 1/2.3/, of 1/2.3.4, of 1.2/3.4 of 1.2.3.4/5.6.7, etc. Want al tellende sal men de proportie gewaer werden, ende hoe de proportie minus ordinata is, hoe men rasser tellen moet, ende dienvolgende het pulsilogium korter. Fortassis musicam ferè invenics proportionem, id est 1.2/2.3/3.4/4.5/of 5.6/.
Ga naar margenoot+Ratio cur in pueris expiratio major est cùm dormiunt quàm inspiratio, videtur esse quia in carnibus multum retinetur eorum quae per systolen cordis in eas per arteriarum diastolen exprimitur, id est, cùm benè crescunt et pingues fiunt. Ergo cor per distolen suam plurimum sanguinis novi, ideòque candidiGa naar voetnoote), attrahit et per systolen dextri ventriculi sui in pulmones mittit, ubi pulmonem pungens ob cruditatem, ad excernendum per expirationem impellit.
Ga naar margenoot+Ter gelegener tyt sal ick een clavercyne doen stellen op een lydeken, dat is te segghen daer niet anders dan dat liedeken alleen ofte syns gelycke op kan gespeelt werden, te weten, daer al de consonantien, quinten ende quarten, geheel perfect syn. Dat moet sonder twyffel beter gaen dan alsmen de quinten wat toegeeft, omdat d'een consonantie d'ander niet en soude excluderen, maer elck van de perfectie wat wycken soude. Dit liedeken moet oock also gecomponeert syn datter geen dissonantie in en is, naementlyck dat de consonantien, die met malcanderen in een liet niet en passen, geschout worden, also wel in monochordo, als in de gansche partye met veel stemmen. | |
[pagina 339]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Om een goede resonantie in de clavercyne te brenghen, soude men den opperbodem, daer de snaren op gespannen syn, al van latten moghen maken, waeraen elck op syn eyghen snare paste; te weten, men machse so dick, so dunne, so styf, so lanck etc. maken, dat se even eens over ende weer gaet, gelyck die snare of syn octave, of meughelick oock syn quinte. Men moest daerop letten ende speculeren wat best was ende minst moeyte. Dit moet men altyt weten dat de latten malcanderen niet verhinderen en sullen; want die met de gaende snaere niet en corresponderen, sullen stille blyven staen, waervan de reden voor desenGa naar voetnoot1) verhaelt is.
Ga naar margenoot+Een roose, diemen gemeenelick aen den hoetbant draeght, is gelyck een dissonantie in een cadentie, want den hoet, de voye, den bant, syn al uniforme, dat is gelyck een unisonum. Daerin dan een roose staende, occupeert also het gesichte gelyck een dissonantie by een octave etc. het gehoor. Ga naar margenoot+Psalm. 40 vitatur mi, 5 et 6 versu, fortè quia penultima nota est regulae in quâ ferè cadentiae fiunt. Cùmque hoc mi cum fa superiore, quod est una principalium, quintam minorem sonet, nimis acerbè haec dissonantia aures videtur ferire. In Psalmo verò 77 id mi non vitatur quia in eo non moramur, sed statim re et sol, omnium optimae notae, sequuntur, estque hoc mi hîc in medio duntaxat versûs.
Psalmo 5, versu 2, en mach deGa naar voetnoota) mi gheen fa gesonghen worden, omdat de finael van dien regel mi synde, een valsche quinte maken soude, twelck men bescheelick hooren soude omdatter dan twee sulcke fa neffens een staen souden. Sy en mach oock gheen mi blyven, gelyckse de componisten gemaeckt hebben, want dan maeckt seGa naar voetnootb) een valsche quarte contra penultimam hujus versûs. Dit voelt het volck ende syncktse la. |
Psal. 129, ende noch meer andere, hebben maer 7 noten, omdat de octave voor gerepresenteert geacht wort; want isser de opperste niet, de onderste wordt so veel te meer gesonghen ende gehoort.
Psal. 129, versu 3, pro re re ut re mi sol re mi fa mi singht de gemeynte te Dort re re ut re mi sol fa mi re mi quia fa la in ejusdem psalmi versu primo etc. excludit sol re. Nam fa la infra se ponit fa re, ergo fa sol, qui est ut re, est tonus minor, quia hoc inferius sol re est quarta essentialis hujus modi. Idem fa la, cùm sit etiam ut mi, ponit mi sol; ergo mi re foret etiam tonus minor si sol re admitte- | |
[pagina 340]
| |
Ga naar margenoot+retur; sicque fa la, id est ut mi, constaret duobus tonis minoribus, quod non est vera tertia major.
Psalmo 22 fa sol, qui est ut re, est tonus minor et tonus major. Primo enim versu est fa re sol, quinto verò sol ut fa; hîc major, illîc restat minor tonus. Ibi enim à quartâ aufertur tertia minor, hîc à quintâ aufertur quarta.
Psalmo 51, versu 2, mi mi re ♯ ut; sic Psalmo 77 fa mi re ♯ ut. Hoc modo enim à tonis et semitonio ad proximam consonantiam proceditur. Proximum enim bonum, etsi non tam bonum quàm remotius. Magis tamen eligitur quiaGa naar voetnoota) meliùs cognoscitur; remotius vero est magis ignotum et majore nisu ad id perveniretur. Ergo eligitur illîcGa naar voetnootb) mi ♯ ut tertia minor, hîc fa ♯ ut tertia major prae quartâ.
Ga naar margenoot+Verno tempore ventus necessariò semper erit Septentrionalis si Terra duplici motu movetur, autumno verò Meridionalis; at mare quod nobis est occidentale, suo vapore frequenter admiscetur fitque N.W. Hoc verò non moto, Orientalis ventus viget ob motum Terrae diurnum, fitque ventus N.O.; sic in autumno ob easdem causas S.W. et S.O. Hinc vere post aequinoctium multò magis friget quàm autumno ante aequinoctium etiam tum cùm dies intermedij omne id, quod videbatur ex hyeme vel aestate adhuc restare, abstulerunt. Autumno enim circa aequinoctium interdum gelat, posthaec verò iterum calet. Et vere interdum calet; post verò, hoc extraordinario vento silente, iterum pro more friget.
Ga naar margenoot+Formicae pro proportione multò graviora onera portant quàm elephas, quia earum oscicula et universae particulae ex paucioribus atomis constant. Cùmque atomus solaGa naar voetnootc) quidvis pati possit, ergo quò pauciores eò minùs dehiscunt; quò plures concurrunt, eò compositum fragiliùs.
Ga naar margenoot+Gelyck een langhe touwe, getrocken synde, aen de eynden meest lydt, so jeuckt de neuse als de wormen aen het vel van de darmen suyghen, omdattetGa naar voetnootd) een is tot aen de neuse toe.
Ga naar margenoot+Om de expiratie van de inspiratie te onderscheydenGa naar voetnoot1), so salmen een santloper staegh om ende weer keerenGa naar voetnoote) gelyck de expiratie ende inspiratie gaet. So salmen na veel keeren het sant, dat meer of min deur het gaetjen geloopen is, in een schale weghen. Daer meer is, dat beteeckent <dat>Ga naar voetnootf) de respiratie daer langher <is>Ga naar voetnootg). - Verte 2Ga naar voetnoot2). | | |
[pagina 341]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Het vuyl water sal doort overloopen (of alsmen den back wil suyveren sonder het water of wyn, etc. uyt te gieten) eerst uytloopen alsmen een sipho stelt aen den bodem ende laet hanghen tot onder de gront buyten den back. AntehacGa naar voetnoot1) idem ferè dixiGa naar voetnoot2).
Ga naar margenoot+Scheiner Disquisitionum mathematicarumGa naar voetnoot3) pag. 37, malè probat motum perpetuum. Is tamen eo loco probari poterit per meum theorema antehacGa naar voetnoot4) saepè repetitum et in principio libri excogitatum et explicatum: quod semel movetur semper movetur, nisi impediatur extrinsecus.
Ga naar margenoot+Om den ecclips anni 1634 van de ManeGa naar voetnoot5) te observeren, dede ick myn pulsilogium van secundenGa naar voetnoot6) tellen. Onder andere wasser een van 1 ℔ swaer ende ¾ voetGa naar voetnoot7). Eerst uyt gestooten, ghinctGa naar voetnoota) over ende weer 1200 mael eert stille stont. Om dit net te doen, so maeckt teghen den muer een circkel ex centro van den nagel, daer het pulsilogium aen hanght, ende maeckt dat het loot altyt tot aen deselfde graden kompt, ende besiet offer onderscheyt in is alst min of meer uytgeworpen wortGa naar voetnoot8).
Ga naar margenoot+Int laetste van Meerte 1634 was ick te Rotterdam van de burghmrGa naar voetnoot9) ontboden om een nieuwe inventie te besien van een watermolen. Den inventeur hiet Willem Natt, Engelsman; hadde een goet octroy daervan van de StatenGa naar voetnoot10). Het was in forme van een wenteltrap, daer ronsom plancken aen stonden, so geboghen gelyck onse ordinare wintmolens wercken. Dit wilt hy onder het water doen gaen, meynende dat de wiecken, die achter staen, oock yet bysonders helpen sullen. | |
[pagina 342]
| |
Ga naar margenoot+
Doch de eerste wiecken stutten soveel dat, alst water daer voorby is, <het>Ga naar voetnoota), niet bysonders en vermach, jae, sal int midden van dit instrument so flauw syn dat het water eer van de syden daerin sal kommen. De mallenmolenGa naar voetnoot1) gelyckt onse ordinare watermolens, Willem Nats wenteltrap onse ordinare wintmolens. Hebbe dit instrument gansch afgekeurt. Het eene gelyckt de schepen, die teghen wint varen, waert datse varende stille konden blyven staen; het ander alse voor wint varen.
Ga naar margenoot+Men behoort (gelyck ich voor deseGa naar voetnoot2) meer geseydt hebbe) de gesten van de orateurs te examineren ende te sien, hoe elcke op de vois past. Daerdeur soude de nature van affecten beter bekent worden, videlicetGa naar voetnootb), als men siet dat het geluydt van de vois, de treckinghe des aensichts, de beweginghe der handen etc. in alle menschen altyt op malcanderen passen. Om dat te doen moet men de gesten eerst opteeckenen, om daerna die in haer leden te deelen. Tot opteeckeninghe dient voor een beginsel t'gene ick gedaen hebbe in de predickatie van Mr Pieters tot RotterdamGa naar voetnoot3). Syn rechterhandt legt hy soetjens tegen syn borst; somtyds brenght hy se rasch daer na toe, smytse styf teghen syn borst, traechGa naar voetnootc), ras; van boven na beneden traegh, rasGa naar voetnootd); selden (id est rarò) dicht op één (id est frequenter) na de borst, slyngertse opwaerts, traech; steeck se lanck uyt, na de rechter syde wech, steeckse omhooghe, slyngertse recht uytwaerts, neerwaerts, nu hier, nu daer, de beyde handen seffens van een, de slynckerhant selden alleen, de rechter handt shryckt hy van deen syde na dander over de lessenaer, klopse teghen syn slynkerhandt, telt op syn slyncker vyngers, klapt in syn slynkerhant, klopt op de lessenaer, houtse langhe op één plaetse, etc. Hy beeltGa naar voetnoote) de sake wel af met gesten. |
Ga naar margenoot+Als ick den omgekeerden urinaelGa naar voetnoot4) vol waters in een ketel, oock vol watersGa naar voetnootf), heel onder water, stelde, ende dat ick stoockte wat ick konde, so en ginck de helft van het water niet uyt den urinael. Ick dencke dat de vehementie van hitte soveel dampen van het water des ketels, | |
[pagina 343]
| |
Ga naar margenoot+ dat onder de mont van den urinael was, in de urinael werpt, dat het, boven aen den bodem dickende, soveel waters wert als er uyt ginck. Ende hadde ick noch stercker gestoockt, soude misschien den urinael noch volder geworden hebben. Is dan te proeven offer niet en moet wesen een sekere warmte, die al het water uyt den urinael perst (gelyck de eerste reyse geschiet is) ende soveel dampen niet op en doet kommen dat se weer water worden; want in dese laetste proeve hingh den bodem allom vol droppelen.
Ga naar margenoot+Om de tarrasbodemen in de kelders teghen het opstyghen van het water styf te maken, so soude men die moghen maken van vouten, den boghen omleeghewaert; so sal het water daerteghenaen van onder stootende, niet vermoghen. Andersins, een breede ende langhe kelder, diep synde, kan qualick sterck genoech geleydt worden, want eenen breeden bodem lydt veel lasts, al en komt het water maer door een kleyn aerken, gelyck door het waterwicht bekent is. Dit vouteren sal van onder deselfde kracht hebben gelyck het vouteren van solders van boven.
Ga naar margenoot+Psalmo 130 versus 3. vulgus canit sol fa mi re, quia praecedentis versûs fa mi re adhuc in animo haeret. Sic etiam ut convenit. Cùm tam difficulter psalmi omninò inculpabiles reperiuntur, non est mirum a GlareanoGa naar voetnoot1) simplicem hanc compositionem in tanto pretio haberi. Non igitur antè bonus cantus aestimetur quàm a populo longo usu probatus sit. Psalmo 27, versu ultimo, vulgus canit fa mi re mi fa re ut fa mi re.
Ga naar margenoot+Men seght: het laetste van Mey, het steertje van den winter. Hoc quoque probat eo tempore ferè frigere, idque ob ventum tunc ferè septemtrionalem, qui ex Terrae motu annuo eliciturGa naar voetnoot2). E contrariò Galli dicunt: ‘l'esté de Saint Michel’Ga naar voetnoota), id est den Bamissomer, die de boeren altyt verwachten, synde langhe na het aequinoctium al ist vóór het aequinoctium koele geweest; post aequinoctium enim autumnale ventus, ratione motûs Terrae annui, ferè debet esse Septemtrionalis.
Ga naar margenoot+In cibo semper aliquid est quod statim distribuitur. Pylorus enim tam arctè non clauditur ut tenuissima cibi a cordis diastole trahi nequirent. Hinc in obstructionibus flatûs sentiuntur etiam statim à cibo sumpto; vires etiam statim reficiuntur. | |
[30 april 1634]Ga naar margenoot+30en April 1634 hadde de wint ontrent 7 weken Noort gestaen of N.O., sonder reghen, in Zeelant ende te DortGa naar voetnoot3). Nu isse Westelick, gisteren wasse S.O. | | |
[pagina 344]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Ratio vera et genuina, meo juditio, cur ob Terrae motum diurnum homines et aedificia etc. ex circumferentiâ non excidant (gelyck alle dynghen, die boven op een wiel ligghen door den draey daer af slyngeren) <haec est>Ga naar voetnoota)Ga naar voetnoot1): In rotâ omni circumactâ omnes ejus partes moventur secundùm centrum gravitatis uniuscujusque, nisi vel compositione vel clavis etc. ita invicem cohaereant ut ordinem mutare non possint. Id videre est in ijs quae rotis duntaxat (id est los) imponuntur vel adhaerent; cùm enim idem omnium partium sit impetus, necessè est ut omnes particulae aequè celeriter moveantur cum centro gravitatis partis totius (de quâ re ante hocGa naar voetnoot2) saepissimè loquutus sum). Ergo omnes lineae per centrum gravitatis ductae in quâvis statione sibi invicem debent esse parallelae. Sit rota eaque moveatur à d versus e; radio verò adhaereat sphaerula minor. CùmFig. 68.
radius is est od, diameter sphaerulae sit illi radio parallela. At cùm radius od fit of, cùm diameter sphaerulae sibi ipsi semper maneat parallela, nunc necessariò ei insistit ad angulos rectos punctumque s nunc radium tangit. Promota igitur est sphaerula versus rotae circumferentiam quadrante sui parte. At cùm radius hic pervenerit ad og, punctum t eum tangit, cùmque id punctum etiam sitGa naar voetnootb) exteriùs, id est propinquiùs circumferentiae, sphaerula jam altero sui quadrante promota est. Sic cùm radius hic fit oh, punctum a radium tangit, quod etiam quadrante remotiùs est à centro rotae. Tandem cùm radius iterum fit od, sphaerula semel est conversa, tantumque promota est versus circumferentiam rotae quanta est sphaerulae circumferentia in rectam expensa. Contrarium fieret si his positis, rota moveretur ab e versus d, quia sphaerula tunc non premitur, sed a radio traheretur, ideòque ob similem rationem moveretur centrum versus. Cùm igitur omnia ferè compressu coguntur unâ moveri, videmus in rotis res impositas à centro versus circumferen- | |
[pagina 345]
| |
Ga naar margenoot+tias moveri (dit is oock de reden van de slynghers dat de steen daeruyt wechvlieght). Idem etiam fieri in Terrâ, motu diurno motâ, verisimile est. Verùm cùm singulis 24 horis ea semel duntaxat circumeat, necessè est res in eâ positas 24 horis semel tantùm se convertere, quae conversio, cùm sit admodum tarda, fit insensibilis, atque a vi quae res facit graves, facillimè atque insensibiliter superatur. Haec quae dixi in rotâ horisontaliter positâ experire.
Si globum mn suspendas ex l, ita ut l p ad planumGa naar voetnoota) rotae praedictae erectum sit, omniaque ad l et m, n, p liberè moveri possint, et mn sibi ipsi semper parallela possit esse, globus m n non conabitur longiùs à centro vel propiùs ad illam tendere. Motus Terrae diurnus admodum est tardus, si partes ejus centro vicinas respexeris. Si ergo rota quae in nullam partem propendet, Terrae insisteret absque | gravitate, ea rota singulis 24 horis semel converteretur. Idem fieret cum globo in aquis pendulo, videlicetGa naar voetnootb) indien der gansch gheen naecksel en ware, dat dit beletten konde.
Ga naar margenoot+Res paulò longiùs à Terrâ dissitae, ut Luna, magis premunturGa naar voetnootc) ab ejus igniculis quàm propinqua, quia igniculi ex omnibus Terrae locis non exeunt, ideòque haec inter eos ferè delitescunt. Adde Terrae rotunditatem etGa naar voetnootd) igniculorum parvitatem. Sint, exempli gratiâ, tres montes qualis est Vesuvius aut Ethna, inter se uno stadio distantes, certum est animalia terrestria inter eos degentia, placidè habitare; at quò aves altiùs volabunt, eò magis ardorem horum montium percipientGa naar voetnoote), etiam in meditullio trium horum in sublimi constitutae.
Penultima nota cujusque modi etiam est principalis quia in eâ haeret cadentia, ideòque in modo ut sol valet etiam re sol. Et in modo re la semper etiam reperitur la mi.
Ga naar margenoot+Den 23en Psalm moet in de la toon gesonghen worden, want het volck schout daer allomme de onderste mi, ende alsseGa naar voetnootf) kommen moet, so settenser fa voor. Daerom hadde behooren de b op de middelste regel te staen, ofte om tenor te houden de stellinghe van de noten te veranderen met eenen trap leeger te stellen ende de b onder de middelste linie; of diergelyck. Psalmo 40, versu 5 et 6, pro mi fitGa naar voetnootg) quia falsa quinta vitatur. Id mi etiam ultimo versu vitatur. Psalmo 133, versu 1, pro ut mi re ut canit vulgus ut mi fa sol.
Ga naar margenoot+Si Terra movetur secundùm Copernicum (sub polo arctico cùm ventus semper | |
[pagina 346]
| |
Ga naar margenoot+ sit Meridionalis ex quâcunque etiam plagâ veniat, etiam Terrâ quiescente) tempore aequinoctij verni ventus movetur à polo ecclipticaeGa naar voetnoota), autumnoGa naar voetnootb) ad polum ecclipticae idque ita apparet illis qui habitant sub polo arctico etc. idque quia diurnus Terrae motus ibi non percipitur, ideòque nullum ventum etesiam potest procreareGa naar voetnoot1). Hi tamen venti etesiae, etiam si respectu coeli certis anni temporibus vel ad polum ecclipticae, vel ab eo, vel medijs temporibus inter aequinoctia ad loca intermedia et ab ijsGa naar voetnootc) moveantur, tamen respectu Terrae singulis horis ab aliâ Terrae plagâ spirant. At venti non etesiae qui non ratione hujus motûs, sed vaporum ascendentium proveniunt, diutiùs ex unâ Terrae plagâ, uti hîc etiam fit, spirare possunt. SubGa naar voetnootd) aequinoctiali ventus semper estGa naar voetnoote) Orientalis, quia tam vehemens ibi est Terrae motus ut spiritus, ex vapore interdum ex Occidente veniens, aeris motum Orientalem superare nequeat. At extra tropicos motus Terrae, ideòque etiam aeris, ex Oriente sensibiliter venientisGa naar voetnootf), est tardior; hîc igitur a spiritu Occidentali potest superari fitque ventus sensibiliter OccidentalisGa naar voetnootg). | Videndum etiam an spiritus, sub aequinoctiali ab Occidente veniens, nec potens penetrare aut potiùs assequi celeritatem motûs Terrae, versus polos flectatur etGa naar voetnooth) ibi non aliter duplicetur ac circa templa et turres. Quod cum spiritu Orientali ita non accidit, quia cum aere moto moveri videtur absque obstaculo.
Ga naar margenoot+Men moet een hamme so mourow koken datmer een stroo doorsteken kan sonder dat het stroo breeckt. Tum potest meliùs a nobis digeri.
Ga naar margenoot+D. AEgidius Bursius concionatorGa naar voetnooti) Middelburgensis obijt 26en Ap. 1634 post meridiem ex anginâGa naar voetnoot2). Non ratione angustationis arteriae magnae asperae, sed quia ob febrem pulsus fit frequens, ideòque, juxta Harvei sententiam, sanguis saepè in pulmones reducitur, ibique semper aliqua excrementa deponit expectoranda; quod anginâ laborantes non commodè facere possunt quia musculi hujus loci inflammantur, ideòque aspera arteria difficulter aperitur, clauditur, et quovis modo a pectore per spiritum coacta, dolet, ita ut aeger expectorationem vitet ac perpetuò differtGa naar voetnootk). Atque ita pedetentim locus hic pulmonum adeò impletur ut liberari ne- | |
[pagina 347]
| |
Ga naar margenoot+queat. Ergo extremo remedio succurrendum: aperteturGa naar voetnoota) aspera arteria, et haustro humor suffocans extrahatur. Haec tamen priùs experire in cane vivo.
Te Middelborgh is een man die t'bleck met wismar vertint. Dit wort uyt steen getrocken, seght hy (credo esse bismuthum). Cost 4 gulden het pont; is harder dan tin, blinckt seer fraey. Ga naar margenoot+Denselfden hadde met twee pypen (de eerste kleynder dan de tweede)Ga naar voetnootb) de voys van den couck-couck nagebodtst. Dese orgelpypen staken in een blecken baxken ontrent een voet groot; ende hy blies door een buysken in dit backxken ende dede de pypen d'een voor ende dan daerna open, ende sy ghinghen: couck-couck.
Ga naar margenoot+D. Iacobus LansbergeGa naar voetnoot1) existimat res fieri graves, quia, sicut sal in poros aquae ego dicebamGa naar voetnoot2) ingredi, sic etiam nitrum posse ingredi in sal ipsum; aut simile quid fieri, semper tenuiori in poros minores ingrediente.
Ga naar margenoot+Het kan syn dat de crynkels, oneffenheden, quasten etc., in het houdt kommen omdat het sap alle winter ingehouden wort, ende opeen gepackt door de koude, ende somers wederom ontsluytende, loopt ongelyck. Moet sien of die quasten etc. so verre van malcanderen staen dat de struycke soveel in een somer groeyen kan.
Ga naar margenoot+Een vloo is so hart om doot te wryven dat, na proportie om duysent, die kracht aen geen ander beeste, die groot is, gedaen en hoeft te worden. Ende dat omdat in elck deelken so weynich atomi syn. Ende een vloo is meughelick van soveel fatsoens als een olifant, gelyck men siet per microscopia. Hoe meer schakels in een keten, hoe losser; een langhe keten buycht beter dan een korter van deselfde schakels.
Ga naar margenoot+De vette lieden hebben cleyne aderen et contrà die cleyne aders hebben worden vet, quia ob earum angustiam sanguis tam commodè nequit ad cor redire. Et quò homo est pinguior, eò magis pinguescit, quia venae magis comprimuntur. |
Ga naar margenoot+Cùm febris tantum sanguinis, ut dixi, in carnes mittat sanguine toties circulato, etiam caput suam partem accipit. At cùm caput, ob rotunditatem et magnitudinem, habeat parvam superficiem, non satis potest excrementa ibi relicta exhalare. Hinc in febribus oriuntur catarrhi. Ga naar margenoot+Pedum refrigeratio catharrhos dicitur excitare. Nam id quod per arterias in pedes debebat effundi, ob frigus comprimens arcetur, ergo alio vergit et inter alia etiam ad caput, quod tam commodè (ut dictum est) quàm aliae partes, se nequit exonerare. | |
[pagina 348]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Quò calidior est membrum, eò plus recipit, quia arterijs humorem inferentibus magis cedit, et arteria ipsaGa naar voetnoota) ibi magis potest dilatari.
Ga naar margenoot+Pars imbecillis omne malum ab arterijs receptum, ob debilitatem per venas suo compressu non satis adjuvans, non excutit. Ergo venae non omne malum retrahunt quantum ex parte fortiori retrahere solent, cùmque id saepiùs fit per singulos pulsûs semperque aliquid parti debili adhaereat, tandem omne corporis malum accipit; sed quò plus accepit, eò postea minùs accipit singulis vicibus, quia in toto corpore, quò plus abit, eò fit dilutiùs pars debilis singulis vicibus. Suam duntaxat partem accipit.
Ga naar margenoot+Accipiter cùm quiescere vult, summa aeris petitGa naar voetnoot1). Hinc intelligiGa naar voetnootb) potest aerem ibi esse densiorem, ut antèGa naar voetnoot2) nonnunquam dixi.
Ga naar margenoot+Chymici aurum cum summo emolumento facere nequeunt, vel ob hanc rationem: Qui artem hanc invenere, sunt aut mali aut boni. Si mali, non erit eis cordi eversio (quam praetendunt defensores) totalis humanae societatis, modo sibi et suis possint benefacere, ex quibus tandem ars in vulgus procul dubio jam effluxisset. Si boni sint quia eam invenere, usi eâ fuissent ad benefaciendum bonis et ecclesiae Christi. Deus enim ijs solis haec tanta dona non dat, ut sibi solis retineant; aut si Deo immediatè hoc acceptum non referant, Deus ijs eam prudentiam non concedit ut possint aut velint absolutè eam occultare.
Ga naar margenoot+Alle dynghen gaen by horten, ut videre est cùm magna pondera tardè moventur per machinas. Hinc probari potest omnia ex non in infinitum divisibilibus constare.
Ga naar margenoot+Si vis syllabam brevem à longâ discernere, pronunciato vocalem syllabae longae bis, ut pro lusus dic luussus.
Ga naar margenoot+Dewyle dat de resonantie van een clavercyneGa naar voetnootc) ende van andereGa naar voetnootd) instrumenten, spruydt uit het bequaem daveren van den bodem, daer de snaeren over hanghen, ende dat dien bodem altyt deselvighe daveringe houden <moet>Ga naar voetnoote) ende sich na de snaren niet en confirmeren, so moet hieruytGa naar voetnootf) volghen, dat als een gestelde clavercyne een goede resonantie heeft, indien men danGa naar voetnootg) de snaeren hoogher of leegherGa naar voetnooth) stelt, dat sy hare deucht verliest, ende tvolck meynt dat se inderdaet | |
[pagina 349]
| |
Ga naar margenoot+ niet en deucht. DanGa naar voetnoota) sal men een fleute daerin legghen ende haer daernaerGa naar voetnootb) stellen, als al de snaren by ongelucke verstelt syn. |Ga naar voetnoot1).
Ga naar margenoot+Int veranderen van de noten in de musyck behoort ment so te maken dat men altyt fa mi singht daer den halventoon is, dewyle dese alleen het onderscheyt van de moden maeckt. Jae dit soude misschien oock best syn op alle plaetsen, daer een extra ordinair semitonium kompt. Want als men ander noten aldaer besicht, so moet men se anders singhen dan se in de handt (id est manu musicâ) staen, ende is of men met woorden songhe, die op alle plaetsen indifferent syn; wat hulpe heeft men dan daer van de noten?
Ga naar margenoot+Psalm 139, versu 1, singht het volck te Dort sol mi fa sol sol re mi fa. Versu tertio in fine pro fa mi syngen se mi fa. Dat het volck so dickwils anders synght dan in den psalmenboeck staet, kompt oock wel daervan dat se in d'een of d'ander plaetse op sulck een psalm gewent syn, die eenighermaten dese, diese anders syngen, gelyckt.
Ga naar margenoot+Om te bewysen dat het licht in tempore vlieghtGa naar voetnoot2), dat is, dat het oock tyt hebben moet eert van de plaetse, daert geboren wort, tot een ander plaetse geraeckt, so salmen ymant achter een muer of schutsel setten met eenen hamer in de hant, ende ghyselve sult staen aen d'ander syde van het schutsel met een goede verrekycker in de handt. Een half myle vandaer (hoe verder hoe beter) sal een platte spiegel staen, also gestelt dat ghy met uwen verrekycker den persoon, met den hamer in de handt achter de muer staende, in de spiegel sien kondt. Also ghy hun dan terdeghen siet, sult ghy roepen dat hy met den hamer kloppe, twelck geluydt ghy als in eenen ooghenblick hooren sult; maer het licht, dat van den bewegenden hamer kompt, moet vlieghen een half myle weeghs na den spiegel ende vandaer noch een half myle na u verrekycker; so sult ghy het geluydt eer hooren dan ghy de beweginghe sien sult. Twelck so seker teecken sal syn dat het licht in tempore movetur, alshet een seeker teecken is dat het geluydt in tempore vlieght, doordien datmen op een toren de hamer al noch eens op siet eer men het geklop hoort. Hinc proportio utriusque elicieturGa naar voetnoot3). | |
[pagina 350]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Indien het water in de havenen ende in de armen, die sich uyt de havenen door de steden in de straten ende achter de huysen verspreyen, op syn hooghste leegher is dan in de see, buyten de stadt of buyten de haven, <is er seer groot verschil>Ga naar voetnoota) gelyck ick dat vooren ergensGa naar voetnoot1) bewesen hebbe, door het loopen door de eynghten. Als, by exempel, voor Amsterdam ist leegher dan voor Texel, want het is te Texel eer hoogh water, ende begint al te vallen eert<t'>Ga naar voetnootb) Amsterdam op syn hooghste is, sodat Amsterdam van Texel noch al water kryght alst al gevallen is. So ist oock met Middelborgh ende Vlissinghen ende allom, daer het water laest hooghe wort, ist leegher. Ick en spreke nu niet van in de loopende rivieren, die de vloet teghen kommen. So moet het water dan in de Spaensche see, ofte daer de vloet vandaen kompt, meughelick wel ¼ myle hoogher syn dan te Vlissinghen, omdat het vandaer hier kommen moet. Hieruyt volcht dat het wel gebeuren kan datter berghen groyen so hooghe als de AlpenGa naar voetnootc). Want waert dat door verloop des tyts het lant alhier open wert, <so> datGa naar voetnootd) het water uyt de Spaensche see hier dadelick kommen konde, ende ontrent de Spaensche see eenighe eynghten groyden, so soudet daer droogh worden ende de eylanden daerin hooghe berghen syn. Sodat men alles de wint ende het sant niet en hoeft toe te schryven, gelyck Stevyn doetGa naar voetnoot2). |
Ga naar margenoot+Si stellae fixae Soles sunt uti Brunus Nolanus existimatGa naar voetnoot3), non debet aliquis mirari cur tam immenso spatio ab invicem remotae sint, cùm planetae nostri Solis multò sint propinquiores, ita ut vix aliqua sit proportio inter distantiam Saturni à Sole et inter distantiam Solis ab Arcturo. Nam cùm tanto lumine sint praediti, mutuò se ab invicem repellunt, cùmqueGa naar voetnoote) sit vacuum ubique, nulla est resistentia, nisi ab altero quodam Sole vel fixâ quae hunc ferit et percutit prohibetque ne ulterius illinc recedat, ita ut omnes fixae inter se seinvicem limitent. Et si Deus plures Soles creasset, sibi mutuò propinquiores fuissent; si paucioresGa naar voetnootf), a se invicem fuissentGa naar voetnootg) remotiores. Planetae verò uniuscujusque Solis usque ad ipsum Solem pellerentur, nisi Sol ob vicinitatem plus posset repellendo ad tantam distantiam, ubi vis Solis repellens cum vi pellentium fixarum aequalis foret. Hinc majores planetae longiùs à Sole absunt. | |
[pagina 351]
| |
Ga naar margenoot+
Idem judicium esto de planetis circumjovialibus, et, si sint, circa Saturnum. Ex distantiâ igitur corporum magnitudo et viresGa naar voetnoota), distantia elici poterit.
Ga naar margenoot+Cantharides dicuntur summum diureticum, quae in peste fortè multum boni praestabunt. Ut autem renes magis recipiant, lumbi sunt fovendi medicamentis emollientibus etc. Ga naar margenoot+In pesteGa naar voetnoot1) etiam vigilandum est quia tum spiritus ex cerebro in musculos influit, qui, cùm sit calidus, facit ut plurima perspirent, atque ita ab interioribus facilè ad habitum corporis humores mali pelli possint.
In peste pustulas toto corpore excitare, vel aegrotantem virgis cedere, vel uti vase meo tractorioGa naar voetnoot2), multum proderit, si non planè aegrum à morbo sint liberatura. Cucurbitulae, in emunctorijs positae, idem praestant in parte, quod vas meum in toto. Peste laborantes sibi caveant à vapore per nares ingrediente, vel à cibis et potu malignis. Alius enim ingressus mali intra corpus non datur, si procuretur multa perspiratio.
Ga naar margenoot+Inedia non tantùm perspirare facit quàm aptè exhibita per os et nares; haec enim, a corde attracta, statim ad habitum pelluntur. Vacuis verò intestinis cor semper trahens, nimium ex habitu corporis trahit. Tantum igitur diaphoreticorum exhibe, quantum cor ferè desiderat. Ita id quod jam in habitum pulsum est, non redibit.
Ga naar margenoot+Non est verisimile vapores ex stomacho post cibum sumptum per aesophagum ad caput ascendere atque ibi dolorem capitis excitare, quia stomachus exactè tum clauditur; et cùm aperitur ob vaporem in ventriculo superantem, fit ructus. Et si hiaret stomachus ac per hiatum hunc vaporis acris quid ascenderet, nidor ex cibo in ore et naribus sentiretur |Ga naar voetnoot3).
Ga naar margenoot+In fluxu ventris varioli evanescunt (slaen in), quia vacuis intestinis corGa naar voetnootb) per hanc viam nihil trahit, multò minùs cùm deorsum fit motus; ergo ne spiritum | |
[pagina 352]
| |
Ga naar margenoot+ quidem trahit inde. Omnia igitur per venas ex habitu trahit. Exhibenda igitur per os diaphoretica, ut theriaca etc. Mechoacam dicitur purgans non astringens post purgationem quod facit rhabarbarum.
Ga naar margenoot+Ut immediatè, non per os etGa naar voetnoota) cor, aliquid in venas infundatur, aperi venam, si vis, post valvulam. Infra aperturam comprime venam digito. Aperturae fistulam insere, et cerâ ad commissuram claudendam positâ, quidquid in fistulam immiseris in venam trahetur juxta sententiam Harvei, videbisque (si vera est haec sententia) humorem ex fistulâ minui ac in venam ferri. Sic fortassis per arterias quidvis in quamvis corporis partem, musculum dico, immittes. Sic etiam per nudam aperturam aer intra venam post venae sectionem trahitur, cùm chyrurgi venam infra aperturam digito comprimunt, quod semper factitant.
Ga naar margenoot+In colicâ diuretica et venarum oscula in intestinis aperientia, summè conveniunt. In colicâ ventus sedet in summo anfractu intestinorum, nec magis per purgationem exit quàm in tubulis aquaeductuum aer, in summo latitans, per aquae defluxum antehacGa naar voetnoot1) a me dictus est exire. Imbecillitas ex frigore etc. in angulo intestini, facit ne ibi haerens ventus possit expelli. Per ventosam igitur, loco priùs rarefacto, extrahatur. 7en July D. SomeroGa naar voetnoot2) venterGa naar voetnootc) erat fixus ab utrâque parte umbilici, nec 4 clisteribus et satis luculentâ purgatione cessit. Ventosa meliùs habuit. Exigua foramina, per ventrem usque in cavitatem intestinorum penetrantia, sponte coalescent postquam ventosis per ea aer extractus est.
Ga naar margenoot+Geeft een hont met een touwken wat in te slicken ende laet <het>Ga naar voetnootd) heel door de dermen gaen ende let op alles; wie weet wat goets daervan kommen kan voor menschen.
Ga naar margenoot+Quibus cùm cibus ex stomacho exit, ructus non fit, ijs aer qui ibi fortè nascitur, per intestina egredi debet. | |
[pagina 353]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Stockoude lieden hebben in haer jonckheyt alwat leuw geweest; pigritia enim pauca digerit. | |
[15 juli 1634]Ga naar margenoot+15en Julij praescripsi D. AEmilioGa naar voetnoot1) contra inveteratum dolorem inter costas, emolliens ad partem dolentem et ut saepiùs mingeret. Adde diaphoretica; nam sic cor trahit materiam dolorificam jam emollitam et expellit per urinas et cutem.
Ga naar margenoot+Contra dolorem colicum imple intestina multoGa naar voetnoota) pane et cerevisiâ ut aer ijs misceatur. Intestinis enim plenis aer se nequit extendere, nec magis dolet quàm cùm manus premitur panno intercedente. Vacuis verò intestinis minimus humor facilè in vaporem mutatur, intestinaque distendit. |
Ga naar margenoot+Fromondi Argum., pag. 137Ga naar voetnoot2), hoc modo solvitur. Tubus opticus, id est telescopium, auget fixas geometricâ, Terrae motus verò annuus arithmeticâ proportione. Non sequitur ergo ita debere ob Terrae motum augeri fixas, uti ob telescopium.
Ga naar margenoot+Psalm 117, versu 3, ut mi fa sol la sol.
Ga naar margenoot+De roomers beslaen ende worden gelyck bemist met dat sy, gespoelt synde, aen een tafel kommen vol warme spyse, omdatse door het spoelen in kout water koudt geworden syn,also dat den wasem van de spyse daeraen verstyft. Maer so haest als de roomers warm geworden syn, wordense weer klaer, den wasem door de warmte verdwynende ende verteerende.
Ga naar margenoot+Men moet syn kinderen so doen als wy onsselven doen, id est soo leeren gelyck de kinderen, so doende als wy doen, oock sullen konnen doen. Id est dat de kinderen so wel leeren ende wercken als wy.
Ga naar margenoot+Qui dentitiunt non tussiunt, fortè quia humores ex capite per palatum in aesophagum descendunt ad locum dolentem, tracti per viam quae gulae respondet. Qui gravedine laborant aut tussi, ijs humor per os ethmoides et anteriora descendit. | |
[pagina 354]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Sicut certitudo vigiliarum, id est nos nunc vigilare, non potest apodicticè alijs aut argumentis demonstrari, licet nihil hoc sit nobis certiùs. Sic etiam motus certiore se ipso demonstrari nequit. Certi sumus nos vigilare cùm vigilamus; at multi dormientes putant se vigilare, at vigilans nemo se dormire. Multa igitur habent veritatem indemonstrabilem. Confer haec cum theologicâ certitudine nos esse filios Dei.
Ga naar margenoot+Die een goede academie hebben willen, die en moeten de professoren maer eens sweeckx laten lesen, gelyck de predicanten in formâ orationis; ende hebben soveel professoren dat de studenten alle daghe lessen hebben konnen. So sullen de lessen treffelick syn gelyck predicatien.
Ga naar margenoot+Int gaen gaet de rechte handt met de slynker voet et contrà ob libramentum. Sic etiam in equis uno modo (pluribus enim modis hi incedunt) incedentibus.
Ga naar margenoot+De kinderen en konnen haer broeck sonder vrouck niet ophouden alse aen het wambuis niet genestelt en wort, maer de oude lieden blyftse licht aen de heupe hanghen. Also syn de kinderen vleeschachtigher sonder uytstekende gebeente, secundùm id quod saepè antèGa naar voetnoot1) dixi; plus enim pulpae pro proportione ossa circumjacet.
Ga naar margenoot+Mr ReyneriGa naar voetnoot2) putat se ellygnium habere quod nunquam absumitur. At si auri cinerem in fistulâ perforatâ ad hoc ponat, quid fiet de fungis ex oleo natis, nisi oleum priùs destillaverit?
Ga naar margenoot+Een keerse en flickert niet van sacht roet gemaeckt. Bleyckse dan eerst ende doetter dan een harde huyt over om te handelen ende wit te syn. | | |
[1 augustus 1634]1o Aug. 1634. D. Martinus HortensiusGa naar voetnoot3) in Illustri Amstelrodamensium scholâ mathematum professorGa naar voetnoot4), vidit et cum judicio percurrit librum hunc meditationum mearum, post D. des Cartes et D. MersennumGa naar voetnoot5) tertiusGa naar voetnoot6) | |
[pagina 355]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+In pesteGa naar voetnoot1) emunctoria potissimum afficiuntur quia vicina sunt magnis vasis et habitus corporis, per quem solet cor mediantibus arterijs malum expurgare, constipatus est. Nisi enim habitus constiparetur, malum per insensibilem transpirationem exiret; jam verò glandulae minùs possunt recipiendo malo resistere.
Ga naar margenoot+Ad renes plus seri ex arterijs venit quàm ad alias corporis partes quia hi aortae adjacent, unde immediatè ferè à corde sanguis ad eos mittitur. Cùmque is ab ijs eâ viâ vix alio, id est in paucas partes, mittatur, necessè est eum omnem ferè circa renes constipari, tantum videlicet, quantum per magnum id vas aortam transit. Ut igitur se habet capacitas arteriae, ad renes euntis, ad magnitudinem arteriae ad reliquas corporis partes euntis, sic se habet sanguis simulque etiam serum circa renes coactus, qui ibi suum serum deponit.
Ga naar margenoot+Venus in peste vitari debet quia semen, purissimi sanguinis pars, ab eoGa naar voetnoota) ex quo serum in renibus jam purgatum est, provenuGa naar voetnootb). Cùmque sit immediatè à corde fluens, cor eum in testibus statim resarcit quia magna vasa eo tendunt uti de renibus dictum est; quo non potest aliter fieri quàm multum sanguinis ex corporis habitu primùm intra ventriculos suos attrahendo; unaque cum eo malum, quod jam ad habitum expulerat, recipit. Cùmque renes multum absorbent, ita ut purissimum ad testes iturum restet, redintegratio seminis multum sanguinis requirit, cùm ex magnâ ejus parte, purgato sero, exiguum duntaxat seminis conficiatur.
Ga naar margenoot+Febre laborans, cùm frequenter frigido aeri se committit, claudit hoc modo habitum corporis, ita ut cor plura retrahit quàm ad perspirandum eo miserat; unde venae circa cor et arteriae calido sanguine tument, habitu ferè vacuo. Hinc ardent interiora; exteriora verò frigent. Sanguis enim collectus prunam repraesentare antèGa naar voetnoot2) diximus. Quò enim densior est materia quae calorem recipit, eò calidior est. Cùm autem tam multa trahunturGa naar voetnootc) ab habituGa naar voetnootd) oculi excavantur, facies concidit; quòque id fiat magis subitò, eò deteriùs curentur frictionibus duris et calidissimis ijsque vehementissimis quae habitum corporis aperiunt. Nulla enim alia apparet spes evadendi.
Ga naar margenoot+Ut intelligamus quo pacto sanguis ad mammas deferatur, quaerunt anatomici surculos quosdam ex utero. At secundùm Harveum quaerant arterias, per quas plus eo possit deferri quàm per venas retrahi. | |
[pagina 356]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Sitis noctu oritur a volatiliori parte cibi ex ventriculo (nisi ex eo ad cor immediata sit via vel ad hepar) per pylorum, hepar et cor, in totum corpus sparsâ. At cibo concocto dilutior etiam humor spargitur qui minùs acer est et minùs igneus, quo etiam aesophagus et osGa naar voetnoota) humectataGa naar voetnootb) per solitas arterias, sitis cessat.
Ga naar margenoot+Catharrus per aesophagum decidens et febrem excitans cathartica videtur requirere, ne malum hoc nimis per venas spargatur, non retrahendi sed prohibendi humoris hujus gratiâ; non enim datur regressus. |
Ga naar margenoot+1en Aug, 1634 cùm Martinus Hortensius mihi concessissetGa naar voetnoot1) Dialogo di Galileo Galilaei sopra i due massimi sistemi del mondo Tolemaico e Copernicano, Fiorenza MDCXXXIIGa naar voetnoot2), haec sequentia in eo laudanda vel corrigenda annotavi: Pag. 69/ 72/ 135. lin. 12/ 138. 2/ 159. 38/ 427. 4/ 23. 30/ 16/ 18/ 4/ 5/ 6/ 20/ 40/ 59/ 69/ 13/ 91/ 92/ 93/ 94. 1/ 373/ 381/ 189/ 141/ 148/ 151/ 152/ 153/ 158/ 162/ 166/ 171/ 173. 10/ 174. 5/ 175/ 178/ 180/ 186/ 206. 35/ 208. 5/ 211/ 212. 30/ 217/ 218. 20/ 221. 10/ 123/ 225. 40/ 226/ 229. 1/ 230. 7/ 233. 11/ 245. 2/ 246/ 328. 16/ 329/ 341/ 352. 1/ 354/ 356/ 371/ 374/ 380. 31/ 381/ 391. 32/ 392/ 398. 14/ 398. 35/ 399. 1/ 400. 20/ 401. 20/ 402. 20/ 416. 20/ 422. 22/ 427. 4/ 431. 32/ 433. 10/ 435. 1/ 441. 24/ 444/ 450/ 452. Pag. 69. Ex Lunâ politâ, inquam ego, tantum luminis venit ad Terram quàm ex asperâ, quia lumen non perit hoc modo. Distantia nequit lumen abolere. Si foret Luna non magis aspera quàm murus, è longinquo apparere debuisset ut speculum. Pag. 72. Pag. 427, 4. Non dat Galilaeus rationem retardationis horariae in fluxu et refluxu. Quae tamen respectum habere videtur ad centrum gravitatis inter Terram et Lunam, quod eodem modo quo retardatio haec movetur. Dicendum igitur hoc centrum dare principium mutationis. Pag. 153. Als ghy op glat ys met schaetsen rydt, laet dan een bol uyt u hant vallen al rydende. Pag. 186. In een slyngher lapis movetur non ut Galilaeus vult, sed à centro | |
[pagina 357]
| |
Ga naar margenoot+ per circumferentiam, non ab ultimo ejus puncto, excutiturGa naar voetnoota). Vide quae antèGa naar voetnoot1) de hac re scripserim. Hasce annotationes datâ occasione examinabo.
Ga naar margenoot+Lapis motus τῷ νὺνGa naar voetnootb) mathematico est in loco et sic non movetur. At τῷ νύν physico movetur.
Ga naar margenoot+Languor oritur ex nimis calido aere, ideò manè, cùm aer est densior, plerumque meliùs valemus.
Ga naar margenoot+Vires conservantur aut potiùs continuò restituuntur per multum nutrimentum. Id est quod facilè digeritur, atque ita copiosè a corde attrahitur et per aerem multum, id est frigidum; frigidus enim aer est densus plusque ejus est inGa naar voetnootc)-spatio quàm calidi aeris, quia calor eum distendit, igni inter ejus corpuscula volitante, suoque motuGa naar voetnootd) illa separante. Aer autem per pulmones ad cor perveniens, unicum instrumentum videtur quo cor palpitat. Nihil enim aere magis comprimitur et resultat; respondet sali petrae in pulvere pyrio qui spiritu suo flammulas sulphuris per poros pulveris undiquaque ad reliquam materiam discutit. | Hinc pulsus fit magnus, vehemens et frequens. Frequentia enim cum hisce duobus adjuncta, vires indicat. Signum enim est multum aeris et nutrimenti a corde confici.
Ga naar margenoot+Praecipitatum, quod vocant, quo carnem perforant etc., se miscet cum carne, eamque obstruens arcet influxum sanguinis arteriosi, quo deficiente caro moritur et albicat. Eodem fortè modo etiam agit pestis in corde. Quaerendum igitur medicamentum quod in corde attractum, cum venenoGa naar voetnoote) mixtum, id possit diluere, ut non ampliùs tam tenaciter carni cordis adhaerescat atque ita per arterias in habitum corporis excuti possit.
Ga naar margenoot+Als men licht, so is de expiratie gemackelicker dan de inspiratie omdat de borst opgelicht moet worden met macht van geest als men inspireren wilt; maer sy valt van selfs toe als men wilt expireren. Als men daerenboven noch slaept, tument interiora. Ga naar margenoot+Ons kindtGa naar voetnoot2) snickt somtyts als het slaept, omdat de expiratie korter ende kleynder synde, als voorseyt is, nu ende dan moet verdobbeleert worden. Dit snicken geschiet altyt in de expiratie. | |
[pagina 358]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Die verschrickt geweest is moet pissen, want also schiet de inwaerts geperste materie, somtyts quaet synde ende te langhe in habitu geweest hebbende, van het herte. Want int verschricken is deGa naar voetnoota) diastole grooter dan de systole, ende door het pissen groyt de systole.
Ga naar margenoot+De vrouwen doen wel die haer siecke kinders altyt wat doen eten, segghende: men moet den mont wat bieden. Want also wort het hert stercker, ende treckt soveel te min ex habitu, hebbende wat ex intestinis dat beter is te trecken.
Ga naar margenoot+De glasen in perpetuo horologio quod antèGa naar voetnoot1) descripsi, moeten in diepe bysondere holen staen, also en sal de Sonne altyt maer in één seffens schynen. DrebbelGa naar voetnoot2), seght van AsscheGa naar voetnoot3), besicht in syn motu perpetuo quicksilverGa naar voetnoot4), ick achte, omdat <dat>Ga naar voetnootb) het swaerste synde, langhst beweecht, gelyck een swaer gewicht aen een touwken hangende, langher waggelt dan een lichter.
Ga naar margenoot+Aer in corde est necessarius; humor in corde non fit vapor.
Ga naar margenoot+AntehacGa naar voetnoot5) dixi nigrum colorem oriri ob subjecti homogenea plana. Nunc verò addo album colorem oriri cùm subjecti homogenea sunt asperrima, quòque ea sunt asperiora, eò magis esse niveum. Nam radius in asperum punctum incidens in multas particulas dissolvitur; cùmque duo lucis homogenea rarò in idem subjecti punctum mathematicum incidant, quod nunc asperum hoc punctum tangit, alio loco ferit quàm id quod modo tangebat aut mox tacturus est; ergo particulae lucis quâquâversum sparguntur. In homogeneis verò planis multa lucis homogenea in idem planum cadunt, etsi in idem punctum subjecti mathematicum non inciderint. Reliqui coloresGa naar voetnoot6) fiunt prout homogenea ex lateribus planis et asperitatibus con-Ga naar voetnootc) Ga naar voetnootd) | |
[pagina 359]
| |
Ga naar margenoot+stant: in caeruleo plus plani, in flavo plus asperitatum. Cineritius verò color constat ex planis et asperis homogeneis inter se confusis. |
Ga naar margenoot+Iris et vitrum triangulare exemplum praebent colorum intermediorum generatorum. Lux enim per quandam partem vitri transeuns, reflexè ad oculum nostrum venit; ejusdem verò penicilli nonnullos radios recipit homogenei in vitro angulus. Sic etiam in iride punctum hoc solare quosdam radios ad guttas aqueas glabrè positas emittit, quosdam verò ad interpositos forsitan vapores. Ergo ejusdem penicilli aliquot radij in morem speculi, aliquot verò in morem immediatae emissionisGa naar voetnoota), in tunicâ retinâ in idem punctum conjuncti, speciem talis luminis, id est colorem, ejusmodi excitantGa naar voetnootb).
Ga naar margenoot+In urinâ est aliquid lapidem dissolvens, quodque hoc tempore non inest, alio tempore fortè inerit, quodque nunc concrescit in renibus, alio tempore dissolvetur. Unde multi ex morbo nephriticoGa naar voetnootc), id est calculo renum et vesicae, naturâ mutatâ, liberantur. Multorum urina matulas inficit tartaro. Mingat in eam jam infectam puer sanus ac vide an tartarum non sit ablaturusGa naar voetnootd) suâ urinâ; hanc urinam nactus, vide quomodo sit applicanda aut separanda, ut calculosus quis per eam curetur.
Ga naar margenoot+AbrahamGa naar voetnoot1) seght, als hy met syn schouwer ofte arm bloot licht, dat hy dan de loop kryght; maer als hy met syn heel lichaem bloot licht, dan niet.
Ga naar margenoot+Inedia per vas breve et choledochum, ob cordis tractionem perpetuam, introducit in intestina bilem et melancholiam. Cùm enim nihil trahi potest occluso pyloro, nihilominùs tamen trahit cor <et>Ga naar voetnoote) sequitur id quod paratum est per vias apertas.
Ga naar margenoot+Brunus Nolanus, in lib. La cenaGa naar voetnoot2), Dialogo tertio, pag. 52Ga naar voetnootf), lin. 19, dicit candelam videri per sexaginta miliariaGa naar voetnoot3). Da Otranto di Pugla si ueggono al spesso le candele d'Auellona, trà quai paesi tramezza gran tratto del mare Jonio. Pag. 63. 9/ 69. 13/ 71. 31/ 73. 18/ 80. 1/ 106. 32/ 111. 32/ 113. 5/ 114. 7/ 118. 5/. | |
[pagina 360]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+IdemGa naar voetnoot1) De la causa, principio et unoGa naar voetnoot2), pag. 56. 24/ 61/ 63. 28/ dicit se diù fuisse in opinione Democriti, Epicuri, Cyrenaicorum, Cynicorum et Stoicorum qui dicunt formas non esse aliud quàm accidentales dispositiones materiae, quia haec, inquit, opinio fundamenta magis naturae respondentia habet quàm Aristotelis. Ma dopo’ inquitGa naar voetnoot3), ‘hauer più maturamente considerato, hauendo risguardo à più cose, trouiamo che è necessario conoscere nella natura doi geni di sustanza, l'uno che è forma, et l'altro che è materia, perchè è necessario che sia un' atto sustantialissimo nel quale è la potenza attiua di tutto: et ancora una potenza et un soggetto, nel quale non sia minor potenza passiua di tutto, in quello è potestà di fare; in questo è potestà di esser fatto’. /76. 18/ 107. 26/.
Ga naar margenoot+Terra non magis sentit quia animalia in eâ et ex eâ prognata, sentiunt; aut intelligit quia homines velut partes ejus intelligunt. NecGa naar voetnoota) caseus sentit, quia vermes in eo et ex eo prognati, imò nihil aliud nisi casei partes sentiunt. |Ga naar voetnoot4).
Ga naar margenoot+In divinando partûs tempore ratio magna est habenda ejus temporis quo ante conceptionem menses fluxerunt; nam quae octavo post menses die conceperunt, 14 dies pariturae videntur ante eas quae tertioGa naar voetnootc) postquam menses coeperant fluere, concepere. Non tantùm enim tum, sed singulis mensibus nisûs suos prodit purgatio menstrua, ita ut etiam ex eâ gravidarum constitutiones praedici, praecaveri et curari debeant.
Ga naar margenoot+Calidus spiritus in dentitione ex gingivis prodeuns per aesophagum etc., in cor rapitur more cibi, sed igni huic pylorus etc. semper patet. Titillatio continua et pruritus ob dentem gingivarum tunicas perforantem, non aliter prolicit pituitam ex capite quàm cùm dentibus quaedam etiam insipida mordemus. Cùmque illud sit perpetuum, etsi singulis momentis minimum quid cadat, totis tamen diebus id multum fit ventriculumque subvertere potest, obstructiones et putredines parere, quia reverâ multum est.
Ga naar margenoot+Sugat infans semel duabus aut circiter horis ut lac sit benè coctum, nec crudum ferè ex matre trahatur. Bibat etiam medicamentum post aliquod tempus 2 ferè horarum, ut lac in ventriculo coqui possit; nec immediatè post medicamentum nutriatur. | |
[pagina 361]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Apozema, potentiâ frigidum, ad cor perveniens, diluit ibi calorem nimium, ita ut jam sit calor mediocris, qualis possit ad habitum corporis commodè eijci et nutrimentum cum cibo perficere. Ga naar margenoot+Actu frigidum pungit ventriculum jam ante calidum ob magnam dissimilitudinem, atque ita ex eo excutitur, non alteratum aut praeparatum ut ad cor veniat. Sic etiam ab intestinis ob vellicationem deorsum truditur, ita ut ad cor pervenire non possit.
Ga naar margenoot+Vitellum ovi woegh ℥ßGa naar voetnoot1), het albumen ℥jGa naar voetnoot2), de schale ℥ij, gedaen door den apotheker Daniel LansbergheGa naar voetnoot3).
Ga naar margenoot+Die van de vloyen veel gebeten worden, syn van gesonde nature, hebbende gheen feninighe dampen, want in Ierlant en syn gheen feninighe beesten, maer schrickelick veel luysen ende vloyen. Ten is dan niet gesont te slapen by yemant, die van de vloyen niet gequelt en wort. Die sieck geweest syn ende van de vloyen gebeten worden, dats een teecken dat se beginnen te genesen.
Ga naar margenoot+Si lapis bezoarGa naar voetnoot4), uti videtur, ob tenuitatem partium sudores moveat, quid subtiliùs smiride quo ferrum politur? Optimè igitur teratur donec vitrum per eam politum est idque jam exhibeatur. Facilè per venas in cor et inde in habitum corporis excutietur ubi ob acumen membranas vellicans, sudores excitabit.
Ga naar margenoot+Febris tertiana et quartana, in principio morborum excitatae, septimo die crisim excitant; hinc 28o die purgatio menstrua. Etsi enim 25o die id fieri debet mathematicè loquendo, si tempora media paroxysmorum (quibus concoctiones ferè silent) non numerentur, finis 4tae septimanae in 28o diem incidit. Tales 10 menses partum causantur, imò quae mulieres eodem tempore menses habuere, etsi una duas aut tres hebdomadas post aliam concipiat, eodem tamen tempore parient; ejus verò quae antè concepit, infans erit robustior ut qui diutiùs in utero fuerit. Mulieres quae 27 diebus menstrua patiuntur, 9 diebus ante 40am septimanam parient; quae 29 diebus menstrua patiuntur, 9 diebus post 40am septimanam parient, etc. Ga naar margenoot+Earum etiam febres tertianae et quartanae ferè anticipant et postponuntur. Haec ratio integra dierum criticorum esse videtur, ne paroxysmorum tempora diebus | |
[pagina 362]
| |
Ga naar margenoot+ annumerentur. Etsi enim in initio et fine aliqua fiat coctio, toto tamen paroxysmo minor est quàm tali tempore in corpore sano. | Ga naar margenoot+Sudoriferis adhibitis frictiones extremorum sunt faciendae corpusque tegendum eodem loco omninò jacendum, ut is incalescat. Non dormiendum ut calor in habitu corporis haereat; excrementa continenda ne introrsum moveatur humor, aut potiùs ne cor ex habitu corporis trahere cogatur.
Ga naar margenoot+In febre frigidum et humidum medicamentum est omme id in quo parum caloris inest et in quod calor cordis facilè ingredi potest, ita ut calor cordis, humore hoc dilutus, sive mixtus, minor fiat. Sitque humidum id in quo parum est olei, id est quod nequeat in ignem mutari, aut potiùs tam fixum oleum ut mutatio fiat ad modum lenta. Aqua frigida non actu, sed potentîâ calorem cordis facilè recipit. Humida quoque est, sed non quaeGa naar voetnoota) unquam in nutrimentum mutari possit. Sit igitur ptisana aut simile quod.
Ga naar margenoot+Qui mutationes ventorum cupit praedicere sciat secundùm hypothesim Galilei de fluxu et refluxu marisGa naar voetnoot1) occasionem mutationis esse bis singulis diebus una cum fluxu et refluxu; sed quia aer supra Terram est, minùs fortassè illi motui obediens est quia nimis frequenter recurrit. Secundò singulis lunationibus etiam bis una <est>Ga naar voetnootb) cum fluxu et refluxu maris (sprynckvloet vocant Belgae) qui motus, cùm diuturnior est atque per aliquot dies viget, magis in obsequium trahit aerem. Tertiò singulis annisGa naar voetnootd) bis (aut ut etiam in praecedentibus quater) <est>b) in aequinoctijs et solstitijs, qui motus, cùm per aliquot septimanas duratGa naar voetnootc), adhuc magis eum sequitur aer. Hinc nascuntur venti etesiae. Quartò climata diversa diversimodo a motu diurno et annuo patiuntur. Aliter enim se habent venti sub polis ubi motus diurnus nihil potest, quàm sub aequinoctiali etc. Quintò situs loci plurimum facit. Maria enim plus venti congerunt quàm terrae, montes etiam ventos arcent; sic Chinenses mare habent in Oriente, Europaei in Occidente. Quando igitur quinque haec aut pleraque ad unum eundemque ventum conspirant quis nesciat certò eum oriturum?
Ga naar margenoot+Si pura materia febris tam parvum quid est, uti apparet in ejus solutione in convalescentium labijs, etc., non multum potestd), etsi multa quae id exigunt, non feriunt. Aperientia igitur et roborantia etc. adhibeantur. | |
[pagina 363]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Als het lynwaet in een ander lant, te weten in Vlaenderen, in Vranckryck of van Hollant in Zeeland aut vicissim, gewasschen wort, so ist altyt de eerste reyse ros, daerna so wit als te vooren, segghen de wyfs. Dat moet syn, omdat het verscheyden water de poros van de filamenta verscheydentlick disponeert; welcke dispositie met de eerste reyse niet gans verandert en kan worden, maer half ende half, twelck ander coleur geeft.
Ga naar margenoot+Atomi in Sole apparentes, aere quiescente, omnes non tantùm deorsum moventur, sed etiam longiùs à Sole recedunt. Quod signum est eas a Sole protrudi, igniculosque Solis corpuscula esse. Experire hoc considerando ubi aer per calorem Solis magis aut minùs rarefit.
Ga naar margenoot+Ex peste morituris caroGa naar voetnoota), sive habitus corporis, frigescit atque ita perspirationem prohibens, maculas in cute apparere sinit quia cor hinc nihil trahit. Interioribus enim calescentibusGa naar voetnootb) extra prodeunt; adhaec systole ob facilitatem major fortè existit. Curentur extremorum ligaturis et cuti frictione asperrimâ, imò, si liceat dicere, virgis fortiter sanguis undique proliciaturGa naar voetnootc); quorundam enim multum interest ut hic vel ille vivat ad totius familiae aut regni conservationem. |
Ga naar margenoot+Pieter de CerfGa naar voetnoot1) seght als den dauw snachs ryst, dan worden de grachten drooghe. Dats een teecken dat se uyt het water kompt, als het s'daeghs heet is ende snachs kout, ut antèGa naar voetnoot2) dixi. Subyte coelteGa naar voetnootd) is in den herfst, want het is daeghs warm na het aequinoctium, als voor desenGa naar voetnoot3) geseyt is, ende de Sonne gaet subyt diep onder.
Ga naar margenoot+Treckplaester stopt de venas ende is so sterck niet dat het de arterias stoppen kan. Daerom treckt diachylum, want door de arterien kompt bloet ende ten kan door de aderen so wel niet wech.
Ga naar margenoot+Motus rei alicujus in vacuo potest celerior fieri quàm ipse est et quàm est id quod eam movet, eo modo quo pueri pilam sursum movent, celerrimè imponentesGa naar voetnoote) eam ligni brachio majori. | |
[pagina 364]
| |
Ga naar margenoot+
Sit AB lignum, impositum ad C stapedi aut lapidi; pila imponatur extremitati ad
Fig. 69.
?; puer feriat alterum extremum ad A. Pila celeriùs ascendet quàm baculus feriens deorsum movebatur. At in vacuo, cùm duo aequalia corpora, aequaliter mota, per eandem rectam sibi invicem occurrunt, utrumque quiescitGa naar voetnoot1). Cur non igitur tandem omnia quiescunt? An ignis hic aliquid potest? Aut an ejus actio tam est ignota quàm reflectio in vacuo?
Ga naar margenoot+Puerorum arteriae frequentiùs pulsare videntur quàm corpusculi eorum exilitas requirit. At hinc crescit, valet etc. Multum igitur pulsus bonum, ut ante dixi.
Ga naar margenoot+Post cibum sumptum ante 2 aut 3 horas vix mingo, quia potus necdum exijt ex ventriculo. Noctu frequentiùs et plus mingo, quia perspiratio fortassis est minorGa naar voetnoota).
Dr. Jacobus LansbergeGa naar voetnoot2) dicit pituitae quoddam genus ex capite in asperam arteriam cadere, adeò tenacem ut aer, ex pulmone exeuns, eam in spumam vertat, atque hinc orthopnoaeamGa naar voetnootb) excitari, quam homines periculosam putant. Verùm, inquit, cùm jam morituris calor minuatur, bullae hae subsidunt calore evolante, atque ita morbus solvitur.
⅛ deel van de wech tusschen Vlissinghen ende Middelburgh is 1215 van myn treden, elck synde wat meer dan 2 voet.
Ga naar margenoot+℥jGa naar voetnoot3) mercurij crudi, aut si vis purificati, in pituitâGa naar voetnootc) cerevisiae per noctem posita, fit potio contra omnis generis vermes; millies usus mercurius idem numero idem potest. Secretum, inquit Dr Lansberge.
Ga naar margenoot+Galbanum curat de exterooghen aen de voeten; secretum, inquit Petrus BursiusGa naar voetnoot4). Ego verò curavi myn wratten aen myn vyngher, die eerst wat in water weykende, dat afsnydende, dan daerop leggende 4 of 5 daghen langh altyt versche diachylum cum gummis, ende telckens al nader afpeuterende tot datse so diep was als het ander vel. DaernaGa naar voetnootd), ex consilio D. Lansbergij, streeck ickse met oleo vitrioli, doch of dat noodich was, en weet ick niet seker. | |
[pagina 365]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Cùm lactantes parùm edunt, pueri ex earum habitu, mediante corde, omne malum videntur attrahere, easque ab omni morbo liberare.
Ga naar margenoot+Mammae inanitae, glandulae, fistels, partes debiles etc. trahere videntur quia arteriae ibi magis aperiuntur carnibus, ibi non contrà nitentibus. Atque ita eo plus effunditur. |
Ga naar margenoot+Astringentia roborant musculos etc. quia ob coadunationem fibrarum arteriae constringuntur. Atque ita eo nihil superfluum immittere possunt.
Ga naar margenoot+Interpolata inspiratio dicitur belgicè snicken, interpolata verò expiratio dicitur stenen. Utriusque causa quaeraturGa naar voetnoot1).
Ga naar margenoot+Vasa id estGa naar voetnoota) arteriae et venae, per urinas, pulmones et perspirationem, non per intestina, purgari videntur.
Ga naar margenoot+D. LansbergeGa naar voetnoot2), teghen my meynende dat het water op de soo synde, ronsom draeyde, ende versterckt synde met het getuygenisse van Jaques RooseGa naar voetnoot3), also icktGa naar voetnootb) evenwel niet en geloofde, hebben wij <het> totGa naar voetnootc) syn broederGa naar voetnoot4) gaen proeven ende niet waer bevonden. De houtjens, die wy daerin wierpen, door de hitte des waters met water doordroncken synde, soncken op de gront ende en quamen niet op, al wert het water kout, of al wierpen wy die in kout water: daer sonckense dan oock.
Ga naar margenoot+AquaGa naar voetnootd) per cavernas sub montes penetrans, cùm multum actu caloris contineat, ibi eum deponit, qui sese abdens in poros terrae, fit sulphur; eòque magis quò aqua saepius mutatur. Multo enim magis aqua friget sub montibus quàm in mari. Hinc Etnae forsitan et Vesuvij incendia tam diuturna. | |
[pagina 366]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Te CalesGa naar voetnoot1) wort alle freut verboden ten tyden van de peste. Dencke omdat het aftreck maecktGa naar voetnoot2).
Ga naar margenoot+Om so styf te heyen als men wilt, laet het gewichte vallen op den langhsten arm van een hout, aen hetwelcke een ander gemaeckt is van gelycke armen, waervan den eenen arm teghen de styl perst, die men inheyen wilt. Also kan men oock heyen onder een leeghe kamer, ende onder een gat van een muer, daer men wil.
Ga naar margenoot+Maculae fiunt in peste circa habitum corporis, quia tam systole quàm expiratio facilior est viribusGa naar voetnoota) debilibus. Sponte enim pectus et caro cordis concidunt.
Ga naar margenoot+Statim post cibum sumptum frigemus, quia clausis vijs ventriculi, etc. cor ex habitu duntaxat trahit; cùmque ex habitu volatilia ferè trahat, quae sunt ignis particulae, carnes frigent. Ga naar margenoot+Somnus paulò post sumptum cibum excitatur ex subtillissimâ cibi parte per relicta adhuc pylori etc. foraminiculaGa naar voetnootc), a corde attractâ et in cerebrumGa naar voetnootd), tum in reliqua membra missâ. Hinc virium recreatio subitanea.
Ga naar margenoot+In paroxysmis febrium in ventriculo habere cibum facillimè digestionis suppeditat cordi materiam, quae cum febris materiâ conjuncta, per cutem possit transpirare; aliàs ex habitu introrsum calores retrahuntur.
Ga naar margenoot+Calida crassarum partium in peste aut febribus exhibita, laedunt, quia interiora calefaciunt, nec nisi pedetentim ad habitum veniunt. Sunt enim sicutGa naar voetnootf) ignis prunae quae non sunt ut flammulae, sed sicut ignitum ferrum comburant ea quae tangunt, paucissimis igniculis longiùs de se jactis. Sic etiam fortassis in corpore sunt piper, cepe, etc. |
Ga naar margenoot+In peste cùm nulla pars est debilis, cor inficit proximam glandulam cùm copiosè et affatim venenum excutit. Haec enim, ob vicinitatemGa naar voetnootg) a pluribus particulis affecta, succumbit. At cùm cor pedetentim ejaculatur, cutis infici potest quia in tam multas partes sparsum, venenum insensibiliter affluit; affluxum verò in cuticulâ ob crassitiem suam vel tenacitatem etc. haeret, nisi pori cutis aperiantur. | |
[pagina 367]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Sicut semen zedoariae, non solum sed cum hydromelite mixtum, meliùs vermes necat, sic etiam in alijs medicamentis fieri potest, quae ob varias praeparationes quae facere quaedam nequeunt, sola nihil possunt. | |
[15 oktober 1634]Ga naar margenoot+Sibertus CuflerGa naar voetnoot1), Drebbels swagherGa naar voetnoot2), seyde my dat syn schoonvader op syn dootbeddeGa naar voetnoot3) seyde dat hy perfecte telescopia maken konde, waermede syn kinderen allenGa naar voetnootb) ryck souden konnen worden; doch stierf eer hy dat schreefGa naar voetnoot4). - 15en October 1634 in den Haghe. Seyde oock dat hy in een doncker kamer in de locht konde doen schynen wat hy wilde. Ick achte dat dit is tgene hy in eenen brief schryftGa naar voetnoot5) dat hy sichselven kan subitelick veranderen in een leeuw, boom, etc, te weten buyten de donckere camer int licht staende, ende by beurte het een ofte het ander in syn plaetse stellende. Doch Sibertus voorseyt seyde dat hy het niet doen en konde.
Ga naar margenoot+Cùm autem in concavo speculo imago tua inter te et speculum apparet, sit locus intersectionis omnium unius penicilli radiorum, ubi pictura in papyro apparet pro ipso visibili. Speculo verò concavo, post intersectionem hanc applicato, radij ab eo reflexi in oculo nostro idem faciunt ac si illic esset verum visibileGa naar voetnootc); cùm in hoc loco imago sit inversa, in oculo nostro erit erecta. Si verò oculum inter speculi concavi centrum collocaveris, omnia extra cubiculum hoc obscurum, per concavum in foramine positum, radiantia magna et clarissima apparebunt, eo modo quo fit in telescopijsGa naar voetnoot6).
Ga naar margenoot+Een schuytman stack syn handt int water, ende also nat synde, stack hy die omhooghe om also beter te voelen hoe de wint was, want het was stille. Het water maeckt de handt koudt.
Ga naar margenoot+Statim post cibum sumptum cor ex habitu multum trahit quia interiora sunt clausa. Ideò homines tum frigent et periculosè laborantibus peste adsunt. | |
[pagina 368]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Pustula inediâ (ut solet) curare, febres auget, quia cor earum malum trahit. Ergo in peste inedia est vitanda.
Ga naar margenoot+Sedere in hypocausto et per tubum extraneum aerem haurire, videtur et curare febres malignas et a peste praeservare. Potest etiam totum caput ex hypocausto exeri. Hoc pacto enim ex corpore vapor malus extrahitur, quo aer in hypocaustum per quaevis foramina ingreditur. Et simile est vasi meo de quo antehacGa naar voetnoot1). Et aer frigidus corroborat ad pulsûs magnos et celeres faciendos et validos. Ga naar margenoot+Frigus verò ad cutem facit ut poris occlusis venenum nequeat expelli nisi ad proximas glandulas. Huc autem non iret si cutis pateret.
Ga naar margenoot+Den schrick, timor subitus, claudens omnes usque ad cor poros, malum quod poterat perspirare, ad cor pellit, unde jam nequit satis longè expelli ob vias clausas, et diastolen majorem systole. |
Ga naar margenoot+Calor ignis aperti in foco salubrior est quàm Solis aut hypocausti, quia multum aeris ad focum vadit, isque tam densus in nares attrahitur, ut cor valdè nutrit.
Ga naar margenoot+Post opus vehementius, aut postquam quis ab igni etc. calefactus est, facilè inficitur, si ad peste laborantem in loco frigidiusculo accedat, quia calore abeunte succedit id quod est praesto.
Ga naar margenoot+Pestis materia a nostro calore fit vapor, venenum verò aliud, ut arsenicum, canis rabiosi etc., non nisi ignis calore. Ideò illa est contagiosa ad distans, hoc non nisi contactu inficit.
Ga naar margenoot+Haemorragia narium sedatur si ad ignem aversus sedeas. Calor enim in tergo revellit, aer multus in facie repellit. Claude subinde nares, ut interrumpatur cursus; sic enim nonnihil constringitur. Et per narem quae sanguinem mittit, aerem admitte eumque per os emitte.
Ga naar margenoot+Medicus VianensisGa naar voetnoot2) dixit Mr PetroGa naar voetnoot3) Anglo sudare post somnum tempore matutino esse signum phtiseos.
Ga naar margenoot+Als men hooghe in de schouwe een vierken maeckt, dat sal den roock van de heert opwaerts trecken. | |
[pagina 369]
| |
Ga naar margenoot+
Ga naar margenoot+Duo corpora, sibi invicem occurrentia aequali vi, quiescunt, nisi resiliant, at ita comprimuntur ut aliâ occasioneGa naar voetnoota) nactâ, solvantur atque magis quàm occasio haec prae se fert, moveantur; ita ut omnibus partibus cum resultu etc., simul sumptisGa naar voetnootb), pristinus motus conservetur et repetatur, sicut compressa lamina chalibea datâ occasione resilitGa naar voetnoot1). Ergo motus a Deo semel creatus, non minùs quàm ipsa corporeitas in aeternum conservaturGa naar voetnoot2). | |
[20 november 1634]Ga naar margenoot+Den 20en Novemb. 1634Ga naar voetnootc) is joncker Philips van Stralen, een van myn costkinderen begraven, twee daghen sieck geweest hebbende, na het oordeel van den HrGa naar voetnootd) Doctor van SomerenGa naar voetnoot3) van de peste. Denselven dach, also meest al myn kostkinderen op haer versoeck ende met toelatinghe van D. ButendyckGa naar voetnoot4) scholarcha ende daerna met approbatie van de reste, naer huys trocken, so synder oock sevene na Der Veren gereyst, waervan der sesGa naar voetnoote) desen 20en voorseytGa naar voetnootf) ontrent de plateGa naar voetnoot5) ten elf ueren voormiddach verdroncken syn, also haer schip overseylt wiertGa naar voetnoot6) Sins syn myn kostkinderen meestal achtergebleven, daer icker voor desen 50, 60, 70 in de kost haddeGa naar voetnoot7). |
|