De Betuwe
(1968)–R.F.P. de Beaufort, Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdValburgDe gemeente Valburg bestaat uit het voormalige panderambt Valburg, een onderdeel van het ambt Over-Betuwe, de heerlijkheid Loenen en Wolferen, de heerlijkheid Homoet, en is op 1 juli 1955 met het grootste gedeelte van de op die datum opgeheven gemeente Hemmen, uitgebreid. Tot de gemeente Valburg behoren de dorpen Andelst, Hemmen, Herveld, Oosterhout, Slijk-Ewijk en Zetten en de buurtschappen Homoet, Loenen en Wolferen. Het gemeentehuis bevindt zich in Herveld. (Martens, Marken, blz. 165, 166). | |
[pagina 360]
| |
AndelstHet dorp kenmerkt zich door een onregelmatige, doch in hoofdzaak ronde structuur, waarin de kerk centraal is gelegen. Het is mogelijk deze dorpsaanleg in verband te brengen met de oudst bekende landbouwontginningen in de Betuwe, die van Merovingische oorsprong zijn. (Bull. K.N.O.B. 1958, kol. 101, fig. 2). Oudheidkundige bodemonderzoek heeft aangetoond, dat Andelst sedert de Romeinse tijd continu bewoond is geweest. (O.M.R.O.L., N.R. xxx, 1949, blz. 84). Ga naar margenoot+ Teg. Staat iii, blz. 252; van der Aa i, blz. 261. Ga naar margenoot+ Exc. Rom. iii, blz. 113.
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK oorspronkelijk aan de H. Vitus gewijd staat in het oude kerkhof, midden in het dorp, geheel vrij. Het gebouw ligt niet op het hoogste punt van de woerd, maar er naast. Zowel de kerk als de toren zijn eigendom der kerkelijke gemeente. Fig. 96, pl. cxxxvii, afb. 332, pl. cxxxviii, afb. 333, 334, pl. cxl, afb. 339. Ga naar margenoot+ Joosting en Muller i,1, blz. 103; ii, blz. 431; Vermeulen i, blz. 205; Gelre xxxiii, 1930, blz. xvii; Gelre xxxiv, 1931, blz. xxii; Oudheidk. Jaarb. 1931, blz. 28; Duizend jaar bouwen i, blz. 186, 187; Kok, Patrocinia, blz. 87, 88. | |
[pagina 361]
| |
Fig. 96. Andelst. Hervormde Kerk
Het kerkgebouw, één der oudste van de Betuwe, bestaat uit een éénbeukig schip,Ga naar margenoot+ van breuk- en baksteen, met een bakstenen toren en een dito koor van drie traveeën en met een driezijdige sluiting.
Bakstenen, formaat: 25-28 × 5-6,5 cm, 10 lagen 80 cm, oranje-rood en van donkereGa naar margenoot+ kleur.
De toren gaat oversneden op tot de volle hoogte en is door cordonlijsten in drieGa naar margenoot+ geledingen verdeeld. In de bovenste geleding bevinden zich aan iedere zijde twee, dicht naast elkaar staande, kleine, spitsbogige galmgaten. De bovenste geleding wordt afgesloten door een geprofileerde, bakstenen kroonlijst met natuurstenen hoek- | |
[pagina 362]
| |
stukken, die een drie lagen hoge zaagtandlijst kwam te vervangen. Hierboven verheft zich de tegenwoordige achtzijdige, met leien beklede spits, die verhoogd is om de wijzerplaten beter zichtbaar te maken. De ingang vertoonde vóór de restauratie de kenmerken van ingehakt te zijn.
Ga naar margenoot+ De zuidgevel vormt een stalenkaart van stukken bazalt, lava, grauwacke, veldkeien, rode zandsteen, tufsteen en ijzersteen en bestaat uit een binnen- en buitenmuur, waartussen kalkmortel met scherven, stukken van Romeinse dakpannen en breukstenen. Volgens de muurankers heeft men in 1794 de op tufstenen fundering staande noordgevel in baksteen van 22 × 4 cm, 10 lagen 49 cm, opgetrokken. De westmuur van het schip, opgebouwd uit staande en liggende tufstenen platen in vrij regelmatig verband, met daartussen stukken van een grijze, leiachtige steen, heeft men intakt gelaten. De oostmuren bleken bij de restauratie ook uit tuf en veldkeien te bestaan gelijk als de zuidelijke muur.
Ga naar margenoot+ Onder het meest oostelijke venster in de noordgevel is bij de laatste restauratie een portaal aangebouwd. Er zijn aanwijzingen gevonden, dat aan de zuidwest en noordwesthoeken van het schip steunberen, of althans verzwaringen hebben gestaan. Een met pannen gedekt zadeldak overspant het schip.
Ga naar margenoot+ Baksteen, formaat 25-28 × 5,5-6 cm, 10 lagen 71 cm. Afdekkingen van de beren en plint waren oorspronkelijk van tufsteen.
Ga naar margenoot+ Tussen tweemaal versneden, diepe steunberen, bevinden zich lange spitsboog-vensters, met afgeschuinde dagkanten, die bij de restauratie van natuurstenen stijlen en afzaten zijn voorzien. Om het koor loopt een geprofileerde (staaf en hol) bakstenen daklijst. Aan de noordzijde, tussen de derde beer en hoekbeer, sporen van een doorgang naar een vroegere sacristie. Het koor heeft een met lei bekleed dak, dat boven het schipdak uitkomt. De kap vertoont xvide eeuwse kenmerken. In de hoekbeer aan de noordoost-zijde is een zandsteen, 33 × 26 cm, ingemetseld, waarop uitgewiste Gotische letters; daaronder een grijze steen.
Ga naar margenoot+ Op de gelijkvloerse verdieping zijn slechts spitsbogige muralen te zien. De oostelijke torenwand vertoont dakmoeten.
Ga naar margenoot+ In de westmuur van het schip, de oude buitenmuur van de kerk, voordat de toren daar tegenaan gebouwd is, zijn twee ronde openingen, die zich binnenwaarts trechtervormig verwijden, pl. cxxxviii, afb. 334. Bij de herstelwerken, zijn in deze openingen de sponningen van het glas gevonden, waaruit blijkt, dat zij als venstertjes hebben gediend toen de toren nog niet gebouwd was en bij de bouw van de toren zijn gedicht. De triomfboog in de oostmuur is vernieuwd. De wanden van het schip zijn bij de laatste herstelwerken bepleisterd, slechts in de zuider-muur heeft men dit op een klein gedeelte nagelaten, om de structuur van het muurwerk zichtbaar te stellen. Een geschilderd houten tongewelf overdekt de schipruimte. De vloer bestaat uit Naamse tegels.
Ga naar margenoot+ Het iets inspringende koor heeft spaarnissen onder de vensters: in de noordmuur van de koorsluiting, een segmentbogige nis met de sponning van een deur en in de | |
[pagina 363]
| |
oostwand een nis, in het bezit van een consecratiekruis. Mogelijk bevinden zich ook nog nissen achter de, in de koorsluiting opgestelde grafzerken. Het koor schijnt vroeger overwelfd geweest te zijn, of het is bij plannen gebleven dit te doen. Zichtbaar zijn de moeten van muralen en muurschalken. Bij de restauratie is het lage houten tongewelf vervangen door een hoger gelegen vlakke zoldering, die op de oude houten trekbalken rust.
In de zuidmuur van het koor is een zandsteen, pl. cxxxix, afb. 337, 70 × 38 cm,Ga naar margenoot+ ingemetseld (in 1912 ontdekt), waar in Gotische minuskels gegrift staat: int jaer ons herē mccc/en̄ xl op sunte merc dach/wart die jerste stien van/desē choer gelacht ī de eer gaeds en sinte viit. ons patroē. Rechts hiervan een, door een helm gedekt wapen, een gedoornd St. Andrieskruis. In de rechter bovenhoek een onleesbaar opschrift. De onregelmatige opbouw met allerlei soorten natuursteen van de zuidmuur, duidt op een ontstaanGa naar margenoot+ in de xide, wellicht zelfs xde eeuw. De vraag blijft, of de westgevel die zoveel gaver uit tufsteen is samengesteld, wel gelijktijdig met de beide schipgevels is ontstaan? Tegen dit kerkje verrees omstreeks 1400 een eenvoudige bakstenen toren en volgens bovenvermelde stichtingssteen, is in 1440 het huidige koor gebouwd, waarvan de kap waarschijnlijk in de xvide eeuw vernieuwd is. 1. Zerk van gezwarte hardsteen, pl. cxxxix, afb. 336, in de noord-oostmuur van het koor, ongeveer 200 × 95 cm met het wapen Van Bemmel met een hazenwind als helmteken. Hieronder: die hooch/eedel geboo/ren baltes/van bemmell/sterft den 3/ivny ao 1662. Kwartierwapens, links: Bemmel, Mekeren, Randwijck, Doorninc, Over-Rijn, Renes van der A, Nvlandt, Wijhe van Hernen; rechts: Domselaer, Hackfort, Broeckhuysen, Ruyter, Deelen, Mekeren, Gent, Lynden. 2. Naast voorgaande, een eveneens gezwarte zerk van gelijke grootte. Onder een doodshoofd het alliantiewapen Van Zevener-Van Bemmel boven kruiselings liggende doodsbeenderen. Hieronder links, een zandloper, rechts een brandend olielampje, en: die hooch edel ge/boore diderick/van zevener/sterft den 30/october ao 1643 ende /johanna van/bemmell wedv/we van zevener/sterft den 14/october ao 1665. Kwartierwapens, links: Zevener, Wely, Hackfort, Speet, Nulant, Eickell, Ruyter; rechts: Bemmell, Domselaer, Mekeren, Hackfort, Randwick, Broekhuysen, Doorninck, Ruyter. 3. Tegen de zuid-oostmuur van het koor, een gezwarte hardsteen, ongeveer 253 × 150 cm. Geheel bovenaan, twee zwevende engeltjes, een cartouche vasthoudend, waaronder: memento mortis/et in aeternvm/non peccabis/anno 1634. Hieronder het alliantiewapen Van Meeckeren-Hackfort, geflankeerd door twee vrouwefiguren, de rechtse vuur dragend in haar opgehouden rechterhand, de linkse in haar opgeheven linkerhand een krans houdend. Hier weer onder, een blanke, rechthoekige plaat; geheel beneden, twee liggende putti, één met een zandloper, de andere met een doodshoofd. Gerrit van Meeckeren, bewoner van het Huis te Andelst, trouwde in 1616 met Geertruid Hackfort (zie: De Wapenheraut 1918, blz. 126). | |
[pagina 364]
| |
4. Buiten de kerk, ten noorden van de toren ligt een zerk, 226 × 100 cm waarop: familiegraf/van de/weledelen heer/pieter pook van baggen/heer/van den huize andelst/anno 1828. 5. Op een hardsteen van een grafkelder ten zuiden van de toren: rustplaats/van de familie/de leeuw en van olst/te andelst/anno 1829.
Ga naar margenoot+ Diam. 106 cm. Opschrift: otto frederik grave van lynden vrijheer van nederhemert en de voorst, amptman, richter en dykgraaf des ampts overbetuwe etc. etc. etc. i. van schravenweert, predikant van zetten en andelst a.j. van doorn kerckmeester. g. kaub. schoolmeester h. van doorn diaken. i.i. van doorn. d.v.g.d. leeuw. h. deys. i.c.v. beek. h. tap. h. roeleven. henricus petit me fecit ao 1784. Deze klok was door de Duitsers gevorderd en weggevoerd, doch kon na de bevrijding worden opgespoord en teruggebracht. HET VOORMALIGE HUIS TE ANDELST lag iets ten noorden van de tegenwoordige Tielsestraat. Ga naar margenoot+ Geld. Volksalm. 1895, blz. 12. Ga naar margenoot+ VIER BAKSTENEN HEKPIJLERS, pl. cxxxviii, afb. 335 zijn nog over van twee inrijhekken aan de voormalige oprijlaan, waar die door een weg wordt gekruist. Op twee van deze hekpijlers staan stenen siervazen, xviiib, ieder met twee koppen, tamelijk grof werk. De twee overige vazen liggen in de tuin van een huisje aan de Tielsestraat. Voor de stenen leeuwen met wapens aan het begin van de vroegere oprijlaan, zie gemeente Dodewaard. | |
HemmenGa naar margenoot+ Van der Aa v, blz. 426-428; F. Philippi en W.A.F. Bannier, Das Gütterverzeichnis Graf Heinrichs van Dale (1188), Bijdr. en Meded. Hist. Gen. xxv, 1904, blz. 411; W. de Vries, De hoge heerlijkheid Hemmen, Gelre L. 1950, blz. 57; Elsevier's Weekblad 1 september 1951. | |
[pagina 365]
| |
Kwartier v. Nijmegen, blz. 256), en tot het einde der Republiek heeft het gebied van de (voormalige) gemeente de hoge en vrije heerlijkheid Hemmen gevormd. Een in 1842 gevonden bronzen voetstuk van een beeldje met de inscriptie: deaeGa naar margenoot+ vagdavercusti sim(p)licius super dec(urio) alae vocontior(um) exerci(t)uus britannici, is zoekgeraakt. (Exc. Rom. ii, blz. 169, nr. 280; iii, blz. 115). Verdere vondsten deels in het Rijksmuseum voor Oudheden te Leiden, Exc. Rom. iii, blz. 114; Heldring, Geld. Volksalm. 1843, blz. 111-116, o.m. zilveren munt van Trajanus en van Vitellius.
DE HERVORMDE KERK ligt vrij in het kleine kerkhof. Kerk en toren zijn beideGa naar margenoot+ eigendom van het Lyndense Fonds voor Kerk en Zending. Fig. 97, pl. cxl, afb. 338. Van der Aa v, blz. 426-428; Joosting en Muller i.1 blz. 102; ii, blz. 431 noot 6; Oudheidk.Ga naar margenoot+ Jaarboek 1933, blz. 108; Gelre xxxvii, 1934, blz. xiv; Kok, Patrocinia, blz. 51. Het bakstenen kerkgebouw is samengesteld uit een éénbeukig schip met langgerektGa naar margenoot+ koor, dat door drie zijden gesloten wordt, en aan de westzijde een wat schrale toren Aan de zuidzijde van het koor bevindt zich de grafkelder van de Van Lynden's, een rechthoekig bakstenen bouwsel, tegen welks voorzijde hardstenen platen staan opgesteld, waarin de namen zijn gegrift met de leden van het geslacht die hier zijn bijgezet. Deze aanbouw heeft een met pannen belegd lessenaardak, dat bij het schipdak aansluit. | |
[pagina 366]
| |
Fig. 97. Hemmen. Hervormde Kerk
Ga naar margenoot+ Een hardstenen waterlijst deelt het torenlichaam in twee delen. Boven de ingang een hardstenen plaat, waarop: Hier wordt de rust geschonken. Berijmde Psalm 36. Boven, aan alle zijden, behalve aan de oostzijde, twee rondbogige galmgaten. Een overstekende, geprofileerde houten daklijst sluit de toren af, die zijn beëindiging vindt in een sterk ingenomen, met lei bedekte achtzijdige naaldspits.
Ga naar margenoot+ Het westelijk deel van het schip, tot aan het eerste der drie spitsboog-vensters, is opgebouwd uit bakstenen van hetzelfde formaat als van die van de toren. Verderop bestaan de muren van schip en koor uit oranje-rode baksteen, formaat 24-27 × 6-7 cm 10 lagen 80 cm, meest secundair werk. In de zuidmuur is een, met zwart geglazuurde stenen, gemetseld St. Andreaskruis. Het schip zou uit gietwerk bestaan. Ga naar margenoot+ Steunberen ontbreken aan het schip; het koor, dat gedeeltelijk schuil gaat onder een overdadige begroeiing van klimop en wilde wingerd, wordt door onversneden beren geschoord. Aan het schip sporen van een tufstenen band, die door de in 1741 vergrote vensters doorbroken wordt; inwendig doet deze band als sierlijst dienst. Van de oorspronkelijke ingangen is geen enkele meer intact. Aan de west-zijde van de zuidmuur tekent zich slechts de moet af van een segmentbogige, gedichte opening. Schip en koor worden door een met pannen belegd dak gedekt.
Ga naar margenoot+ Bij de laatste restauratie werd de gestucadoorde zoldering vervangen door een houten spitsboog-gewelf. Het gebrandschilderde glas in de vensters is werk van mevrouw Schilt-Geesink. Ga naar margenoot+ Volgens een testament in het Lyndens archief zou hier een aan O.L.V. gewijde kapel hebben gestaan. Het zou niet onmogelijk zijn in het tegenwoordige schip nog een overblijfsel van die kapel te zien. Bij het herstellen van een muurgedeelte, vele jaren geleden is gebleken, dat deze muren bestonden uit zg. gietwerk. Het schip zou dan uit de xiide of xiiide eeuw kunnen dateren. Het koor zal in de xvde eeuw ontstaan zijn. De tegenwoordige toren met aanbouwen, die vermoedelijk een oudere heeft vervangen, moet einde xviiide begin xixde eeuw opgetrokken zijn. Ga naar margenoot+ De eikenhouten kuip, met eenvoudige, rechthoekige panelen van de vroegere preekstoel, doet thans dienst als kansel. De voet wordt gebruikt als drager van het tinnen doopbekken. | |
[pagina 367]
| |
Volgens bovenvermelde aantekeningen van ds. du Sart, was ‘de predikstoel geheel nieuw, net gemaakt aan 't eynde van 't koor geplaatst, waarop ik 't eerste den dienst verrigte den 17de September 1741’. Aan de kansel bevindt zich een koperen lezenaar, xviic, en een dito blaker voor tweeGa naar margenoot+ kaarsen op arm en voorzien van een snuiter, xvii. De door ds. du Sart geschonken zandloper op arm is niet meer aanwezig.
De orgelkast, met twee vleugelstukken die een versiering van muziekinstrumentenGa naar margenoot+ hebben, draagt op de top een uurwerk, xviiid.
Onder het venster in de oostmuur is een steen, waarop: hier voor rust/cornelisGa naar margenoot+ munter/oud vroedschap en schepen/van amsterdam/ overleden den 28 february 1835/inden ouderdom van 83 jaren/. de gedachtenisse des/rechtvaardigen zal/tot zegening zijn. spr. x.v. 7.
In de torenruimte, een in de muur opgestelde zerk 118 × 110 cm. In het middenGa naar margenoot+ een wapen; heraldisch rechts: Lynden, links: vier en vijf hermelijnstaarten boven elkaar. Randschrift in Gotische letters: ..... hemmen en sterf int iaer ons heren 1524 (of 1529?) op sint mathijs avont.
Steen in de muur bij de torentrap, beneden in de toren, 69 × 69 cm, waarop: anno 1644 den 30 en/augvsty sterf gerret/segers heemelraedts/boede van ampt van/over betow scholtvs/tot hemmen. Hieronder een wapen: gedeeld, waarvan het onderste gedeelte beladen is met drie Franse lelies.
In de muur van de zuider-koortravee zijn twee grote, stenen platen ingesloten tussenGa naar margenoot+ twee geblokte pilasters, staande op een plint, waarin een gevleugelde zandloper is gebeiteld binnen een cirkel, gevormd door een, zich in zijn staart bijtende slang. Op elke pilaster een ronde vaas. Boven de beide stenen het alliantiewapen Van Lynden-Van Hogendorp met een hazenwind en een griffioen als schildhouders. Op de linker steen:
d.o.m./gulielmus/baro de lynden/toparcha in hemmen/burggravius. iudex. et chomarcha. imperii. neomagensis/ urbis. neomagi.iudex/.ducatus. gelriae. comitatusque. zutphaniae/reddituarius. supremus/rel. rel. rel./h.s.e./natus die xi oct. mdccxxix/diem obiit. xvi. iun. mdcclxxxvii/epitaphium/quod. parens. optimus/ipse. sibi. scripserat./ huic. lapidi. insculpi. curaverunt/.liberi. moestissimi./speluncam quam prima adiit cara uxor eanden/deveni.hic. nostri. meta. laborus. erat/. ossibus exanimis quae sors nunc denique restat/ hoc antro inclusis quidve levamen erit/ nil conscire sibi satisat mens conscia culpae/ horret ubi iusti iudicis ira subit/pro nobis tulit hanc christus post fata beatis/ salva sit ut placidi spes in amore dei.
Het epitaaf aan de rechterzijde heeft het volgende opschrift:
d.o.m./ anna wilhelmina/comitissa de hogendorp/coniux carissima/gulielmi baronis de lynden/ex partu xivo iam feliciter refecta/pleuritude sublata xxxi mart.ao sal. mdcclxxix/aetat xliv matrim xxiv/filiis iv filiabus vii superstitibus/mater incomparabilis/ h.s.e./ sui desiderio in cordibus/mariti et liberorum lugentium/indelebili relecto./ | |
[pagina 368]
| |
Ga naar margenoot+ Een memoriesteen, herinnerend aan de laatste heer van Hemmen, Frans Godard, baron van Lynden van Hemmen (1836-1931), en zijn echtgenote Maria Leopoldina, barones van Hogendorp (1846-1922), is aan de overzijde in de noorder-muur aangebracht.
Ga naar margenoot+ Een kleine kroon met zes armen in de consistoriekamer, en een andere kleine eveneens met zes armen, xvii of xviii, in het koor, zijn beide voor electrische verlichting ingericht. Een grote kroon in het schip en zes tweearmige kaarsenhouders, zijn enkele jaren vóór de oorlog door de familie Van Lynden aan de kerk geschonken.
Ga naar margenoot+ Tot het bezit van de kerk behoort een zilveren beker, pl. clxxviii, afb. 434, 16,5 cm hoog, middellijn 10 cm. Tussen vruchttrossen, cheruskopjes en vogels, zijn medalions met de allegorische figuren van Fortitudo, Prudentia en Temperantia gegraveerd. Geen fijn graveerwerk. Onder aan de voet is een kerkgebouw afgebeeld (toren, schip, waarvan zuidgevel met ingang en vier vensters en koor). Daar onder: de kercke van hemmen tot gebruyck des h. avontmaels. Haarlemse keur, jaarletter o van 1658, volgens Voet (nr. 27b) mogelijk werk van Pieter Jansz. van Akersdijck.
Ga naar margenoot+ Groot avondmaal-tafellaken, waarin een voorstelling is geweven van het Laatste Avondmaal tussen randen van druiventrossen. Volgens algemeen voorkomen te dateren op xixa.
Ga naar margenoot+ Op het kerkhof staat een rode zandstenen sarcofaag, xii-xiii, die bij graafwerk in 1839 voor den dag is gekomen op het Hemmense kerkhof. In elk der vier hoeken een zuiltje; kleine opening in de bodem. (Heldring, Wandelingen 1839, blz. 111-115; L.J.F. Janssen, Oudheidk. Mededeel. 1844, iii, blz. 284, 285; H. Martin, vroegmiddeleeuwse zandstenen sarcophagen in Friesland en elders in Nederland, Drachten, 1957, nr. 41).
HET VOORMALIGE HUIS TE HEMMEN in 1757 herbouwd onder Frans Godard van Lynden, is in 1944 volkomen verwoest, pl. cxl, afb. 340. Ga naar margenoot+ Gewassen pentekening door A. Rademaker van het oude, vóór 1757 bestaan hebbend slot. Arch. de Poll, nr. 1211; hiervan een gravure in Kabinet van Ned. en Kleefsche Outheden en anonieme repliek in, Gem. Museum, Arnhem (reprod. in 45 gezichten van Gelderland, uitg. Gelre 1922, nr. 9). Anonieme aquarel, coll. G.A.T. Baron van Lynden, Holl.-School, xviiide eeuw, kasteel van Hemmen, vernieuwd in 1757, pl. cxli, afb. 342. Ga naar margenoot+ Het blijkens de tekening van Rademaker, rondom in het water gelegen slot, bestaande uit een woonvleugel met aanbouwen en torens aan een ommuurd, en door een valbrug afsluitbaar slotplein, werd in 1757 herbouwd. Een laat xviiide-eeuwse aquarel geeft het kasteel herbouwd weer op ongeveer dezelfde fundamenten en toegankelijk langs een dubbele, gemetselde boogbrug. Op de fundamenten zijn regelmatige vleugels rond een binnenplaats opgetrokken, waarvan de frontgevel bestond uit een middenpartij, waarin zich de voordeur met aan weerszijden twee raamtraveëen bevond. Iets uitspringende, door geblokte pilasters ingesloten, smalle hoekpaviljoens, van slechts één raam breedte, sloten aan ieder zijde de frontgevel af. Deze voorgevel werd boven afgesloten door een zware kroonlijst met balustrade, waarop vazen, als beëindiging | |
[pagina 369]
| |
van de pilasters der hoekvleugels. Boven het middenrisaliet bevond zich een, in steen, gehouwen alliantiewapen tussen twee beelden. Alle vensters hadden flauw gebogen strekken en schuiframen met kleine roedeverdeling. De architectuur was wellicht te danken aan de Arnhemse architect A. Viervant. Later, waarschijnlijk xixa, zijn de grachten gedempt en is het huis in een Engels park komen te liggen (litho door Kreins, 1829). Inwendig bezat het huis kruisgewelven over de onderbouw, stucplafonds, traphal, en trapleuning, xviiib, en in enkele vertrekken betimmeringen, xviid en xviiic. Gered zijn: een schilderij, voorstellende muntmeesters van Nijmegen en Zaltbommel uit 1581, en de verzameling familieportretten (Gelre 1949, blz. lv). Voorts een zilveren koelvat met reservoir, Nijmeegs zilver 1793 door J.W. Pas, bruikleen Gem. Museum Nijmegen; de boekerij thans in Museum voor Natuurwetenschappen te Leiden en enige archivalia, thans in Rijksarchief te Arnhem. Twee marmeren busten van Euripides en Socrates, thans te Hemmen. Het huis behoorde sinds 1931 aan het Lyndens Fonds voor Kerk en Zending en was de laatste jaren vóór de oorlog een conferentieoord. Tussen de bouwvallen werd, in vijf stukken, de wapensteen gevonden die in de achtergevelGa naar margenoot+ van het huis was gemetseld. Zandsteen, 98 × 84 cm. Middenin de wapens Van Lynden en Vijgh, met daaromheen de kwartieren: Lynden, Lynden, Besten, Wielack en Vijgh, Pieck, Gelder, Balveren. Daaronder in een cartouche anno 1632. Diederik van Lynden van Hemmen en Blitterswijk, van 1622-1651 ambtman van Over-Betuwe, overleden 1 juni 1652, was op 21 april 1619 gehuwd met Heilwig Vijgh, overleden 3 december 1638. De steen is thans in bewaring bij de beheerder van het fonds. Van de beide stenen beelden, die boven aan de voorgevel hebben gestaan, is de kopGa naar margenoot+ van een vrouwefiguur gered, xviii. Deze is ingemetseld boven de ingang van een werkplaats achter de pastorie.
DE BOERDERIJ De Hucht draagt de muurankers 1800.Ga naar margenoot+ | |
HerveldTeg. Staat iii, blz. 251; Van der Aa v, blz. 517-518; J.H. Hofman, Herveld in Over-Betuwe,Ga naar margenoot+ Arch. A.U. xxx, blz. 315. DE HERVORMDE KERK van ouds gewijd aan de S. Willibrord, staat vrij in het kerkhof.Ga naar margenoot+ hof. Het gehele gebouw is eigendom van de Ned. Hervormde gemeente. Fig. 98, 99, pl. cxlii, afb. 343 en 344, pl. cxliii, afb. 345. | |
[pagina 370]
| |
Fig. 98. Herveld. Hervormde Kerk
| |
[pagina 371]
| |
Fig. 99. Herveld. Hervormde Kerk. Schaal vgl. fig. 98
Arch. A.U. xxxii 1907, bl. 288; Joosting en Muller i.1, blz. 102; ii, blz. 431; Gelre 1949, blz.Ga naar margenoot+ lv; H.J. Kok, De patrocinia van St. Willibrord in het M.E. Bisdom Utrecht, in Archief v.d. gesch. van de Kath. Kerk in Nederland, 1959, blz. 285. Grotendeels bakstenen gebouw, bestaande uit een forse toren, een driebeukig schipGa naar margenoot+ met dwarspand, later tot hallekerk verbouwd, en een koor van drie traveeën en een driezijdige sluiting. Schip en koor hebben stenen gewelven.
De ongeveer 240 cm hoge plint en het overige gedeelte van de benedenste geledingGa naar margenoot+ hebben vrij regelmatig tufsteenwerk, waarin banden van tufstenen platen verwerkt zijn. De tweede geleding bestaat uit afwisselend drie lagen bakstenen en twee lagen tufsteen (geheel onderaan, drie lagen tufsteen). De bovenste geleding is geheel uit baksteen opgetrokken, formaat 25,5-27 × 6-6,5 cm, 10 lagen 72 cm. Onderaan in deze geleding komt slechts één tufstenen band voor en tevens vallen tufstenen negblokken in het onderste gedeelte van de spaarnissen op te merken. | |
[pagina 372]
| |
Ga naar margenoot+ De toren bestaat uit drie, weinig versnijdende geledingen, waarvan de benedenste de kleinste is en boven een ‘plint’ een indeling van drie spaarnissen met smal holprofiel aan elke zijde heeft. De beide andere geledingen hebben slechts één enkele brede nis aan elke zijde, omlijst door een breed holprofiel en gevuld met de oude natuurstenen stijlen en tracering, bestaande uit flauwe spitsbogen met drie-passen. Van de nissen in de bovenste geleding is alleen het middelste gedeelte als galmgat geopend. De toren wordt door een nieuwe achtzijdige, even ingesnoerde, met leien bedekte houten spits afgesloten. Aan de zuidgevel zijn, wegens de daar half-achtzijdig uitgemetselde traptoren, beneden slechts twee nissen; in de tweede geleding is daarom de nis smaller, en meer naar het westen geplaatst dan aan de noordzijde. Aan de westzijde flankeren twee nissen het grote, driemaal hol geprofileerde bovenlicht van de, door een latei van basalt lava, gedekte ingang. Bij de laatste restauratie is in het bovenlicht een tracering aangebracht.
Ga naar margenoot+ De muren bestaan tot ongeveer de vensterdorpels uit baksteen van 27-29 × 6,5-7 cm, 10 lagen 86 cm. De verhoging en de beren die gelijk daarmede zijn opgetrokken, daar ze koud tegen het benedenste gedeelte van de muur staan, zijn van baksteen groot 24-28 × 5,5-6 cm, 10 lagen 77 cm. De twee westelijke pijlers bestaan uit grote baksteen met een 10 lagen maat van 88 cm. met uitzondering van de rechtstand van de gordelbogen over de zijbeuken waar 10 lagen 72 cm. meten. De steen van het voormalig dwarspand en de twee oostelijke pijlers meet 26-27 × 5,5-6 cm, 10 lagen 73 cm.
Ga naar margenoot+ Twee traveeën van het schip worden door eenmaal versneden beren geschoord, waarvan die aan de noordwest- en zuidwesthoeken, overhoeks opgesteld staan. De derde travee blijkt een dwarspand geweest te zijn, wegens de moeten van de vroegere topgevels, die later zijn ingemetseld. De spitsbogige vensters hebben rechte dagkanten met vellingkantjes. Gedicht venster in de westmuur van de noorder-beuk. De beide vensters van het dwarspand hebben rechte dagkanten en zijn belangrijk ingekort. In de eerste travee zuidzijde geeft een deur onder een korfboog toegang tot het schip. In de muur van de tweede travee, van die zelfde zijde, is in een ingemetselde, zwarte steen, vrij ruw, een kop gehouwen. Hieronder nog de moeten van een vroegere ingang. Ook aan de noord- en zuidzijde van de dwarspanden zijn gedichte ingangen. Een bakstenen muizetandlijst loopt langs de schipmuur tot aan het voormalige dwarspand. Schip en beuken hebben ieder hun eigen zadeldak, met leien bekleed aan de buitenzijde, aan de zijde van de zakgoten met pannen belegd.
Ga naar margenoot+ Formaat bakstenen 26-27 × 5,5-6 cm, 10 lagen plm. 74 cm. De rechtstanden van de triomfboog bestaan uit tufsteen.
Ga naar margenoot+ Tweemaal versneden beren schragen het koor. De spitsbogige vensters, met rechte dagkanten en vellingkantjes, zijn ingekort; zij reikten vroeger tot aan de - thans afgehakte - waterlijst. De vensters van de tweede travee, zowel aan noord- als aan de zuidzijde, zijn gedicht. Een moet van een doorgang in de muur van de eerste travee noordzijde en het ontbreken daar ter plaatse van een venster, doen veronderstellen, dat zich hier vroeger een sacristie heeft bevonden. Een met lei bekleed dak dekt het koor.
Ga naar margenoot+ De toren heeft inwendig beganegronds grote, brede nissen en in de tweede geleding, | |
[pagina 373]
| |
kleine korfbogige nissen. Een stergewelf op oude, deels vergane consoles dekt de benedenste ruimte.
De pijlers bestaan uit een kern, waartegen de brede en aan de kanten afgeschuindeGa naar margenoot+ schei- en gordelbogen oprijzen. In ieder van de vier hoeken van de beide oostelijke pijlers rijst ter opvanging van de ribben van het kruisgewelf, een kolonnet op, met een kapiteel van rode zandsteen, pl. cxliv, afb. 348, 349. De overige twee pijlers hebben slechts kolonnetten aan de middenschipzijde. De vier kapitelen van de viering, de twee westelijke van de middelste schiptravee en het noord-oostelijke van de eerste travee hebben een merkwaardige versiering van driebladen, die oprijzen van een, rond de kapiteelhals lopende, koordachtige stengel, zoals ook in het koor gevonden worden. De overige middenschip-kapitelen zijn lijstvormig; zij hebben evenals de bladkapitelen een flauwe aanduiding van achthoekige doorsnede. In de noordoostelijke hoek zit een eikenbladkapiteel; in de noordwestelijke en zuidwestelijke voormalige dwarspandhoeken hebben de lijstkapitelen een kartelrand beneden. De gordelbogen van de zijbeuken rusten op lisenen, de ribben van de kruisgewelven op kraagstenen, die echter een stuk van de gordelbogen afstaan. In de oostwand van de zuider-beuk een grote spitsboognis. De vloer van de kerk is indertijd verhoogd.
Het koor wordt gedekt door een stenen kruisribgewelf, waarvan de ribben neerkomenGa naar margenoot+ op kapitelen van tegen de muur opgestelde kolonnetten; de kapitelen hebben gelijk bladornament als bij het schip beschreven. Een enkel kapiteel (zuid-oostzijde) vertoont een kopje tussen twee bladeren. In ieder der beide sluitstenen is een mensengelaat gebeiteld, pl. cxliv, afb. 346, 347, het ene omringd door eikenloof, het andere door hartvormige bladeren, die bij beide uit de mond ontspringen. In de sluitwanden drie ampullennissen. Uit de opgave van materiaal en de beschrijving blijkt dat zowel de zijbeuken als het dwarspand van deGa naar margenoot+ kerk aanvankelijk lager zijn geweest. De lage zijbeuken van baksteen moeten met de middenbeuk een pseudo-basilicaal schip gevormd hebben, dat echter blijkens de aanwezigheid van tufsteen in de triumfboog niet de oudste kerk van Herveld gevormd heeft. Deze tufstenen kerk moet zich tussen de tegenwoordige toren en het koor hebben uitgestrekt en het lijkt het meest aannemelijk dat de rechtstanden van de triumfboog resten zijn van een rechthoekig koor in het verlengde van een schip ter lengte van de tegenwoordige twee schiptraveeën. Aan het basilicale schip is nl. dwarspandachtige uitbreiding gegeven met lage topgevels aan de noord- en zuidzijde. Deze bouwperioden moeten wel aangenomen worden, daar de overgang van materiaal tussen de lage zijbeuken en de lage dwarspandgevels zich niet op de hoeken van het dwarspand bevindt, doch verder westwaarts. Gelijktijdig met het optrekken van het dwarspand dwz. van hetzelfde materiaal werden de twee oostelijke pijlers opgetrokken. | |
[pagina 374]
| |
Tenslotte verrees aan de westzijde de zware toren en werd het meest westelijke gewelfveld van het middenschip vernieuwd. Ga naar margenoot+ De toegang aan de zuidzijde is gesloten door een zeer oude houten deur, xiv.?
Ga naar margenoot+ De kansel is opgesteld tegen een houten wand, die koor en schip scheidt en die bovenaan een spijlenzone heeft en aan de zijden twee laat xviiide eeuwse deuren. Het klankbord van de preekstoel heeft gelijke profilering als deze koorafscheiding. De zeszijdige kuip, die op een gecanneleerde, vierzijdige steun rust met opengewerkte voluten, heeft bovenaan een knorrenlijst en in het midden een gekornist paneel; terzijde twee panelen met ruitvormig beleg, xvii. Bijbehorend achterschot in vier panelen ingedeeld. Trap modern.
Ga naar margenoot+ Op de preekstoel is bevestigd een rechthoekige, koperen lezenaar, waarvan het midden door een zonnebloem wordt ingenomen. Op de rand is gegraveerd g. de bruin predikant 1808. Ga naar margenoot+ Een aan vorengaande gelijke lezenaar, iets kleiner en waar op de rand a. budding kerkmeester 1808 is gegraveerd, was bij de plaats van de voorlezer aangebracht. Deze lezenaar is niet meer in de kerk aanwezig, doch behoort nog tot het bezit van de kerk. Ga naar margenoot+ Tegen de zuidwand staat de eikenhouten bank van het Huis Loinen, met een over huiving, gedragen door twee getorste zuiltjes, xviiia.
Ga naar margenoot+ In het koor ligt een grafzerk, waarop: g. de bruin v.d.m. overleden den 19 iuly mdcccviii. Mevrouw de Bruin geb. Oort, die op 29 mei 1808 overleed, ligt hier ook begraven.
Ga naar margenoot+ Bij het afbikken van de koormuren zijn in 1927 enkele fragmenten van muurschilderingen blootgelegd, xvia (Oudh. Jaarb. 1927, blz. 163). Aan de oostwand zijn rechts en links van het middenvenster drie kleine figuren te zien, ongeveer 110 cm hoog en 25 cm breed, waarvan de meest rechtse nauwelijks meer te herkennen valt. De linker figuur stelt een heilige voor met nimbus en in een rood-bruine mantel, de rechterhand, waarvan twee vingers in een spreekgebaar naar voren zijn gebracht, iets opgeheven. Volgens Hoogewerff (i, blz. 237, 238) zou deze St. Jan de Evangelist voorstellen. De figuur rechts van het venster stelt mogelijk een engel voor, blazend in een lange hoorn. Boven de figuren zijn nog flauw sporen van geschilderde baldakijnen te zien en nog resten van Gotische letters naast de heiligen. In het gewelf was Christus als Rechter ten laatsten Dage afgebeeld, thans vrijwel onzichtbaar. Oorspronkelijk waren de wanden van het koor geheel beschilderd. Flauwe sporen van beschildering waren nog voor enkele jaren ook in de andere gewelven zichtbaar. In 1927 zijn deze resten gefixeerd en het koorgewelf werd met kalkverven bijgekleurd.
Ga naar margenoot+ Van de beide klokken, respectievelijk in 1643 en 1645 door Johan Philipsen gegoten, is de tweede door de Duitsers weggevoerd. Opschrift: looft god in zijn heiligdom psalm 150:1. ick roep die gemeint te samen om gottes wort te hoorren ende | |
[pagina 375]
| |
te priessen sinen naemen. engbertt sanders kerkmister in herveld ende ger. david heyster pastor all dar 1643. De overblijvende is bij de torenbrand naar beneden gevallen, doch bekwam vrijwel geen letsel. Diam. 130 cm. Opschrift: ein den naem gottes bein ick dor dat fier gefloten yohan philipsen heeft mei gegotten. Daar onder loopt een fries van ranken en putti en geheel onderaan: ick dien die gemeint miet miennen schal, ick rvop tot den tempel gottes ael. anno 1643 int iaer als enghbert sandersz kirckmister waer ende her david heyster pastor aldar. David Heyster werd waarschijnlijk te Nijmegen geboren uit ouders van buitenlandse oorsprong, mogelijk uit Duitsland. Hij studeerde in Leiden en werd in 1631 predikant te Herveld, waar hij tot zijn overlijden in 1659 bleef. Hij schreef o.a. ‘Babel ofte verwerde Spraeck ende Taele der Roomsche Kercke enz.’ te Nijmegen in 1650 uitgegeven, met welk werk hij bedoelde tegenspraak aan te wijzen tussen het Decretum Gratiani en de Pauselijke decreten, die er op gevolgd zijn (Biogr. woordenb. van Prot. geleerden in Ned., deel iv, blz. 27). EEN GESLOTEN STANDAARDMOLEN op achtzijdige stenen onderbouw, staatGa naar margenoot+ op een lage belt, pl. cxlv, afb. 350, aan de weg, die van de hoofdweg naar het gemeentehuis voert. De molen heeft een bescheiden luidakje. Op het windpeluw: Anno 1722; dit jaartal komt ook nog voor in de opengewerkte windvaan en verder geverfd op een balk met de naam benyamin beker. Op 25 maart 1839 sloeg de bliksem in de molen en richtte grote schade aan (Van der Aa v, blz. 518). In de laatste oorlog werd de molen beschadigd, doch door de firma W. Adriaens & Zn. te Weert hersteld (Bull. N.O.B. Nieuws Bull. 1948, kol. 82). GEVELSTEEN waarop: w.k.p.n.l. 1786, aan het huis nr. 55 in het dorp. | |
HomoetW. de Vries, De hoge heerlijkheid Homoet, Gelre L, 1950, blz. 63.Ga naar margenoot+ BOERDERIJ aan het einde van de Logtsestraat bij de brug over de Linge draagt de jaarankers 1716. | |
Loenen en wolferenTeg. Staat iii, blz. 257; Van der Aa vii, blz. 394; M.L. Quack, De oude heerlijkheid Loenen enz.,Ga naar margenoot+ Geld. Volksalm. 1882, blz. 172-188; W. de Vries, De hoge heerlijkheden Loenen en Wolferen, Gelre l, 1950, blz. 65-69. | |
[pagina 376]
| |
Wolferen schijnt vroeger veel meer betekend te hebben. Het zou zelfs een kerkdorp geweest zijn, door de Waal weggespoeld, waarna de kerk naar Herveld zou zijn overgebracht. Uit een verklaring van 1410 schijnt de Waal vroeger veel zuidelijker te hebben gelopen en later een deel van de heerlijkheid te hebben afgescheurd van de rechter Waaloever. Op de linker Waaloever placht volgens deze verklaring ‘die Cleefsche ritterschap daige to holden’. Daar was ook het gericht van Kleef. Wanneer Loenen en Wolferen Gelders gebied zijn geworden is niet bekend. Het is mogelijk dat dit geschied is in de periode, waarin de beide heerlijkheden verbonden waren met het geslacht van Gent, dat in nauwe relatie met het hertogdom Gelre stond. Loenen en Wolferen hebben indertijd tot een gemeente Slijk-Ewijk behoord, later vormden zij een afzonderlijke gemeente, doch zij zijn bij de wet van 13 april 1854 bij de gemeente Valburg gevoegd. HET HUIS LOINEN ligt op enige afstand van de Waaldijk, pl. cxlvii, afb. 352, 352. Ga naar margenoot+ H.S. kaart, verz. Rijksarchief Arnhem, nr. 606 door A. Geelkercken naar Th. Witteroos, 1572, pl. cxli, afb. 341. Gravure G.C.f. naar C. Pronk in Het verheerlijkt Nederland enz., 1732. Ga naar margenoot+ Het tegenwoordige Huis Loinen diende in het begin der xixde eeuw als jachthuis der Von Quadt's. De zuider-vleugel, een uit drie raamtraveeën bestaand middenstuk door een driehoekig fronton gedekt, bestond al in 1822. Later zijn rechts en links hiervan de twee zijvleugels en aan de noordzijde de toren bijgebouwd, de laatste als bekroning hebbend een achtzijdige, afgeknotte kegel met daarop een, door een spits afgesloten, vierkant, waarin een uurwerk. | |
OosterhoutGa naar margenoot+ Teg. Staat iii, blz. 251; Van der Aa viii, blz. 319. | |
[pagina 377]
| |
In het Rijksmuseum G.M. Kam te Nijmegen wordt een kleine verzameling voorwerpen,Ga naar margenoot+ afkomstig van de Hooge Hof bewaard; een bronzen lanspunt, inheemse en Romeinse aardewerkscherven, een bronzen schuifgewicht, een olielampje van aardewerk met Christus-monogram. (Jaarversl. Rijksmus. G.M. Kam over 1952 en 1953).
DE R.K. KERK is in de jaren 1932-1933 door architect Hardeman uit OldenzaalGa naar margenoot+ gebouwd. In 1200 behoorde de kerk te ‘Osterholte’ aan het kapittel van St. Marie te Utrecht (Post, blz. 143)Ga naar margenoot+ en zij was de moederkerk van Slijk-Ewijk (Joosting en Muller ii, blz. 143). Het oude kerkgebouw dat buitendijks stond, werd in 1820 geheel weggespoeld (Jan Kalf, De kath. kerken in Nederland, blz. 74). Uit het bezit van de kerk bevindt zich als bruikleen in het Aartsbisschoppelijk MuseumGa naar margenoot+ te Utrecht, een zilveren, drieledig bedieningsdoosje, 8,5 cm hoog. Het doosje is cylindervormig en heeft een, door een klein kruis, gekroond deksel, dat aan de bovenzijde geribbeld is. De rand van het bovente doosje is versierd met drie cherubkopjes, het onderste met drie cartouches, die de letters c.i. en o. bevatten. Omstreeks 1775-1780. Merken: staande leeuw, schildje met een lopend viervoetig dier (bok?) en rr. Vermoedelijk werk van een lid van het Boxmeerse goudsmidgeslacht Rijke. (De mon. v. gesch. en kunst in Noord-Limburg, blz. 241; Versl. Aartsbissch. Mus. 1944-1945, blz. 5 en 6, foto op blz. 7). De kerk bezat een luidklok, diam. 80 cm, opschrift: exorcisata paulus tunc sum vocitata annoGa naar margenoot+ xve xii wilhelmo moer et jaspar frēs̄ me fecerunt. Rand van opstaande palmetten en rand van omgekeerde Franse lelies. Wapen van Amsterdam in reliëf. HET HUIS OOSTERHOUT ligt even ten oosten van het dorp, op geringe afstand van de Waaldijk in het bos. Van der Aa viii, blz. 320; Geld. Volksalm. 1895, blz. 24-33; Gelre xv, 1912, blz. lviii.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 378]
| |
Ga naar margenoot+ In de zuidgevel van de oostelijke zijvleugel is een steen ingemetseld, waarop: rien sans diev in een krans, xviii. Deze steen, die afkomstig zou zijn van het oude huis, werd later gevonden in een bakhuis bij een boerderij. Ga naar margenoot+ Meer in de richting van Lent lag Waijenstein, waar in juli 1672 de Gecommitteerden uit het Kwartier van Nijmegen voor Lodewijk xiv verschenen, om de stad aan de Fransen over te geven. Bij de doorbraak van de Waaldijk in 1809 is het huis verdwenen (P.A.M. Kehl, Hist. schetsen van eenige dorpen en kasteelen in Over Betuwe, blz. 66-69; Geld. Volksalm. 1895, blz. 33). | |
Slijk-ewijkGa naar margenoot+ Van der Aa x, blz. 422. Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK ligt onder aan de Waaldijk, iets ten westen van de weg die van de dijk naar Valburg voert. Toren en kerk zijn beide eigendom der Ned. Hervormde gemeente. Fig. 100, pl. cl, afb. 358. Ga naar margenoot+ Heldring, Wandelingen enz., blz. 55; Kist en Royaards, 1844, blz. 12; Joosting en Muller i.1, blz. 101 en 159; ii, blz. 431. Ga naar margenoot+ Het bakstenen gebouw is samengesteld uit een toren, een éénbeukig - in 1912 vrijwel nieuw opgebouwd - schip en een met drie zijden gesloten koor.
Ga naar margenoot+ Formaat bakstenen eerste geleding 25-26,5 × 5-5,5 cm, 10 lagen 67 cm; tweede geleding 25 × 5-5,5 cm, 10 lagen 68 cm. Ter hoogte van de houten trans is het metselwerk nieuw en in Waalformaat. Fig. 100. Slijk Ewijk. Hervormde Kerk
| |
[pagina 379]
| |
De witgepleisterde torenmuren, door één brede, en twee smalle cordonlijsten inGa naar margenoot+ vier geledingen verdeeld, zijn geheel glad, behalve aan de westzijde, waar de muur doorbroken wordt door een ingang met daarboven, in de tweede en derde geleding, telkens een venstertje. In de bovenste geleding komen aan iedere zijde twee kleine, flauw spitsbogige galmgaten voor. Aan de vierde geleding loopt een houten balustrade langs een omgang, die gevormd wordt door een moderne (1826?), sterk versnijdende verhoging, waarop de spits rust. Inwendig zijn in de derde geleding gedichte, rondbogige galmgaten te bespeuren.
In de zuidmuur is een steen ingemetseld, betrekking hebbend op de waterstand bijGa naar margenoot+ een overstroming.
Het schip heeft door verbouwing in 1912 alle aantrekkelijkheid verloren, vooral doorGa naar margenoot+ de wat opdringerige, nieuwe bakstenen daklijst en het, met gladde pannen bedekte zadeldak. Het schip wordt gedekt door een gestucadoorde zoldering en wordt van het koor door een, ten dele met moderne witte tegels, beklede wand gescheiden. Het twee traveëen tellende koor wordt door tweemaal versneden beren geschraagd en is verminkt, doordat men het in twee boven elkaar liggende ruimten heeft ingedeeld, waarvoor de vensters aan de noordoost en zuidoost-zijde zijn ingekort. Bewaard is nog het stenen kruisribgewelf, met ribben op gotische kraagstenen. Een met lei bekleed dak, dat hoog boven het schipdak uitsteekt, dekt het koor. Van dit gebouw is de toren wel het oudste element, hoewel door de bepleistering en de xixde-eeuwseGa naar margenoot+ houten omgang, dit moeilijk te zien is. Het gesloten karakter wijst op een ontstaan in de xivde eeuw. Het koor heeft een algemeen laatgotisch voorkomen, xvde-xvide eeuw; het zou zeer goed tussen 1450 en 1470 gebouwd kunnen zijn, wanneer blijkens de kerklijsten van de Domfabriek de kerk wordt afgesplitst van Oosterhout. In de kerk bevinden zich:
Onder de galerij staan twee eikenhouten banken, waarvan ieder der kappen gesteundGa naar margenoot+ worden door twee getorste zuiltjes, xviiia. Deze banken en de niet overhuifde banken er voor, zijn van het Huis Loinen.
Tot voor kort hing in de consistoriekamer een paneel in zwarte lijst, waarop in verguldeGa naar margenoot+ letters de tekst der tafelen der Wet zijn geschilderd. Boven de tafelen steekt het hoofd van Mozes uit, die in zijn opgeheven rechterhand een staf omklemt. Onderaan staat: paedagogi ewiceni studiosi hanc tabulam velut in mnemosines temple suspensam ecclesiae huic. d.d. engelb. beeckman, alex a bommel, herm. schivelberge, gerh. moring, wilh. pin...., sibrand kivit, joan de balveren, joan stulenius, henr. moring, steph. a geyn, ghysbert ab... leonh. mesteker. paX sIt eWICenIs paX oMnIbVs stVDIosis. (1645). De, in 1805 door Alexis Petit gegoten, klok is door de Duitsers gevorderd en weggevoerd.Ga naar margenoot+ | |
ValburgValburg is gelegen op een opduiking van pleistoceen zand, die de omvang der oude landbouwnederzetting heeft bepaald. De begrenzing van de zandige ondergrond is in | |
[pagina 380]
| |
Fig. 101. Valburg. Situatie naar kadastraal minuutplan van 1819
de plattegrond (fig. 101) te herkennen in het tracee van de weg, die de nederzetting omgeeft. Duidelijk spreekt het verschil tussen de oude verkaveling, waarin van ouds de boerderijen zijn gelegen, binnen deze weg en de latere regelmatige verkaveling van de omliggende, lagere gronden. De eigenlijke kern van het dorp ligt aan de weg van Elst naar Andelst, waar de Ned. Hervormde kerk aan een vertakking van de weg staat. Ga naar margenoot+ Teg. Staat iii, blz. 251; van der Aa xi, blz. 396, 497. Ga naar margenoot+ Exc. Rom. iii, blz. 113. Koperen munten uit de iide eeuw zijn met het Museum te Tiel in 1945 te gronde gegaan. | |
[pagina 381]
| |
DE HERVORMDE KERK ligt geheel vrij in het oude kerkhof in de kom van het dorp.Ga naar margenoot+ Het gehele kerkgebouw is eigendom der kerkelijke gemeente. Fig. 102, pl. cl, afb. 361, pl. cli, afb. 362. Tekeningen met aantekeningen van Ad. Mulder 1904, archief Rijksdienst voor de Monumentenzorg.Ga naar margenoot+ Aan een, deels uit tufsteen, hogerop uit bakstenen bestaand, één beukig schip met eenGa naar margenoot+ toren, eveneens van tuf- en baksteen, sluit een smaller, bakstenen koor van twee traveeën en met een vijfzijdige sluitingstravee aan, waartegen aan de noordzijde van de eerste travee een sacristie, en aan de zuidzijde van de beide koortraveeën een uitspringende kapel zijn gebouwd. Koor en kapel hebben een stenen netgewelf; de sacristie wordt door een stenen kruisribgewelf gedekt.
Tufsteen tot op 7,82 m hoogte, afmeting stenen 40-35 × 8-10 cm, 10 lagen ongeveerGa naar margenoot+ 99 cm; daarboven baksteen 27-28 × 5,5-6 cm, 10 lagen 74 cm.
De toren is uit drie, weinig versneden geledingen opgebouwd, waarvan de beide benedensteGa naar margenoot+ en een gedeelte van de derde geheel uit tufsteen bestaan. In de benedenste geleding zijn tot in de versnijding doorlopende lisenen over, die blijkens de tekeningen van architect A. Mulder, in 1904 verbonden waren door tandlijsten en aldus twee spaarvelden vormden, waar aan de westzijde de latere, neogotische ingang is ingebroken. In de bakstenen verhoging staan de galmgaten die, blijkens het gedichte aan de oostzijde, oorspronkelijk spitsbogig geweest zijn; een korte ingesnoerde achtzijdige, met leien beklede spits dekt de toren.
Het schip is tot ongeveer 1.90 cm uit tufsteen opgetrokken, met hier en daar eenGa naar margenoot+ baksteen. Daarboven is het muurwerk uit baksteen van 28 × 7 cm, 10 lagen 78 cm, samengesteld. In de noordelijke vleugelmuur naast de toren is een tufsteenen gedeelte van een ouder schip opgenomen, waarin grote blokken verwerkt zijn. Dit gedeelte van het muurwerk staat niet in verband met de toren. In de zuidermuur zijn bij de ontpleistering in het bakstenen gedeelte, fragmenten vanGa naar margenoot+ vensters te voorschijn gekomen, uitwendig met gepleisterde dagkanten, ten westen van het eerste en laatste tegenwoordige venster. In het midden van het schip is de moet van een afgebroken steunbeer voor den dag gekomen. De haakse steunberen op de westelijke en oostelijke hoek zijn over, de laatste ingebouwd in de kapel. Aan de noordzijde is een, door baksteen omlijste ingang geweest. | |
[pagina 382]
| |
Fig. 102. Valburg. Hervormde kerk
| |
[pagina 383]
| |
Baksteen van 10 lagen 77-79 cm. De kapel wordt aan de zuidoost hoek geschoord door een brede, overhoeks opgestelde,Ga naar margenoot+ eenmaal versneden beer, en door een andere middenin de zuidmuur, welke beren er later tegen aangezet zijn en uit modern materiaal bestaan. Aan de oostzijde sporen van een spitsbogig raampje, dat door de ingang doorbroken is. Het met leien bekleed dak gaat over in dat van het koor.
Baksteen formaat 26,5-27 × 6-6,5 cm, 10 lagen 74 cm. Slordig werk beneden,Ga naar margenoot+ 4,5-5 cm dik, 10 lagen 69 cm, geen strekken. Deze kleine aanbouw, één travee breed, wordt op iedere hoek gesteund door een overhoeks geplaatste beer. In de topgevel is een rechthoekig raampje boven een klein spitsboog-venster. Het dak is met pannen belegd. De baksteen meet 25-26,5 × 5,5-6 cm, 10 lagen 69-71 cm, in willekeurig verband met bijna uitsluitend strekken. Een verhoging bestaat uit afbraak, koppen en brokken.
Het hoog boven het schip oprijzende koor heeft smalle, eenmaal versneden beren.Ga naar margenoot+ De spitsboogvensters in de koortraveeën en in de koorsluiting, behalve in de oostmuur, zijn ingekort en gingen oorspronkelijk op van een waterlijst, uitwendig op dezelfde hoogte, waar inwendig eveneens een lijst loopt. De vensters hebben met uitzondering van dat aan de sluiting en het noordoostelijke, natuurstenen blokken aan de bovenste helft van de dagkanten. Het smalle venster aan de oostzijde is gedicht. Een met leien bekleed dak dekt het koor. Eertijds waren een achttal duivengaten in de topgevel te zien.
Het koepelgewelf over de begane grond is van baksteen en de oplegging ingehakt inGa naar margenoot+ het oude tufsteen werk. In de xixde eeuw (1858?) is het inwendige van het schip gewijzigd door het aanbrengenGa naar margenoot+ van een smaller, gestuct gewelf op lijsten, die op kolommen rusten. De kap is na 1904 vernieuwd. Over het koor is een gedrukt netgewelf geslagen, bestaande uit zg. drielingen en neerkomend op geprofileerde consoles; alleen in de sluitingstravee loopt een cordonlijst onder de vensters. De kap is laatgotisch. Tussen sacristie en koor, evenals tussen kapel en koor, zijn gedichte bogen te zien, neerkomend op imposten. Een ontpleistering zal misschien kunnen uitmaken, waaruit de oorspronkelijke doorgang heeft bestaan. Een netgewelf met geprofileerde ribben overspant de kapel, later consistoriekamer. In de noordwesthoek een kraagsteentje met kop. Het gedeelte van een westmuur, thans in de vleugelmuur ten noorden van de toren opgenomen,Ga naar margenoot+ vormt met de rechtstanden van de triumfboog het enig overblijfsel van een zeer oud tufstenen schip, in welks westmuur de benedenbouw van de toren is geplaatst. Deze laatste zal uit de twaalfde eeuw dateren en is voor het vernieuwen van het schip verhoogd, daar het oostelijk galmgat bij die gelegenheid gedicht is. De overgang tussen deze bouwperiodes is niet duidelijk te zien en wij stellen deze ter plaatse van de overgang van tufsteen naar baksteen, daar ook het gewelf in de toren, waarvan de muralen ingekapt zijn in het oude werk, uit baksteen heeft bestaan en bij die gelegenheid aangebracht kan zijn. De ingang is later ingebroken en heeft thans een neogotische uiterlijk. | |
[pagina 384]
| |
traveeën tussen de thans merendeels verdwenen steunberen. Het koor in zijn tegenwoordige vorm is door verhoging en toevoeging van een kapel aan de noordzijde ontstaan uit een lager gotisch koor waarvan het muurwerk geen natuurstenen blokken langs de dagkanten der vensters had. | |
WoonhuizenGa naar margenoot+ Het goed Mellaard komt in 1467 voor het eerst voor als naam voor een ‘bouwinge landts’, in 1521 heet het een hoff (Gelre 1958, blz. 83), in 1590 een bouhoff. Het komt in 1467 aan de Ingen Nulandts. Op 5 november 1706 werd ‘op Meldert’ het huwelijk gesloten van Francois van der Lynden, burgemeester van Nijmegen, en Agneta van Herwaerde (Ned. Leeuw 1922, blz. 382). In het begin van de xixde eeuw werd het huis gedurende de zomermaanden bewoond door de familie Engelen en op 23 augustus 1804 werd op De Mellard geboren Adriaan Walraven Engelen, de latere schrijver van de ‘Wandelingen door Gelderland’, van gedichten en romans, overleden in 1890. In 1830 werd de Groote Mellard bij openbare veiling aangekocht door de heer De Hartog, toenmaals burgemeester van Valburg. Tot 1902 bleef het huis in het bezit der De Hartog's, in welk jaar het landgoed door koop aan S. van Binsbergen kwam. Deze verkocht het in 1908 aan de gebroeders Gouda Quint, van welke familie het goed (De Betuwe van 9 maart 1934) in 1957 overging in het bezit van de Heer S.J. Daniels, die de dakruiter wederom deed aanbrengen en de verzorging van de omgeving ter hand neemt. HET LANDHUIS DE MELLAARD is uit baksteen opgetrokken, op dubbel -L-vormige plattegrond, pl. cxlix, afb. 356, 357, en is blijkens de indeling en aanwijzingen in de kap en op de zolder, ontstaan uit een blokvormig (xviide eeuws?) huis, waarlangs aan de achterzijde een gang is gebouwd en twee vleugels haaks daarop. De voorgevel is bij die gelegenheid bemetseld en op de verdieping vernieuwd. Een aanbouw terzijde, van enkele jaren geleden, ontsiert het huis. Tijdens graafwerkzaamheden bleek dat dicht onder het maaiveld een vloer van grote baksteen ligt, zodat verondersteld mag worden dat oudere fundamenten onder en bij het tegenwoordige huis liggen. In een der benedenvertrekken, een eikenhouten schouw, waarvan het geschilderde schoorsteenstuk is verdwenen. In een vertrek op de bovenverdieping een, in slechte staat, verkerend schoorsteenstuk: doek, een voorstelling van drie vrouwen en een gevleugelde figuur, xviib, in de oostelijken vleugel ingebouwd eikenhouten kabinet, xviiib. Op de bovenverdieping in het trappenhuis een, van elders afkomstige, eikenhouten omlijsting van twee poortdoorgangen, thans voor trapopgang en gang geplaatst, pl. cl, afb. 360. Pilasters, lijst en zwikken zijn versierd met gestoken ranken, bloemtrossen en koorden. In de lijst een blanke cartouche, xviid.
Ga naar margenoot+ DE KLEINE MELLAARD, in 1690 Nieuwe Mellaard genoemd, is een gewit, T-vormig huis met rieten dak, pl. cxlviii, afb. 354. De vensters zijn enkele jaren geleden ver- | |
[pagina 385]
| |
nieuwd, doch gecopieerd naar de oude xviiide eeuwse schuiframen met ruitjes. In de voorgevel de jaarankers 1690.
DE STANDAARDMOLEN NIEUW LEVEN, pl. cxlvi, afb. 351 ligt aan de weg vanGa naar margenoot+ Valburg naar Slijk-Ewijk. De molen had vroeger een open voet, waar omheen een zeszijdige, bakstenen bemanteling is gelegd. De molen heeft met zijn oude consoles en borstnaald zijn xviide-eeuws karakter bewaard. Bij een vernieuwing zijn indertijd balken verwijderd, waarin jaartallen zouden zijn gekerfd. Men beweert het jaartal 1644 te hebben gelezen. | |
ZettenVan der Aa x, blz. 354.Ga naar margenoot+ Bij een opgraving verricht op de Hooge Hof bij de Taart werden overblijfselen gevonden van een Bataafse nederzetting van ongeveer ia tot ivd of va en uit de vroege middeleeuwen. Een kleine verzameling Romeins, inheemse en middeleeuwse aardewerkscherven worden in het Rijksmuseum G.M. Kam te Nijmegen bewaard. Oudere vondsten waaronder munten uit de iste-ivde eeuw, deels in Leiden, Rijksmuseum voor Oudheden, deels in Tiel in 1945 met het Museum te gronde gegaan.
DE HERVORMDE KERK is geheel vrij in het oude kerkhof binnen de dorpskomGa naar margenoot+ gelegen. Kerk en toren zijn eigendom der Ned. Hervormde gemeente. Fig. 104, pl. cl, afb. 359, pl. cli, afb. 363. Joosting en Muller 1.1, blz. 102; ii, blz. 435; Post, Eigen kerken, blz. 92, 93; De Betuwe van 16Ga naar margenoot+ augustus 1935. Formaat bakstenen, toren: 24-25 × 5-5,5, 10 lagen 70-71 cm.Ga naar margenoot+ De toren, die oorlogsschade had opgelopen, is in 1948 gerestaureerd en van de pleisterlaag | |
[pagina 386]
| |
Fig. 103. Zetten. Hervormde kerk voor 1912 door A. Mulder
Fig. 104. Zetten. Hervormde kerk. Plattegrond tegenwoordige toestand
| |
[pagina 387]
| |
ontdaan. De vrijwel gladde torenmuren, slechts door twee kleine vensters en enkele lichtspleten doorbroken, wordt door een tufstenen band in tweeën gedeeld. Aan de westzijde is een vernieuwde ingang onder een rondboog, binnen een spitsbogige nis. Boven aan de noord-, west- en zuidzijden twee spitsbogige galmopeningen. Moeten van twee spitsboog-openingen die oorspronkelijk langer waren dan deze galmgaten, zijn in de oostwand te zien. Een korte, ingesnoerde, achtzijdige, met lei beklede spits sluit de toren af. De benedenverdieping van de toren wordt door een gemetseld koepelgewelf gedekt.
Het koor heeft inwendig het kruisribgewelf behouden, waarvan de natuurstenenGa naar margenoot+ ribben op verschillend geornamenteerde kraagstenen rusten; in de sluiting hebben vier een laatgotisch opengewerkte vorm, aan de zijden zijn ze vervangen door een plaat, twee op enige afstand ten oosten van de triomfboog hebben bladwerk. Het gesloten karakter van de toren duidt op een ontstaan in de xivde eeuw. Het koor heeft een algemeenGa naar margenoot+ laat gotisch karakter, xv-xvide eeuw. |
|