De Betuwe
(1968)–R.F.P. de Beaufort, Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermdZoelenDe tegenwoordige gemeente Zoelen is gevormd uit het voormalig panderambt Zoelen, een onderdeel van het ambt Neder-Betuwe. Tot dit ambt behoorden de kerspelen Zoelen en Avezaath, waarvan het eerstgenoemde samenviel met de dagelijkse heerlijkheid Soelen. Bij de opheffing van de gemeente Wadenoijen op 1 juli 1956, is alleen dit dorp bij de gemeente Zoelen gevoegd. Behalve het dorp Zoelen, waar zich het gemeentehuis bevindt, behoren Kapel-Avezaath, Kerk-Avezaath en Wadenoijen tot deze gemeente. Het laatstgenoemde dorp is reeds beschreven in: De monumenten van gesch. en kunst in de Tielerwaard, blz. 468. | |
AvezaathTeg. Staat iii, blz. 268; Van der Aa i, 393; J.A. Heuff Azn., Avezaath, Geld. Volksalm. 1890,Ga naar margenoot+ blz. 119; dez., Oude toren te Kerk-Avezaath Gelre iv, 1901, blz. 57; Martens, Marken in Gelderland, blz. 169, 170. | |
Kapel-AvezaathHonderd eeuwen Nederland, (Antiquity and Survival vol. ii, nr. 5-6) 1959, blz. 153 afb. op blz. 150.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 388]
| |
Fig. 104. Kapel Avezaath. Hervormde kerk
Ga naar margenoot+ In 1954 is alhier een klein altaar gevonden pl. clii, afb. 366, met het opschrift: deae hvrstrge ex p(raecepto) eivs val(erius) (silv)ester dec(urio) m(unicipii) bat(avorum) pos(uit) l(ibens) m(erito). ‘Voor de godin Hurstaga heeft volgens haar opdracht Valerius Silvester, gemeenteraadslid van (het) Municipium der Bataven (dit altaar) opgericht, gaarne en met reden’. Rijksmuseum G.M. Kam Nijmegen (Verslag Rijksverzamelingen 1956, blz. 204-214)
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK ligt in een met bomen en heesters beplant terrein geheel vrij in de dorpskom. De toren behoort aan de burgerlijke gemeente, de kerk is eigendom van de Ned. Hervormde gemeente. Fig. 104, pl. cliii, afb. 370 en 371. Ga naar margenoot+ Zie hierboven. Ga naar margenoot+ Een éénbeukig, bakstenen schip zonder steunberen, door een moderne kap gedekt en met een bakstenen dakruiter aan de westzijde, en een hoger opgetrokken koor, bestaande uit twee traveeën en een driezijdige slunitig, en met een stenen kruisribgewelf overspannen, vormen dit kerkgebouw. | |
[pagina 389]
| |
Formaat bakstenen 26,5-27 × 6,5-7 cm, 10 lagen 83 cm. De noorderschipmuur isGa naar margenoot+ onlangs ontpleisterd; de zuidelijke is nog gepleisterd.
De spitsboog-vensters, met xixde-eeuwse harnassen, hebben vernieuwde dagkanten.Ga naar margenoot+ Aan de noordzijde een gedichte ingang onder een korfboog met moeten, die misschien van een, aldaar gestaan hebbend, uitgebouwd portaal afkomstig zijn. In dezelfde muur, een klein, gedicht spitsboog-venster. De dakruiter heeft aan iedere zijde twee rondbogige galmgaten en wordt door een ingenomen, met lei beklede, achtzijdige spits afgesloten.
Formaat bakstenen 26-28 × 6,5-7 cm, 10 lagen 80 cm. De koormuren zijn onlangsGa naar margenoot+ van de pleisterlaag ontdaan. Gewelven 20-21 × 4 cm.
Eenmaal versneden beren schragen het koor, dat met zijn leien dak hoog boven datGa naar margenoot+ van het schip uitsteekt. Aan de zuidzijde sporen van een deurtje onder een segmentboog, mogelijk leidend naar een, zich daar vroeger bevonden hebbende sacristie, ten behoeve waarvan het westelijk venster aan de zuidzijde ontbreekt, evenals de waterlijst in drie traveeën. Een ingang tot het koor bevindt zich aan de noordzijde in de xixde eeuwse consistoriekamer van onregelmatige vorm.
Een houten zoldering dekt de schipruimte; de trekbalken zijn afgezaagd. Het koorGa naar margenoot+ heeft een stenen kruisribgewelf, waarvan de ribben halverwege onderbroken worden door imitatie-sluitstenen, die een gecompliceerd netgewelf suggereren. Op niet zeer gelukkige wijze zijn deze sluitstenen en de, ter halver hoogte van de oorspronkelijke lengte van de vensters, aangebrachte kraagstenen gezwart. Onder de vensters zijn spaarnissen. De kap over het koor is oud, mogelijk nog de oorspronkelijke. De Teg. Staat vermeldt dat men in 1705 ‘een net kerkje’ gebouwd zou hebben, wat een geheelGa naar margenoot+ nieuw gebouw veronderstelt. Eerder is aan te nemen, dat hier verbouwd is met behoud van veel van het oude schip, waarvan de topgevel in die van het koor is bewaard gebleven, en dat wegens het ontbreken van steunberen, en wegens de kleine afmeting van het gedichte venster en het vrij grote formaat der stenen, in de xivde eeuw ontstaan kan zijn. Blijkens witsellagen op de muren, tot boven aan toe, is het schip oorspronkelijk door een open kap gedekt geweest. Het koor is jonger. De suggestie van een netgewelf door middel van de imitatie sluitstenen duidt op de xvide eeuw; de constructie van de kap wijst zelfs naar het midden van die eeuw. Vóór de ingang aan de westzijde ligt een rode zandsteen, vermoedelijk een altaarsteen,Ga naar margenoot+ 160 × 80 cm.
Gave, eikenhouten preekstoel in rococostijl, (cf. pl. cl ii, afb. 368), een even uitbuigende,Ga naar margenoot+ zeszijdige kuip met panelen, waaraan een rand van bloemmotieven en met hoekbanden, die met voluten en blad- en bloemwerk versierd zijn. Het klankbord is aan de voorzijde verhoogd en draagt een groot Lodewijk-xv ornamentstuk. Trap met opengewerkte balusters, 1772 (zie Kerk-Avezaath).
Eikenhouten doophek, met panelen en een middenstijl met trossen eikenbladeren metGa naar margenoot+ eikels, afhangend van een ring, mogelijk afkomstig van een lambrizering, xviic.
Op het voorpaneel van de kuip van de kansel een zwart geschilderd, houten gezangbord,Ga naar margenoot+ zowel aan de boven- als aan de onderkant versierd met verguld rococo ornament, xviiic, waarschijnlijk 1772. | |
[pagina 390]
| |
Fig. 105. Zoelen. Boerderij 143. Hoofdgebouw
| |
[pagina 391]
| |
Twee onversierde, bekers, 12 cm hoog, 8 cm middellijn. Merken: utrecht, jaarletterGa naar margenoot+ g. van 1742, meesterteken van Arn. Coolhaas. Volgens gegevens uit het kerkarchief zijn in 1742 twee avondmaalbekers aangekocht. De klok is door de Duitsers weggevoerd; diam. 77 cm; opschrift: anno 1670 hebben johan vanGa naar margenoot+ bueren en herman ariaensz. van noort kerckmeesters mij doen gieten door peter van trier. door ordre van carel vijgh heer tot soelen etc. amptman en opperkerckmr. van neder betuwe. Boerderij 143. Groot riet gedekt dwarshuis met onderkelderd rechtergedeelte; de schuur met overstek boven de inrit. Dienstwoning en hooiberg, waaronder wagenschuur. Fig. 105 en 106. Fig. 106. Zoelen. Boerderij 143. Arbeiderswoning en schuurberg
| |
[pagina 392]
| |
Kerk-AvezaathDe langgerekte aanleg van Kerk-Avezaath komt overeen met die van Zoelen (fig. 106). De twee evenwijdige wegen, typisch voor de aanleg van de meeste nederzettingen gelegen op de stroomruggronden, liggen op een afstand van circa 100 m van elkaar. De kerk is gelegen aan de meest zuidelijke verbindingsweg tussen de genoemde wegen. Van enige centrumvorming is, ook bij de kerk, geen sprake geweest.
Ga naar margenoot+ Zilveren munten uit de iste en iide eeuw, hier gevonden, worden in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden bewaard. Een munt van Marcus Aurelius is te Tiel in 1945 verloren gegaan.
Exc. Rom. iii, blz. 122.
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK, aan de H. Lambertus gewijd, ligt geheel vrij in het oude door een muur omheinde kerkhof, in de dorpskom aan de driesprong van de wegen naar Drumpt, Zoelen en Buren. Aan de burgerlijke gemeente behoort de toren, de kerk is eigendom van de Ned. Hervormde gemeente. Fig. 107, 108, pl. cli, afb. 364, pl. clii, 367, 365, pl. cliii, afb. 369. Ga naar margenoot+ Joosting en Muller ii, blz. 428; Josef Habets, De archieven van het kapittel der Hoogadellijke Rijksabdij Thorn 1889, i, blz. 7 nr. 4, blz. 30, nr. 39; Josef Habets en A.J.A. Flament, De archieven van het kapittel der vorstelijke Rijksabdij Thorn, ii, 1899, blz. 449-452; J.A. Heuff Azn., Oude toren te Kerk-Avezaath, Gelre iv, 1901, blz. 57; Post, Eigenkerken, blz. 46, 156, 180. Fig. 107. Kerk Avezaath. Hervormde kerk
| |
[pagina 393]
| |
Fig. 108. Kerk Avezaath. Hervormde kerk. Details
Notger, bisschop van Luik, zou de kerk van Avezaath geschonken hebben aan de abdij van Thorn,Ga naar margenoot+ ter vermeerdering der prebenden, welke schenking door Koning Hendrik ii, volgens een oorkonde van 4 juni 1007, werd goedgekeurd (Oork. St. Utr., nr. 163). Hoe de Luikse bisschop de kerk te Avezaath kon vergeven, is niet duidelijk, misschien was zij een eigenkerk van hem. Een feit is echter, dat de kerk inderdaad aan de abdij heeft toebehoord en in 1266 bij haar is geincorporeerd (Oork. St. Utr., nr. 1690). In een oorkonde van 6 juli 1267, waarin Dirc van Heswic, ridder, op zich neemt op zijn kosten een nieuwe regeling omtrent de verhouding van de Avezaathse kerk met de abdij van Thorn te verkrijgen, wordt vermeld, dat de abdis de collatie van de kerk bezit. Nog in 1567 wordt de abdis ‘collatoirische van het personaat’ genoemd. In 1599 was hier nog een pastoor (Nav. 1877, blz. 271), eerst in 1610 kwam hier een predikant (Geld. Volksalm, 1890, blz. 152). In 1733 eiste het koor dringende herstelwerken. De beneden torenruimte werd in de xviiide eeuw gebruikt voor school. In 1776 werd in een kerkeraadsvergadering goedgevonden, ‘om de poort onder den toorn geheel toe te metselen en daarna dan ook de poort in het planken beschot naar de kerk dicht en toe of vast te maken, opdat de jongens niet meer mogen in de kerk kunnen lopen. En dewijl er nochthans een ruime ingang moet wezen in de kerk, zo zoude men de gewone deur van de kerk vergroten tot een poort en van binnen een portaal maken naar de wijze van andere plaatsen voor de lijken’. (kerkarchief). | |
[pagina 394]
| |
Fig. 109. Kerk Avezaath. Hervormde kerk Opmeting uit 1861
| |
[pagina 395]
| |
De kerk bestaat uit een zeer oude toren en een Gotisch, in steen overwelfd koor,Ga naar margenoot+ waartussen in 1861 een neo-Gotisch éénbeukig schip is gebouwd, ter vervanging van een tufstenen schip. De buitenkant van de torenmuren bestaat uit tufsteen, hier en daar in zeer grote platenGa naar margenoot+ verwerkt; in het binnenwerk veel brokken ijzeroersteen. De verhoging bestaat uit baksteen 22-23 × 4,5 cm, 10 lagen 59 cm.
De benedenste geleding van de toren wordt aan de drie ingebouwde zijden doorbrokenGa naar margenoot+ door hoge bakstenen spitsbogen op natuurstenen lijsten. Zij nemen bijna de gehele breedte van de wand in. Naast de bogen zijn, aan de noord- en zuidzijde, twee rondbogen bewaard van het oorspronkelijke werk, waarbinnen (7 cm verdiept) gekoppelde, met baksteen gedichte (galm?) openingen, die in de dagkant gepleisterd geweest zijn, pl. clii, afb. 365. Bij de tooggeboorte van de spitsbogen zijn de dagkant en de aanzet van een dergelijke rondboog nog waar te nemen. Het oude werk der rondbogen is met zeer dikke voegen uitgevoerd. De tweede geleding, door een tufstenen lijst aangeduid, heeft twee kant- en één middenliseen gehad. Na enige lagen is het oude werk echter vervangen door veel jonger, bakstenen muurwerk. Aan de oostzijde van de toren is het muurwerk met een dikke pleisterlaag bedekt, waarop een schildering is aangebracht (zie verder) zodat geen sporen van oudere nissen of openingen waar te nemen zijn. Tegen de westzijde staan twee zeer zware steunberen, met cement bepleisterd, waardoor de structuur van het muurwerk niet meer te is zien. Van het bakstenen gedeelte van de toren, dat boven het schipdak oprijst, worden de noord-, west- en zuidgevel ingenomen door telkens drie rechthoekige spaarvelden, waarvan het middelste breder is dan de beide uiterste, en tevens in het bezit is van een kleine rondbogige galmopening. De toren wordt bekroond door een ingesnoerde, achtzijdige, met lei beklede, slanke spits met leliekruis. Hij helt over naar het westen, het bovenste gedeelte staat te lood.
Onlangs heeft men de, sedert 1861 hoogstwaarschijnlijk steeds gepleisterde schipmurenGa naar margenoot+ en de onversneden beren van het pleisterwerk ontdaan. In de noordgevel herinnert een gedenksteen aan de bouw van het schip in 1861. In het hoge leien zadeldak, zonder onderbreking doorlopend boven het koor, is aan iedere zijde één dakkapel.
De bakstenen muren, formaat stenen 28-29 × 6,5-7 cm zijn met tufsteen doorregen,Ga naar margenoot+ nl. drie lagen tuf- en drie lagen baksteen, welke versiering zich ook over de eenmaal versneden beren voortzet. Plint en afzaten van de beren hebben een rood zandstenen druipkant.
Het koor heeft ingekorte vensters met xixde-eeuwse harnassen; dat aan de noordoostzijdeGa naar margenoot+ is gedicht. De vensters van de traveëen hebben vlakke dagkanten, die van de koorsluiting hebben een breed en een smal holprofiel en hier en daar aanzetten van zandstenen montants. Aan de oostzijde een korfboog-nis, waarin later een deur is aangebracht.
Van een gewelf is niets te bespeuren, wel zijn een drietal houten zolderingen aanwezig.Ga naar margenoot+ | |
[pagina 396]
| |
Ga naar margenoot+ Het inwendige wordt door een muur gescheiden in twee westelijke traveëen, die voor dienstruimten vertimmerd zijn en waarin de toren staat, en drie oostelijke, die door middel van sterk sprekende gotiserende détails, zoals diep en meervoudig geprofileerde venster- en deuromlijstingen en triomfboog en net gewelf in stuc op kolonnetten met bladkapitelen, zich trachten aan te passen bij het oude gotische koor.
Ga naar margenoot+ De ribben van het stenen netgewelf ontspringen op smalle, spits toelopende kraagstenen. Spaarnissen bevinden zich aan de noord- en zuidsluitingszijden. De gedichte venstergedeelten zijn kennelijk in 1861 versierd. Ga naar margenoot+ De resten van lisenen en de oude (gedichte) rondbogige galmgaten zouden het onderste gedeelte van de toren in de xide eeuw kunnen dateren. Gezien de geringe hoogte waarop de oude galmgaten zich bevinden, kan de toren in zijn vroegste gedaante niet hoog zijn geweest; hij zal aan drie zijden vrij hebben gestaan, met aan zijn oostzijde een klein, laag kerkje. Niet veel later is het schip van dat kerkje groter herbouwd tot het in 1861 gesloopte. De muren van het schip waren blijkens een tekening van vóór de afbraak door lisenen geleed en sloten de toren in. De uitmuntende staat waarin het metselwerk van de oude galmopeningen zich bevindt, doet veronderstellen, dat de toren binnen niet lange tijd na zijn ontstaan is ingebouwd, en dat dus het dak van het nieuwe en hogere schip al vroeg deze Romaanse galmgaten tegen weer en wind heeft beschermd. De bakstenen bovengeleding van de toren is van veel latere tijd, en kan mogelijk na een brand zijn ontstaan. De thans verdwenen klok was in 1640 gegoten en zou misschien voor de juist herstelde toren vervaardigd zijn geweest. Wat de reden is geweest, dat men de drie torenwanden door grote openingen heeft doorbroken, is niet te zeggen. In het reeds vermelde rapport van 1861 wordt verondersteld, dat deze gemaakt zouden zijn ‘waarschijnlijk om de toren te ontlasten en de zwaarte en de kans tot omstorting te verminderen’. De oostelijke boog is in 1776 gedicht. Ga naar margenoot+ Gelijk aan die te Kapel-Avezaath, pl. clii, afb. 368. De kerkrekeningen over 1772 vermelden, dat in dat jaar de preekstoelen uit Kapel- en Kerk-Avezaath voor 4 gld. 16 st. zijn verkocht en dat betaling is geschied voor kost en drank voor de makers van de nieuwe preekstoelen, wier namen niet worden genoemd. In 1813 zijn beide kansels nieuw bekleed.
Ga naar margenoot+ Gelijk aan dat in Kapel-Avezaath.
Ga naar margenoot+ Drie gezangborden, gelijk aan die te Kapel-Avezaath.
Ga naar margenoot+ Een koperen kroon met zes grote en zes kleine armen, xvii. Volgens de rekeningen over 1775-1777 is in die jaren een betaling geschied aan H. van Doesburg voor een, thans verdwenen kandelaar op de preekstoel. Ga naar margenoot+ Aan de oostwand van de toren is op iedere hoekpijler een schildering te zien. De voorstelling aan de zuiderpijler is nauwelijke meer te onderkennen; die aan de noordzijde vertoont Christus aan het Kruis, hoewel het dwarshout, aan de beide uiteinden, naar boven lopende verlengstukken laat zien, zodat men eerder aan een ra zou denken. Op de voorgrond, rechts en links, twee figuren ten voeten uit met karikaturale koppen die aan de school van Bosch herinneren, xvi.
Ga naar margenoot+ In de buitenmuur van het koor, aan de noordzijde, is een hardsteen gemetseld, waar onder het wapen Van Leeuwen, staat: op het graf/van/arn. corn. van leeuwen/ | |
[pagina 397]
| |
stud. in de regt. op utr. hoge schole/overl. te tiel 15 may/en/christ. sam. ant. van leeuwen/ overl. aldaar 2 juny/1785/hier rust mijn oudst en jongste kind/ai lezer, sla dit voorbeeld gade!/zijt levend een waar menschenvriend/ en doe ook na uw dood geen schade/j.d. van leeuwen. J.D. van Leeuwen was fiscaal te Tiel en een voorstander van het begraven buiten de kerken, wat de laatste regel van het gedicht verklaart. Zie: De Wapenheraut 1917, blz. 332 en 374; De Mon. van Gesch. en Kunst en de Tielerwaard, blz. 434. In de consistoriekamer wordt een ijzeren archiefkist bewaard, die volgens de kerkrekeningenGa naar margenoot+ in 1737 is gekocht. Op de door de Duitsers weggevoerde klok, diam 110 cm, stond: hendrick jansen vermoelen,Ga naar margenoot+ otto artsen, kerckmesters tot avesat, wouter both ende eppe van der arck hebbe mi gegoten tot utrecht 1640. verbum domini manet in aeternum. (Nav. xxv, 1875, blz. 492, Vrije Fries xvi, blz. 256). De kerk bezit:
Twee onversierde bekers zonder standring, 12 cm hoog, 10 cm middellijn. Merken:Ga naar margenoot+ Tiel, meesterteken van Servaas de Raedt, b van 1682. Schaal met knorrenrand, merk soort degen als beker te Ressen uit 1702 en wit Delfs kannetje aldaar.
DE BOERDERIJ 't Haagje, gelegen aan de weg van Kerk- naar Kapel-Avezaath, heeftGa naar margenoot+ een rieten dak en aan de gepleisterde gevel de jaarankers 1723. In het begin van de xvde eeuw werd Otto van Zoelen met de hofstad Die Haghe beleend. In 1703 kwam het goed aan dr. Johan van Lidth de Jeude, die het wel verbouwd zal hebben. Het huis lag binnen een ringgracht, die thans is verdwenen. (Geld. Volksalm. 1890, blz. 140, 141). HET HUIS TEN HAM ligt bij de Hamse brug aan de Linge, pl. cliv, afb. 372.Ga naar margenoot+ Het huis is in T-vorm gebouwd, waarvan de lange zijde door de deel wordt ingenomen. De voordeur en het raam daar boven hebben een houten omlijsting van omstreeks het midden der xviiide eeuw. Volgens een zich in het huis bevinden aquarel van omstreeks 1820, was het huis toen nog in het bezit van schuiframen met kleine ruiten. Zie ook tekening door J. Versteegh, coll. Gem. Museum, Arnhem, afb. in vijf en veertig gezichten uit Gelderland, Arnhem 1922, nr. 43.
HET HUIS KELLENDONK staat aan de weg van Kerk-Avezaath naar Buren, en wordtGa naar margenoot+ in 1508 genoemd. Het heeft het uiterlijk van een huis uit xixa, niet het minst door de ijzeren stoepleuning uit die tijd. Van der Aa xi, blz. 52; Geld. Volksalm. 1890, blz. 129; Gelre iv, 1901, blz. 58; Eigen Haard 1911,Ga naar margenoot+ blz. 600. HET HUIS TEISTERBANT aan de weg naar Buren gelegen, pl. cliv, afb. 373, zouGa naar margenoot+ gebouwd zijn op de plek waar volgens overleveringen het huis van de graven van Teisterbant gestaan zou hebben. In de leenboeken van de Gelderse vorsten kwam Teisterbant sedert 1326 voor als het Huis Avesaet,Ga naar margenoot+ waarmee toen Otto van Avesaet beleend was. Vandaar dat het huis vroeger Heer Otten-hofstat genoemd | |
[pagina 398]
| |
werd, doch het is onbekend wanneer het de naam Teisterbant gekregen heeft. In 1660 trouwde Dirk van Eck met de barones van Bodek en Elkan, zich noemende erfdochter ‘in het oud-adellijke en graavlijk Teysterbant’ (Geld. Volksalm. 1875, blz. 52), en sindsdien noemden de alhier wonende van Eck's zich van Eck tot Teisterbant. Het huis bleef aan dit geslacht tot 1784. In 1788 kreeg majoor Bredt door huwelijk Teisterbant in zijn bezit, en ook hij nam die titel over. Hij had een proces met de bovengenoemde J.D. van Leeuwen, die toen op het landgoed De Krukken woonde en op Bredt het volgende dichtte: Eén morgen en één hont/ Een huis gelijk aan stront/ Toch schrijft de gek met eigen hand/ Ik ben de heer van Teisterbant. Het sobere, strakke ijzeren hekwerk op de platte afdekking van het iets uitspringende, midden risaliet, duidt op een ontstaan uit omstreeks 1800, of wellicht iets vroeger. De windvaan heeft het jaartal 1784. Aan de achterzijde van het huis worden de jaarankers 1818 aangetroffen. De grachten die het huis omspoelden, zijn reeds door majoor Bredt gedempt en nieuwe grachten, op grotere afstand van de woning gelegen, werden gegraven. Op 14 januari 1838 leed het huis ernstige brandschade. Inwendig levert het huis niets bijzonders op. | |
ZoelenUit de plattegrond (fig. 110) blijkt de zeer gestrekte aanleg van het dorp. De boerderijen zijn gelegen langs twee nagenoeg evenwijdige wegen, die circa 100 m van elkaar verwijderd liggen. De lengte van de nederzetting bedraagt ca 1500 m. Evenals Erichem is Zoelen gelegen op een stroomrug, waarbij een oude stroomgeul het gebogen verloop van deze rug en van de wegen, die op de rug zijn aangelegd, heeft bepaald. Deze stroomrug liep onmiddellijk ten westen van het huidige dorp (O.M.R.O.L., N.R. xxx, 1949, blz. 89 en de kaarten ii en iii). Zoelen is een duidelijk voorbeeld van het zg. gestrekte esdorp, waarvan de oorsprong terug gaat tot de hernieuwde occupatie van delen van het rivierkleigebied in de karolingische tijd. De sporen van oude bewoning die in Zoelen zijn gevonden stemmen hiermede overeen. De vondsten dateren omstreeks de iide eeuw n. Chr. en vervolgens van de ixde tot en met de xvide eeuw. De middeleeuwse kerk is, gelijk dit het geval is in Kerk-Avezaath, aan het zuidelijke einde van de bebouwing gelegen. Het kasteel Zoelen is gesticht ten westen van het dorp en is gelegen in een der wijde bochten in de westelijke dorpsweg. Noch bij de kerk, noch bij het kasteel is enige centrumvorming opgetreden. | |
ZoelenGa naar margenoot+ Teg. Staat iii, blz. 269; Van der Aa xiii, blz. 257-249; Kist en Moll, 1859, ii, blz. 442; Geld. Volksalm. 1879, blz. 72, 78; De Tijdspiegel 1900, iii, blz. 1-16. | |
[pagina 399]
| |
Fig. 110. Zoelen. Situatie naar kadastraal minuutplan, ca. 1825
| |
[pagina 400]
| |
Fig. 111. Zoelen. Hervormde kerk. Lengtedoorsnede
Zelfs was er in Zoelen een gerichtsbank voor dit ambt, zoals ook Kesteren er een bezat. ‘Die Richter van Nederbeth sal sijn heemsteden condichen vertennacht (veertien nachten) na Paschedach tot Kesteren, ende des donredages daerna tot Solen op den Dam’. Deze gerichtsbanken waren van de derde of hoogste aanleg voor Neder-Betuwe. De Zoelense bank is in de xviiide eeuw opgeheven. | |
[pagina 401]
| |
Fig. 112. Zoelen. Hervormde kerk. Plattegrond en dwarsdoorsnede
In het uit 1851 daterende gemeentehuis hangt in de burgemeesterkamer een, opGa naar margenoot+ paneel, geschilderd portret in houten lijst; dagmaat 70 × 55 cm borststuk. De geportretteerde vrouw (aetatis suae 14) draagt een zwart kleed met gouden stiksels, geplooide manchetten en een geplooide witte halskraag. Links boven staat en. diev. seul. 1587. Pl. clx. afb. 386. | |
[pagina 402]
| |
Dit portret bevond zich eertijds in de pastorie te Zoelen (Nav. 1876, blz. 500), doch werd enkele jaren geleden gevonden op de zolder van de kerk, vrijwel als een ruïne. Het is daarna gerestaureerd.
Ga naar margenoot+ DE HERVORMDE KERK aan de H. Stefanus gewijd, ligt geheel vrij in het kerkhof, iets ten zuiden van de dorpskom. De toren is eigendom van de burgerlijke gemeente, de kerk van de Ned. Hervormde. Fig. 111, 112, pl. clv, afb. 374, pl. clvi, afb. 375. Ga naar margenoot+ Van der Aa xiii, blz. 248; Kist en Moll, 1859, ii, blz. 454; Oudheidkundig Jaarboek 1938, blz. 18; E.H. ter Kuile, De torens van Nederland (Heemschutserie), 1942, 2e druk, blz. 74; M.D. Ozinga en R. Meischke, De Gothische kerkelijke bouwkunst (Serie Schoonheid van ons land), blz. 46; Duizend jaar bouwen i, blz. 307, 316. Ga naar margenoot+ De statige, goed geproportionneerde toren van de Zoelense kerk, met de lange spaarvelden, die het rijzige van dit bouwwerk nog meer beklemtonen, domineert het lage omliggende land, en vertoont zich in zijn volle schoonheid, wanneer men van uit het zuiden het dorp nadert, waar hij niet door de hoge bomen van het kasteelbos wordt gemaskeerd. Aan deze bakstenen, gedeeltelijk met tufsteen omklede toren sluit een, eveneens bakstenen, doch gepleisterd, driebeukig schip met een fraai stenen netgewelf gedekt, welk schip tegen een rechtgesloten, gepleisterd bakstenen koor met houten tongewelf is aangebouwd. Aan de zuidzijde van dit koor een kleine, bakstenen sacristie door twee stenen kruisribgewelfjes gedekt.
Ga naar margenoot+ Behalve de bovenste geleding is de gehele toren met tufsteen bekleed. Het benedengedeelte van de onderste geleding is bekleed met tuf in een sierverband van grote en kleine blokken; overigens is het materiaal laagsgewijs aangebracht met hier en daar, vooral op de hoeken grotere platen. De baksteen waaruit het gebouw is opgetrokken meet 25-26,5 × 5,5-6, 10 lagen 72 cm.
Ga naar margenoot+ De ongeveer 36 m hoge toren, is in drie, weinig verspringende geledingen opgebouwd, van welke geledingen de bovenste op haar vier hoeken in het bezit is van eenmaal versneden, overhoeks opgestelde beren. In de westzijde van de onderste geleding een hoge spitsboog-nis met dubbel hol geprofileerde dagkanten, waarin een, door een korfboog, gedekte ingang. De twee andere gevelwanden van deze geleding worden ingenomen door drie spitsbogige, smalle spaarvelden met een dubbele afschuining, en staande op een ongeveer 4,50 m boven het maaiveld, lopende waterlijst. De gevelwanden van de tweede geleding worden eveneens door drie spitsbogige spaarvelden versierd, doch deze hebben kwarthol geprofileerde dagkanten. Alle spaarvelden van de beide geledingen vertonen nog in de koppen resten van tufstenen toten. In de | |
[pagina 403]
| |
tweede geleding is aan de noordzijde in de dam, tussen midden- en rechter spaarveld, een kopje gemetseld. De wanden van de bovenste geleding hebben alle een indeling van twee spitsboog-spaarvelden met dubbel holle dagkanten en driepas in de kop. De beneden-helft van deze spaarvelden is geopend als spitsbogige galmgaten, waarin aan de zuidzijde een vorkmontant. De toren wordt bekroond door een achtzijdige, even ingesnoerde, korte met leien beklede spits.
Wegens de bepleistering is het materiaal niet na te gaan. Aan de oostzijde is de tufstenenGa naar margenoot+ topgevel van een vroeger schip bewaard; daarboven, een verhoging van baksteen, formaat 25-26,5 × 5-5,5 cm, 10 lagen 70 cm en een top van het materiaal van het koor.
De lage muren worden door eenmaal versneden beren geschoord, waarvan de hoekberenGa naar margenoot+ overhoeks zijn opgesteld, met uitzondering van die aan de zuid-oostzijde, wegens het aldaar voorkomen van de sacristie. In de westelijke vleugelmuren is een gedeelte van de oudere westmuur te herkennen. De brede korfboog-vensters kregen in de vorige eeuw hun houten kozijnen. Een ingang wordt in de derde travee aan de zuidzijde aangetroffen, terwijl een latere aan de oostzijde van de noorder-beuk is gebroken. Een ingang aan de derde travee noordzijde is gedicht. Een groot, met leien belegd zadeldak dekt het schip.
Door de bepleistering slechts te meten op de topgevel (bovenste gedeelte) 27,5-29 ×Ga naar margenoot+ 6,5-7 cm, 10 lagen 83 cm. Voor plintafdekking is hier en daar rode Bremer steen gebruikt.
Tweemaal versneden steunberen, waarvan die op de hoeken van de rechte sluitingGa naar margenoot+ overhoeks staan, schragen het vijf traveeën diepe koor. Vensters komen slechts voor in de tweede en vierde travee; hiervan zijn gedicht de beide vensters aan de noordzijde en het meest westelijke venster aan de zuidzijde, dat ter wille van de sacristie verdwijnen moest. Alle hebben diepe, afgeschuinde dagkanten. Het meest oostelijke van de, aan de noordzijde gedichte, vensters heeft nog de originele brugijzers behouden.
De twee traveeën brede voormalige sacristie wordt door drie beren gestut. De topgevelGa naar margenoot+ staat op de volle breedte. Een met lei bekleed zadeldak dekt deze aanbouw.
De door een bakstenen kruisribgewelf, met bakstenen ribben die bepleisterd en gepolychromeerdGa naar margenoot+ zijn geweest, overwelfde begane grond heeft aan noord- en zuidzijde een hoge, brede spitsboognis in elke wand. De ingebouwde, gemetselde spiltrap staat in de zuidwesthoek en gaat in de derde geleding verder in de zuid-oosthoek. Aan de oostzijde een hoge, spitsbogige doorgang naar de kerk, evenals de nissen met holprofiel omlijst. In de tweede geleding zijn alle wanden geleed door telkens twee diepe nissen, boven spitsbogig gesloten, onafhankelijk van de buiten-architectuur; daarentegen corresponderen dergelijke nissen op de bovenste geleding wel met de buitenarchitectuur, daar zij voor de benedenste helft geopend zijn als galmgaten.
Het driebeukige schip bestaat uit vijf traveeën. De schipbeuken zijn van elkaar gescheidenGa naar margenoot+ door zware pijlers met ellipsvormige kern, waartegen vlakke pilasters met kwartholle kanten, die overgaan in schei- en gordelbogen. De profielen van de pilasters | |
[pagina 404]
| |
aan de schipzijde zetten zich voort als omlijsting van de velden boven de scheibogen. Ter halver hoogte van de tooggeboorte en de top van de scheibogen ontspringen de ribben van het netgewelf op kraagstenen, waarvan de details door bepleistering aan het zicht onttrokken zijn, behalve twee op de orgelgalerij, waar zij uit lijstwerk bestaan. Over de zijbeuken liggen kruisgewelven; de ribben komen neer op kraagstenen tegen de pijlerkernen. Onder de vensters flauw segmentvormig gedekte spaarnissen.
Ga naar margenoot+ De ruimte van het koor is verminkt, doordat men deze verdeeld heeft in een consistoriekamer met daar achter een toneelzaal. Deze beide lokaliteiten hebben een lage zoldering, die het, op korte muurstijlen rustende, houten tongewelf aan het oog onttrekt. Detaillering van ribben die neerkomen op korte muurstijlen is opvallend grof. Oorspronkelijke kap.
Ga naar margenoot+ Deze ruimte, die thans als vestiaire dienst doet bij toneelvoorstellingen, ligt twee treden lager dan het koor, telt twee traveëen en wordt door stenen kruisribgewelven gedekt; tegen de westgevel een kleine Gotische schouw. Ga naar margenoot+ Boven de triumfboog tekent zich de moet af van een zeer flauw hellend dak, dat mogelijk een klein, driebeukig tufstenen kerkje dekte. Een verhoging van deze gevel in baksteen duidt op een vervanging van dit tufstenen kerkje door een van baksteen. De oostgevel van de toren is tot aan de daklijst, die correspondeert met deze topgevel, uit baksteen opgemetseld, het verdere gedeelte is met tuf bekleed. Fragmenten in de westgevels, die in verband met de toren zijn opgetrokken en met de daklijn corresponderen, zullen van dit oudere bakstenen schip resten zijn; het moet dus gelijk met de toren zijn opgetrokken. In een volgende bouwfase ontstond het koor, daarna de sacristie. Tenslotte werd het schip nogmaals vernieuwd in een modieuze, Nederrijnse stijl, die rond 1500 langs de rivieren doordrong. In het rechterlijk archief van Tiel, thans op het Rijksarchief te Arnhem (nr. 296 fo 147vo) komt een post voor: ‘Jacob Hubertsz. zal de kap van de buyck van de kerk te Zoelen opvoeren en winden 8 vt. hoog;’ 18 juni 1545. J. Huberts komt als timmerman voor in een signaat Zandwijk van 7 juni 1551 (mededeling Mr. van Lennep te Leeuwarden). Men zou dus de oude kap aangehouden hebben na het overwelven van de kerk. De wijziging en inwelving van het schip is dan kort vóór 1545 te dateren. De kerk bezit: Ga naar margenoot+ De eikenhouten kansel, staande op de voet van een stenen wijwaterbekken of doopvont met doorgestoken profielen, xvi, heeft een zeszijdige kuip met op de hoeken vrijstaande kolommen. De panelen zijn door gecanneleerde posten en togen gedetailleerd en vertonen moeten van verdwenen inlegwerk; op het bijbehorende achterschot gedateerd Anno 1641. Op de rand van het klankbord zijn (later?) de woorden van Thimoteus ii, 2 vers 2 geschilderd.
Ga naar margenoot+ Aan de preekstoel bevindt zich een koperen lezenaar op arm en een tweede, minder fraaie bij de zitplaats van de voorlezer, beide xvii.
Ga naar margenoot+ Recht tegenover de preekstoel staat de grote eikenhouten bank van de heerlijkheid Soelen. Op de overhuiving een rococo-ornament en guirlandes, waaronder de wapens van het geslacht Pieck en van de heerlijkheid met twee griffioenen als wapendragers. Op de hoeken, vaasachtige bekroningen, xviiib. Zowel het wapen van het geslacht Pieck, als dat van de heerlijkheid en van de tegenwoordige gemeente, is van zilver beladen met een kruis van keel. | |
[pagina 405]
| |
In de noorder-beuk: Zerk 257 × 170 cm, waarop een wapen tussen doodshoofdenGa naar margenoot+ en -beenderen, en memento mori. hier ligt begraven gijsbert van de poll heer van geerestein ende toecop, de laetste van zijn stamme, en sterf den 11 april 1640. Acht kwartierwapens, links: Poll, Wijhe, Delft, Tengnagel. Rechts: Amstel van Mijnden, Isendoorn, Ruyterborch, Rossum. Geerestein was een huis in Drumpt, welk dorp vroeger kerkelijk met Zoelen was verenigd (Nav. 1876, blz. 66). In het middenschip: Zerk 66 × 70 cm. Alliantiewapen en: obyt den 29 augus. 1648/hier leyt begraven gert/ruyt van benthem, huysv/ rov van berndt cock/scholtis tot soelen/en mayoor in neder-betuw. Barend of Berndt Cock was van 1637-1682 scholtus, 1659-1670 ontvanger der hoofden en kribpenningen van Neder-Betuwe. Bij zijn huwelijk met Geertruy van Banthem, wordt hij getiteld: Majoor der Neder-Betuwe. Er waren in 1626 enige redoutes in Neder-Betuwe aangelegd, maar na 1648 was daar geen bezetting meer in, en werden de vier majoors of wachtmeesters, in Neder-Betuwe ingetrokken. De majoor of wachtmeester had onder de ambtman het toezicht op de bezettingen en op de redoutes (Nav. 1898, blz. 30). Vóór de orgeltribune liggen drie zerken naast elkaar, samen één vormend, 64 × 71 cm, waarop: willem van eck ende/ maria iacops syn/huysfrov. Fragmenten van grafzerken liggen verspreid in de vloer van de kerk. In de grafkelder van de familie Pieck, onder het koor, zijn gedenkplaten met opschriften. Zie hierover: De Wapenheraut 1914, blz. 375. In het middenschip hangen twee koperen kronen, ieder met vijf grote en acht kleineGa naar margenoot+ armen, voor kaarsen, xvii of xviii.
Onder de orgeltribune twee koperen wandarmen, xvii.Ga naar margenoot+
Twee koperen kaarsenhouders aan de kansel, de ene iets groter dan de andere, enGa naar margenoot+ twee voor electrisch licht ingericht bij de voorlezersplaats.
Zuider-beuk, westwand Groot bord, waarop de tekst van het Onze Vader is geschilderdGa naar margenoot+ in een wat boerse omlijsting, midden xviide eeuw. Oostwand. Bord, waarop de woorden van de Tien Geboden, in een omlijsting van hermen, xviia. Noorder-beuk, westwand. Credo-bord, in een omlijsting gelijk aan die aan de westwand van de zuider-beuk. Noorder-beuk, oostwand. Rouwbord, waarop bijbelteksten zijn geschilderd. OnderaanGa naar margenoot+ een cartouche, waarop in Gotische letters: Hiet leyt begraven Lambert de Hoogh, ende is gestorven den viii September 1603. | |
[pagina 406]
| |
Fig. 113. Zoelen. Huis Soelen
| |
[pagina 407]
| |
De kerk bezit voorts: Twee bekers, pl. clxxviii, afb. 435, 14 cm hoog, 10 cm middellijn, met een bredeGa naar margenoot+ gegraveerde rand van bandmotieven en ranken. Aan de voet w.r. en een merk, bestaande uit drie schelpjes in een keper (cf Doodewaard). Twee schalen met gegolfde rand, pl. clxxix, afb. 437, 34 cm lang en 11 cm middellijn. Middenin een wapen: een veld beladen met drie Franse lelies, 2 en 1, met twee leeuwen als schildhouders. Merken: Utrecht, jaarletter W. van 1804, meesterteken I.V.N. van Jan van Nieuwkasteel. De in de Voorlopige lijst vermelde piscine is in 1939 zonder reden vernield.Ga naar margenoot+ HET HUIS SOELEN ligt temidden van een park met hoog geboomte, dicht bij hetGa naar margenoot+ dorp, ten n.w. van de kerk. Het is gebouwd op een klein, rond eiland, dat aan de noordzijde door een houten brug verbonden is met het voorplein, waartoe een, ten w. van het huis staande poort, toegang verleent. Fig. 113, pl. clvi, afb. 376, 377, pl. clvii, afb. 378, pl. clviii, afb. 379 t.e.m. 382, pl. clix, afb. 383 t.e.m. 385. Vooraanzicht, sepiatekening van C. Pronk, 1728. R.P.K. Amsterdam. Aanwezig in het kasteel: hetGa naar margenoot+ huis van de z-oostzijde gezien, tekening van C. Pronk 1728. Voorzijde huis met duiventoren: tekening van R.V.E. (R. van Eynden) 1792. Idem aquarel L.J. Kleyn omstr. 1850. Duiventoren, schilderij in olieverf op doek, door G.A. Roth 1834. | |
[pagina 408]
| |
goed was verrreweg het grootste en aanzienlijkste en had behalve het in 1316 aan Jan van der Noordeloose toegewezen gericht ‘te Zole over die Zole aan die Betuwsche zijde’, ook zijn eigen soort leenkamer of leengericht: ‘aen den Aldenhaghe leenroerich’ (Nomina Geogr. Neerl. i blz. 16). Blijkbaar is de Aldenhaag aan de Arkels gebleven. De laatste Zoelense Arkel was Otto (beleend in 1400), die overleed zonder wettige nakomelingen. Nadat het goed in handen was gekomen van de Van Leyenberchs, de Van Swetens en de Van Buerens, verkochten Elisabeth van Bueren en haar man Cracht van Camphuysen in 1538 hun bezit aan Claas Vijgh, Elisabeth's stiefvader, die in dat jaar met den Aldenhaag werd beleend. De oprijlaan, aanvangende bij de kerk, leidt naar het ten westen van het huis staande poortgebouw, toegang verlenend tot het voorplein, vermoedelijk het in 1385 vermelde ‘nederste verbrecht’. Ga naar margenoot+ Het bakstenen gebouwtje is in de xixde eeuw tot een blokvormig gebouw gemaakt, gedekt door een laag schilddak met nok haaks op de poortdoorgang en met kantelen boven de gootlijst. Op de tekening van Pronk was aan de westzijde reeds een aanbouw, die daar echter door een verlenging van het zadeldak boven de poortdoorgang is | |
[pagina 409]
| |
gedekt. Op de hoeken van het middeleeuwse gedeelte resten van overgekraagde hoektorentjes, die in 1728 nog een boogfries insloten. Aan de buitenzijde een hardstenen plaat met het wapen Verstolk. Houten balkenzoldering boven de doorgang.
Aan de buitenzijde van de poort en onder een raam is een hardstenen doopvont (xiv),Ga naar margenoot+ die nu voor bloembak dienst doet, in de muur gemetseld (Gelre vii, 1904, blz. xxvi).
Aan de pleinzijde, naast de poort hangt een kleine luidklok waarop: p. bakker 1776Ga naar margenoot+ rotterdam.
Van het poortgebouw loopt een meermalen gerestaureerde lage walmuur langs deGa naar margenoot+ noordelijke kasteelgracht tot aan een gedeelte van een waltorentje aan de oostzijde. De oostelijke muur die in 1830 geslecht is, werd in 1956 op de oude fundamenten herbouwd; het meest noordelijke gedeelte, waarin een gedichte doorgang is ter hoogte van de waterspiegel, was in 1837 herbouwd in aansluiting aan de wijzigingen van het koetshuis. Op de noordelijke hoek van het voorplein, ingebouwd in het koetshuis staat een achtzijdige toren, gedekt door een spits met peervormige bekroning. In het muurwerk van de toren zijn aan vier der acht zijden minstens drie boogvormig gesloten openingen geweest, die de toren als de duiventoren bestempelen, die in 1563 reeds vermeld wordt (Gelre, xxx, 1927, blz. 139). Tegen de toren zijn de dienstgebouwen opgetrokken, die op de tekening van Pronk een vroeg xviide eeuws uiterlijk hebben, in 1837, evenals het poortgebouw in neogotische stijl zijn herbouwd en thans in de trant der xviiide eeuw zijn verbouwd.
Het huis is op een rond eiland gebouwd en niets wijst er op, dat dit vroeger groterGa naar margenoot+ geweest zou zijn, dat men later oude grachten gedempt zou hebben om de tegenwoordige ervoor in de plaats te graven. Geheel onmogelijk is het niet, dat vroeger de gracht aan de zuid-westzijde van het huis achter heeft doorgelopen zodat er twee binnenpleinen zijn geweest (dat overste ende dat nederste verbrecht uit 1385). De tegenwoordige poort doorkomend, zou men dadelijk rechts, een brug met weer een poort hebben aangetroffen, waardoor men het tweede binnenplein bereikt zou hebben. In het rapport van Van der Wesenhagen komt voor: ‘de vorste poorte des huyses’, wat er op wijst, dat er meer dan één poort is geweest. Modderman opperde de mogelijkheid, dat de rechte plattegrond van Soelen, de resten van een ronde burcht zou kunnen verbergen. Wat de Aldenhaag betreft, achtte hij het bestaan van een ronde burcht waarschijnlijk (Oudheidk. Meded. N.R. xxx 1949 blz. 78). Het huis heeft een rechthoekige plattegrond van ruim 17 × 18,30 m gevormd door 1,50 m zwaar muurwerk van afbraaksteen van groot formaat. Het eveneens zware binnenmuurwerk, dat de rechthoekige ruimte in één groot en vier langs de voor- en linkerzijde gegroepeerde ruimten verdeelt, geven de plattegrond het aanzien van een laat-middeleeuws huis. Van later datum zijn smalle aanbouwen aan de zijgevels, eveneens bestaande uit afbraaksteen van groot formaat. De westelijke doet dienst als trappenhuis. De oude verbinding der verdiepingen door middel van een spiltrap zal daarmede vervangen zijn. Bij werkzaamheden in de jaren rond 1960 zijn sporen van een trapkoker gevonden met lichtspleten in de zijmuren van de tegenwoordige toegangstrap. Van overige middeleeuwse trappen zijn, evenmin als van latrines, sporen gevonden. | |
[pagina 410]
| |
Het gebouw is gedekt door twee evenwijdige schilddaken en aparte schilddaken op de uitbouwen terzijde en op de toren, die zich midden boven de ingang verheft. Alle kappen zijn van eikenhout. Op de hoeken van de schilddaken staan schoorstenen met in 1911 aangebrachte sierijzers. De dakvormen geven het Huis een xviide eeuws karakter. De plaatsing van de toren als niet uitspringend bouwlichaam doet twijfel rijzen aan de torenfunctie van dit onderdeel in het middeleeuwse gebouw. Het muurwerk van de toren is voorts van de dakaanzet van het hoofdgebouw af aanzienlijk dunner dan dat van de overige muren van het Huis en wordt daar bovendien doorregen door rollagen. De xviiide eeuwse afbeeldingen van het Huis geven eveneens sierbanden weer aan de voorzijde, waar zij ook thans nog wel te herkennen zijn ter weerszijde van de vensters en gedeelten metselwerk boven en tussen de vensters. Hieruit blijkt dat de plaatsing der vensters gewijzigd is, in overeenstemming met wijzigingen aan de verdiepingshoogte, die in de toren te bespeuren zijn. Aan de achterzijde heeft de toren thans nog twee oude vensters corresponderend met oudere balklagen bij de trap waarvan in het muurwerk der kamers sporen te vinden zijn (aangegeven in fig. 113). De trap heeft een gewrongen spil; onder de balken voluutvormige sleutelstukjes. Onder het benedenste venster aan de achterzijde van de toren loopt een natuurstenen waterlijst. Onder de kap is een oudere houten spits met omloop bewaard. Boven de hoge vensters van de beletage en de eerste verdieping zijn ontlastingsbogen en boogtrommels van de vrij harde steen, waarin de herstellingen in 1835 zijn uitgevoerd. Bij de verwijdering in 1911 van de gootlijst voor de torengevel bleek dat het muurwerk van de toren overkraagde ten opzichte van dat van de overige voorgevel; het verschil werd opgevangen in een boog op de overkraging boven het middenvenster van de tweede verdieping. De foto's van voor 1911 geven voorts een lagere vensterhoogte in de tweede verdieping die van belang is voor de verhouding in de gevel. In de westelijke uitbouw waren tenslotte twee maal twee vensters gehandhaafd, evenals in de oostelijke aanbouw thans; deze zijn in 1911 eerst vervangen door één venster, dat beter strookt met de later in de aanbouw aangebrachte trap. Bij het verwijderen van de veranda op onderbouw aan de zuidwestelijke hoek van het huis, zijn inwendig sporen van een middeleeuws venster aan het licht geweest, dat gedicht is ten behoeve van de westelijke aanbouw. De ingang is thans beganegronds en wordt gevormd door een hoge dubbele deur met bovenlicht in vroeg xixde eeuwse omlijsting; achter de deur leidt een trap naar een gang evenwijdig aan de voorgevel die verbinding geeft tussen de vertrekken en het trappenhuis in de westelijke uitbouw. Op de verdieping en de lage tweede verdieping zijn op dezelfde plaats gangen ingebouwd, evenals in de kelder. Zij zullen dus alle tot de xviiide eeuwse bouwperiode behoren, toen de trap in de westelijke uitbouw werd aangebracht. De wanden van de hoofdtrap waren tot plm. 1960 verlevendigd met grote blindnissen, die wel tot de xixde eeuwse verfraaiing van dit trappenhuis behoord zullen hebben. De kelders zijn overkluisd door tongewelven, die van de keuken door troggewelven; in de achterste helft van het huis bestaan zij stellig uit kleine steen en kunnen dus bij de xviide eeuwse verbouwing ontstaan zijn. Op de verdieping worden de meeste zolderingen gevormd door balken die over het algemeen midden voor de vensters liggen; zij kunnen uit een oudere periode stammen dan de xviide eeuwse vensters. Ongeveer een meter boven de onderdorpel van de vensters der verdieping zijn bij verbouwingswerkzaamheden in het muurwerk opgesloten balken aangetroffen, wel als ringankers te duiden. | |
[pagina 411]
| |
Gelijk met de plafonds in hal, salon en eetkamer is in 1777 aangebracht de schouw in de grote zaal der beletage, die uit stucwerk bestaat, een siervaas voorstellend; overige spijkervaste inventaris is door de laatste en voorlaatste eigenaar toegevoegd. Van het middeleeuwse huis met voor- en nederburcht zoals in 1385 vermeld wordt, is ons inziens eenGa naar margenoot+ gedeelte van de toegangspoort, een gedeelte van de gebouwen op de voorburcht, beide in de xvde eeuwse vorm en het muurwerk van het hoofdgebouw nog aanwezig. In het blokvormige hoofdgebouw is een indeling van een grote zaal en tenminste drie vertrekken langs de tegenwoordige ingangszijde en de oostzijde te herkennen. De ingang zal langs een brug naar de tegenwoordige beletage geleid hebben. In de herenkamer is boven een schoorsteenmantel (de houten omlijsting van de spiegelGa naar margenoot+ is modern), een marmeren relief aangebracht, drie putti voorstellend, waarvan één gevleugelde op een trompet blaast, welk hoog-relief, dat van elders afkomstig is, de signatuur van j.b. xavery en het jaartal 1742 draagt, pl. clviii, 379. De wanden van de Gobelin-zaal zijn behangen met xviide eeuwse Delftse (?) wandtapijten, landschappen met vogels voorstellend. Een deur van één der vertrekken is in het bezit van een fraai gegraveerd verguld bronzen deurslot, afkomstig van het Huis de Voorst, pl. clxxix, afb. 438. In een vertrek in de toren is een kleine xviide eeuwse schouw. Soelen huisvest een verzameling meubelen (xvi-xviii), schilderijen, zilver, glaswerk (xvii-xviii), en een collectie Saxisch en Chinees porcelein (zie: Nederlandse Musea 1956 blz. 411).
In het park, ten noorden van het huis en bij de boerderij bevindt zich op de plek waar vroeger de Aldenhaag heeft gestaan, een door een ijzeren hek omringde hardstenen sarcofaag met op iedere hoek een acroterion. Op de voorzijde is gegrift: johan gijsbert baron verstolk van soelen. Overleden den 3en November 1845. Lit.: J. Belonje: Steenen Charters Heemschutserie, 4de druk, 1948, blz. 108. In het poortgebouw wordt een wapenbord van der duyn in omlijsting van kwartierwapensGa naar margenoot+ bewaard. Het geheel, bekroond door in hout gesneden groep oorlogstuig, staat op een voetstuk met ovaal cartouche en is afkomstig uit de Herv. kerk te Rijswijk.
De schuur van de boerderij bij de Aldenhaag draagt de jaarankers 1743; het voorhuisGa naar margenoot+ is in 1827 gebouwd. | |
[pagina 412]
| |
HET LANDHUIS, HUIZE DJOERANG is gelegen aan de weg van Zoelen naar de brug over het Amsterdam-Rijnkanaal, even buiten het dorp, pl. clx, afb. 388.
Op een kelderverdieping verheft zich een middenpartij met aan iedere zijde een lage vleugel. Deze middenpartij wordt ingenomen door drie, lange rondboogvensters, waarvan het middelste dienst doet als voordeur en waartoe een hardstenen stoep van vier treden leidt. De vensters worden geflankeerd door pilasters met Ionische kapitelen, waarboven een houten plint, waarop een rozet boven iedere pilaster. De verdieping boven het middengedeelte heeft drie rechthoekige vensters en in het midden, boven de kroonlijst, een ovaal dakvenster. De zijvleugels hebben ieder, onder een houten plint, twee lange, rechthoekige vensters, en daarboven een stenen attiek. Vroeger had het huis een glooiend pannendak, thans heeft het een vlakke afdekking. Een steen met het jaartal 1823, in de keukenmuur, kan betrekking hebben op de bouw van het huis. De aanbouw met torentje aan de westzijde is van omstreeks 1850. Het inwendige levert niets bijzonders op. In één der kamers staan, vóór een moderne schouw, twee stenen leeuwtjes, 61 cm hoog en in de toog van de schoorsteen een hardstenen sluitsteen met kop, beide afkomstig uit Buren en ongetwijfeld uit het gesloopte kasteel, xvii. Achter het huis een andere wapendragende leeuw, komend uit Tiel waar hij bij een thans verdwenen huis in de Waterstraat stond. Het huis werd in 1836 gekocht door D.J.A.G.F. van der Steen, die het Nieuw-Wadenstein noemde (Nav. 1884, blz. 12). Als bouwheer wordt G. Dijckmeester genoemd. Fig. 114. Zoelen. Noordeinde 119
| |
[pagina 413]
| |
Gewit boerenhuis met rieten dak, draagt de muurankers 1723. Fig. 114.Ga naar margenoot+
Boerderij Parkzicht. De deel, die de jaarankers 1779 heeft, is grotendeels nog uit dieGa naar margenoot+ tijd.
Boerderij met jaarankers 1784.Ga naar margenoot+
Groot woonhuis met de ankers 1788. De voordeur met bovenlicht is nog wel oorspronkelijk.Ga naar margenoot+
Klein, gepleisterd huis met rieten dak en met de muurankers 1810.
DE MOLEN DE KORENBLOEM is een ronde, bakstenen grondmolen, gelegen aanGa naar margenoot+ de weg die van de driesprong bij de kerk naar de Hamse brug loopt. De molen behoort tot de goederen van het Huis Soelen en is vermoedelijk in de eerste helft van de xixde eeuw gebouwd, ter plaatse van een oudere. In 1385 wordt van een ‘wyntmoelen’ te Zoelen gesproken.
Tussen de gelagkamer en een nevenvertrek, bevindt zich een uit twee vleugels samengesteldeGa naar margenoot+ eikenhouten deur pl. clx, afb. 387 tot schuifdeur vermaakt. De deur heeft een versiering van omstreeks 1760/1770 en is afkomstig uit het voormalige huis Geerestein in Drumpt.
Een ongeveer gelijke deur met twee vleugels, grijs geschilderd, was vroeger te vindenGa naar margenoot+ in het café de Meermin op de hoek van Kerk- en Dorpsstraat. Bij de sloping van dit perceel is de deur naar het gemeentehuis overgebracht. Waarschijnlijk zelfde herkomst als vorengaande. |
|