De Betuwe
(1968)–R.F.P. de Beaufort, Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 214]
| |
DodewaardDe gemeente Dodewaard bestaat uit de dorpen Dodewaard en Hien en de buurtschappen Wely en Gesperden, uitmakend het vroegere panderambt Dodewaard of de Waalkant, een onderdeel van het ambt Neder-Betuwe, met uitzondering van het tot de gemeente Echteld behorend kerspel Ochten. Op 1 juli 1955 is het gebied der gemeente vergroot met een klein gedeelte van de opgeheven gemeente Hemmen. Vroeger was Dodewaard met Opheusden tot één gemeente verenigd. Het gemeentehuis bevindt zich in Dodewaard. | |
DodewaardGa naar margenoot+ Slichtenhorst, Boeken van Geld. geschiedenissen, 1657, blz. 575; Teg. Staat iii, blz. 265; van der Aa iii, blz. 369-370; F. Philippi und W.A.F. Bannier, Das Güterverzeichnis Graf Heinrichs von Dale (1188), Bijdr. en Meded. Hist. Gen. xxv, 1904, blz. 415; Gelre xxii, 1919, blz. xxix; Martens van Sevenhoven, Marken, blz. 166. Ga naar margenoot+ EEN ROMEINSE GRAFSTEEN is tot 1863 in de Dodewaardse kerktoren ingemetseld geweest, in welk jaar deze als geschenk van de burgerlijke gemeente naar het Rijksmus. voor Oudheden te Leiden is overgebracht, pl. xc, afb. 210. Ga naar margenoot+ Volledige literatuuropgave in Exc. Rom. ii, blz. 170, 171 nr. 281. Ga naar margenoot+ Grove kalksteen, 143,5 cm hoog, 100 cm breed en 12 cm dik. Midden in de bovenrand is een sirene te zien en in de hoeken onder die rand, twee naar elkaar toegewende, zittende leeuwen. Het middenstuk, 73 cm hoog, vertoont, onder een flauwe boog, een op een rustbank liggende figuur. Vóór dit rustbed, een kleine ronde tafel, waarop eetgerei. Aan het voeteneinde, geheel links, een staande bediende met vóór het lichaam gehouden en over elkaar geslagen handen. Op de grond een achtzijdige kruik. Hieronder in een omlijsting m. traianiv/gvmattivs. gai/sionis f. vet. alae/afror. t.p.i. nl.: marcus traianius gumattius gaisionis filius veteranus alae afrorum testamento poni iussit. Achter de v en traianiv heeft nog een letter gestaan, echter is hier geen spoor van een s te zien, eerder van een c. J.G. van Slee in Bijdragen voor vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde 1930, vide reeks, deel ix, blz. 129, noemt hem M. Trajanius Jucgumattius. Rijksmuseum van Oudheden Leiden, catalogus nr. f, nr. 6.
Zilveren munten van Faustina en Caracalla begin iiide eeuw, hier opgegraven worden in het Rijksmusuem van Oudheden te Leiden bewaard, evenals een zilveren republi- | |
[pagina 215]
| |
keinse denarius vgl. Versl. Comm. Vaderl. kunst. Kon. Akad. v. Wetensch. 1864, blz. 23. Exc. Rom. iii, blz. 115.
DE HERVORMDE KERK ligt vrij aan het kerkhof en is aan de zuidzijde gedeeltelijkGa naar margenoot+ tegen en op de Waaldijk gebouwd. De toren behoort aan de burgerlijke gemeente, de kerk aan die der Ned. Hervormden, Fig. 58, pl. xc, afb. 209 en pl. xci, afb. 211. Gewassen pentekening door C. Pronk 1728, Coll. Bodel Nijenhuis, U.B. Leiden; Gewassen pentekeningGa naar margenoot+ door J. Bulthuis in coll. arch. de Poll, cat. nr. 1291; prent hiernaar door Bendorp in Vad. Gez. 1, nr. 47; Gewassen pentekening door A. de Haen 1728, ib. nr. 1289 en door H. Tavernier, ib. nr. 1288, pl. xc, afb. 208; opmetingstekening door Leemans in Versl. Comm. Vaderl. Kunst, 1864. Op verre afstand wordt het oog geboeid door het silhouet van de zware plompe torenkolosGa naar margenoot+ met zijn onogelijk spitsje, een wat potsierlijke bedekking voor een wellicht eertijds gekanteelde toren. Aan deze toren is een éénschepige kerk gebouwd, met een klein dwarspand en een koor van één travee en met een driezijdige sluiting. De kerk is tegen de dijk aangebouwd. Door het talud van de dijk, die in de loop der eeuwen wel eens verhoogd is geweest, steekt de zuidermuur van de kerk nauwelijks boven de dijkkruin uit.
Het onderste gedeelte, tot aan de bovenzijde van de gedichte galmgaten, is opgebouwdGa naar margenoot+ uit tufsteen van 42-48 × 8-10 cm, 10 lagen 111 cm, met een kern van gietwerk. De Romaanse galmgaten, oorspronkelijk met gekoppelde rondboogjes op deelzuiltjes, zijn kennelijk reeds vroegtijdig dichtgemetseld met tufsteen, die in kleur en formaat verschilt van de oudere tufsteen, doch hetzelfde karakter heeft als de tufsteen, die | |
[pagina 216]
| |
Fig. 58 Dodewaard. Hervormde kerk en toren
| |
[pagina 217]
| |
in het muurwerk boven de galmgaten gebezigd is, afmeting 30-39 × 7-8,5 cm, 10 lagen 93 cm. Het bovenste gedeelte van de toren, ter hoogte van 50 cm, nl. de afsluiting onder de gootlijst, en de vulling van de openingen ter weerszijden van het galmgat, is van baksteen van 25-25,5 × 5-5,5 cm, 10 lagen 69 cm. Van ongeveer hetzelfde formaat zijn aan de binnenzijde de bakstenen, die in een vrij grote oppervlakte van de oostmuur gebezigd zijn, waarschijnlijk na een instorting. Dit baksteenwerk is bij de restauratie uitwendig met tufsteen bekleed. Aan de noordzijde zijn in de torenmuur verschillende stukken steen ingewerkt o.a. een stuk grauwacker, een langwerpig stuk rode zandsteen en een steen met een cirkelvormig verhoogde rand. C. Leemans, Verh. Kon. Akad. v. Wetensch. afd. Letterk. viii, 1875, blz. 551, meent een stuk van een wijwaterbakje of mortiertje.
Eén enkele versnijding verdeelt de toren in twee geledingen. Tot aan de restauratieGa naar margenoot+ was het torenlichaam met littekens overdekt; vele bakstenen stoppen en een groot aantal ankers, 20 aan de zuidzijde. Twee zware lage steunberen schragen de hoeken van de toren op het westen. Toen de bakstenen beklamping bij de restauratie afgenomen was, bleken ze in verband met het muurwerk van de toren te zijn opgetrokken en dus tot het oorspronkelijke bouwplan te behoren. Even boven het maaiveld valt in de noord-, zowel als in de zuidgevel, een rondboog te bespeuren van de vroegere toegangen naar de benedenruimte van de toren, die in onbruik zijn geraakt. In de onderste geleding wordt aan de noordzijde, boven deze voormalige ingang, een dichtgemetseld rondboog-venster gevonden, op gelijk niveau met de vroegere Romaanse venstertjes van het schip. In de noord-, zowel als in de zuidgevel zijn twee smalle lichtspleten, ter hoogte van de boog van genoemd venster of doorgang, gedicht. De toegang aan de westzijde staat in een vrij hoge spitsboognis van baksteen. Even daarboven is een rechthoekige opening gevonden, die een toegang gevormd moet hebben van buiten af tot de ruimte boven het gewelf over de beganegrond. De noord- zowel als de zuidgevel worden doorbroken door kleine rondboog-vensters, waartussen een marmeren zonnewijzer aan de zuidzijde is gevat. In de bovenste geleding zijn aan iedere zijde twee grote rondbogige openingen, met tufsteen materiaal van de verhoging dichtgezet. Inwendig is te zien dat ze onderverdeeld waren in gekoppelde, eveneens rondbogige galmopeningen. De verhoging in kleinere blokken tuf vertoont als bovenafsluiting, ter weerszijden van een klein ingehakt galmgat in het midden, aan elke zijde twee met baksteen volgezette uitsparingen, die de bovenzijde een kanteelvormige begrenzing geven. De waterlijst doorbrekend en met de grootste helft in de bovenste geleding, was de grafsteen van Marcus Traianius Gummatius in het midden van de zuidgevel gemetseld. Na zijn verwijdering in 1863 werd zijn plaats door een hardstenen plaat ingenomen, waarin de vermelding van de schenking van het Dodewaardse gemeentebestuur was gegrift. Bij de laatste restauratie is deze plaat vervangen door een betonnen afgietsel van het Romeinse grafteken. Op de oostelijke torenwand waren twee dakmoeten van een ouder schip, een lage en een gotische, over in het baksteen werk, dat bij de laatste herstelling verdwenen is.
De torenruimte, die tot de laatste herstelwerkzaamheden van drie balklagen wasGa naar margenoot+ voorzien, moet oorspronkelijk slechts van buiten af toegankelijk zijn geweest door de genoemde opening boven de tegenwoordige westingang. Over de beganegrond was | |
[pagina 218]
| |
oorspronkelijk een kruisribgewelf van baksteen aangebracht, wellicht gelijktijdig met de laatgotische ingang; bij de restauratie is dit vernieuwd, daar het, waarschijnlijk bij de instorting van de oostelijke muur mede bezweken was. De moet van een tweede gewelf is ter hoogte van de galmgaten te zien en oversnijdt deze.
Ga naar margenoot+ De schipgevels bestaan uit ruw tufsteenwerk evenals oorspronkelijk de toren. Aan de voet zijn ze hier en daar beklampt met baksteen. Vrij dicht tegen de westmuur is de volledige moet van het romaanse rondboogvenster te zien; westelijk van het derde venster, zuidzijde, de helft van een romaans gedicht venster, pl. xcii, afb. 213. Aan de noordzijde zijn de moeten van drie dezer oude vensters bewaard. De overige zijn vernield bij het inhakken van grotere rondboogramen met bakstenen omlijsting. De resten van het dwarspand bestaan uit baksteen, formaat 5 × 23-33,5, 10 lagen 62 cm. In 1920 zijn nieuwe noord- en zuidgevels gemaakt in romaniserende trant, met vijf kleine aaneengerijde rondboogjes op korte natuurstenen zuiltjes en venstertjes, met glas in lood. Het bakstenen koor, formaat 21-21,5 × 5, 10 lagen 57 cm, telt één travee en een driezijdige sluiting, waarin kleine ronde vensters. Aan de dijkzijde is een hardsteen ingemetseld, waarop kerk hersteld en/vernieuwd ao 1840/torenspits her/bouwd ao 1842. Schip, dwarspand en koor worden door pannen daken gedekt. Ga naar margenoot+ De gesloten onderbouw van de toren en het aansluitende, blijkens het materiaal vrijwel gelijktijdig opgetrokken, schip, maken een vrij vroege datering aannemelijk, niettegenstaande de, ten opzichte van de grote binnenruimte, vrij dunne muren (107 begane grond tot 67 cm in de bovenste geleding). De toren moet in een eveneens vroeg stadium in tufsteen verhoogd zijn, waarbij de oorspronkelijke galmgaten gedicht werden. Of de beëindiging van deze zone in kanteelvorm de oorspronkelijke is of dat dit slechts de resten zijn van galmgaten, zoals deze op de xviide eeuwse tekeningen worden weergegeven, moet in het midden gelaten worden, daar er geen duidelijke aanwijzingen voor een dezer opvattingen zijn. De balklaag, die boven het steendikke gewelf lag, zou een juiste hoogte hebben voor bediening der kantelen, doch ook een klokstoel kan daar geplaatst geweest zijn. Eerst in de gotische periode is de begane grond overkluisd en de toegang aan de westzijde gemaakt. Ga naar margenoot+ Op de preekstoel een zeer mooie koperen lezenaar, pl. xcii, afb. 212, samengesteld uit krachtige ranken die het wapen van Els- van Randwijk omgeven, met griffioen en windhond als schildhouders. Hieronder ‘els van randwick’. Op het plat van de in rood leder gebonden bijbel staat ‘els en rantwyk anno 1724’. Stilistisch is de lezenaar zeer goed op 1724 te dateren. Edmund van Els, kolonel der infanterie ten dienste van de Verenigde Nederlanden, was op 24 juli 1698 te Nijmegen gehuwd met Mechteld van Randwijck (Gen. Herald. Bladen ii, blz. 121). Ga naar margenoot+ Bij de voorlezerplaats een koperen kaarsenhouder voor twee kaarsen, met arm, xvii.
Ga naar margenoot+ Tot voor enkele jaren lag vóór de ingang van de toren als dorpel een fragment van een hardstenen zerk, waarop enkele uitgesleten Gotische letters een een gedeelte van een wapen en helm te onderscheiden waren. Men heeft deze zerk onder het zand laten verdwijnen, omdat steeds regenwater op de steen bleef staan. Bij de laatste restauratiewerken is hij naar boven gekomen. Ongeveer 100 × 60 cm. Te lezen is slechts: (....da) ghs- nae- beloke- paesdach-sterf-dyr.... Volgens mr. J. Belonje zou dit misschien de grafzerk van jr. Dirk van der Horst kunnen zijn, in 1559 overleden (Ned. Leeuw, oktober 1957, kol. 429-332). | |
[pagina 219]
| |
In schip en koor hangen vier kleine zesarmige koperen kronen, voor electrisch lichtGa naar margenoot+ ingericht, xvii.
In de toren een gesmeed ijzeren uurwerk, waarop: goslink en hendriks rumpolGa naar margenoot+ laren 1754.
De kerk bezit twee zilveren bekers:Ga naar margenoot+ 1. Aan de bovenzijde een rand met een zeer goed gegraveerde herten- en zwijnenjacht, pl. clxxii, afb. 420, afhangende festoenen en telkens een vogel aan een lint. Merk: een keper met schelpen (vgl. beker te Zoelen en wapen van Hubert van Leeuwen op beker te Tricht en balksleutel in Oude Gracht 305 te Utrecht). 2. Op de geheel gladde beker, pl. clxxii, afb. 419, een gedeeld wapen, heraldisch rechts: twee gekruiste armen (Vijgh?), pl. links: drie lopende leeuwen boven elkaar (van Ommeren), waaronder: presbyter 1724. Op de voet: de kerck tot dodewert en hien 1724. (Nav. 1877, blz. 64). Merk: een soort kruis, waarschijnlijk geen stadskeur. De in de Navorscher 1876 op blz. 69 vermelde, door Jan van Trier op 8 juni 1652 te NijmegenGa naar margenoot+ vergoten klok, is al lang verdwenen. Door de Duitsers werd een door Petit en Fritsen in 1854 gegoten klok weggevoerd. De tegenwoordige is in 1957 door van Bergen's Carillon-, Torenluidkloken Torenuurwerkfabriek in Heiligerlee aangebracht. Achter de Waalbandijk staat de waarschijnlijk midden xviiide eeuwse boerderijGa naar margenoot+ ‘Eindeakkers’. Ter bescherming tegen overstromingen is het gebouw opgetrokken op een hoge gemetselde voet; het schuurgedeelte is volgestort tot de woonlaag; het woongedeelte is geheel onderkelderd. De toegang tot het woongedeelte leidt langs een hardstenen trap. Woon- en schuurgedeelte zijn gedekt door één lange kap. Op de verdieping vensters met xviiide eeuwse roedeverdeling. | |
HienDE HERVORMDE KERK ligt geheel vrij in het kerkhof, vlak onder aan de Waaldijk.Ga naar margenoot+ Aan de burgerlijke gemeente behoort de toren; de kerk is eigendom van de Ned. Hervormde gemeente, pl. xciii, afb. 214. Teg. Staat iii, blz. 265; van der Aa v, blz. 574; Joosting en Muller i, blz. 103; ii, blz. 431; F.N.Ga naar margenoot+ M. Eyck van Zuylichem, Le style ogival des églises du royaume des Pays Bas, Utrecht, 1863, blz. 13, onder pl. x, nr. 1. | |
[pagina 220]
| |
Fig. 59 Hien. Voormalige Hervormde Kerk in 1842 naar Eyck van Zuylichem
Ga naar margenoot+ De toren bestaat uit baksteen formaat 23-24 × 5-5,5 cm, 10 lagen 68 cm. De toren is uit drie geledingen opgebouwd, en wordt voor een groot gedeelte door klimop overwoekerd. Aan de westzijde, boven de ingang, een spitsboogvenster met driemaal hol geprofileerde dagkanten. De wanden van de tweede geleding zijn in het bezit van drie smalle, ondiepe spitsboogspaarnissen, terwijl de bovenste geleding, ten opzichte van de andere, de laagste, vier smalle spaarnissen laat zien, waarvan de beide middelste door galmopeningen worden ingenomen. Een even ingesnoerde, achtzijdige leien spits dekt de toren.
Ga naar margenoot+ Gelijkvloers zijn nog fragmenten van een gewelfaanzet te zien. Bij de bouw van het schip heeft men blijkbaar gebruik gemaakt van afbraak van de oude kerk. Het onderste gedeelte van schip en koor is tot op 115 cm van het maaiveld opgebouwd uit bakstenen van 26 × 6 cm. Het schip heeft aan iedere zijde vijf steunberen. Aan de zuidzijde, op een tussen de derde en vierde beer ingemetselde steen staat: herbouwd/ao 1842. Ook de drie blinde koormuren worden door beren geschoord. Tegen de noordzijde van het koor en gedeeltelijk nog tegen het schip, is een door een plat dak gedekte, consistoriekamer aangebouwd. Het schip heeft een gestucadoorde zoldering en wordt door een met pannen belegd zadeldak gedekt.
Ga naar margenoot+ Op het kerkhof ligt een stuk van een hardstenen doopvont of voet van een wijwaterbak, ongeveer 70 cm lang, xvi?.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit vier koperen kronen, ieder met acht armen en voor electrisch licht vermaakt, xvii.
Ga naar margenoot+ Aan de preekstoel is een koperen kaarsenarm bevestigd, xvii.
Ga naar margenoot+ De oude klok wordt in het Gemeentehuis bewaard; opschrift jan albert de grave me fecit amstelodami ao. domini 1725. (Nav. 1876, blz. 69).
Ga naar margenoot+ Boerenwoning met rieten dak en gepleisterde gevel, waarin de jaarankers 1708. Vóór het huis een ronde, gemetselde put. | |
[pagina 221]
| |
Twee stenen leeuwtjes, ongeveer 55 cm hoog, ieder met een wapenschild in de klauwen.Ga naar margenoot+ staan op hekpalen aan het begin van de oprijlaan van het voormalige Huis Andelst, naast de boerderij De Valendries aan de Waaldijk. Sporen van polychromie. De linker leeuw is iets gerepareerd, xvii of xviii. |
|