De Betuwe
(1968)–R.F.P. de Beaufort, Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |
BeusichemHet dorp Beusichem vormt, gelijk vele andere nederzettingen in de Neder-Betuwe gelegen op de hogere stroomruggronden, een voorbeeld van het gestrekte esdorptype. In tegenstelling tot dorpen met een analoge aanleg, zoals Asch, Zoelen en Kerk Avezaath ligt in Beusichem bij de Nederlands Hervormde kerk een ruim dorpsplein met een langgerekte vorm, ontstaan als een verbreding van één der evenwijdig lopende wegen, die de structuur van dit type nederzettingen bepalen, vgl. Bull. K.N.O.B. 1958, kol. 110, fig. 5. Ga naar margenoot+ Teg. staat, iii, blz. 341; v.d. Aa, ii, blz. 373; J. Staats Evers, Gelderlands voormalige steden, blz. 77; W.A. Beelaerts van Blokland, De vereniging van Beusichem met Buren, Gelre xx, 1917, blz. 103; A. Joh. Maris, De vereniging van Beusichem met Buren, Gelre, l, 1950, blz. 54; P.G.F. Vermast, De heeren van Bosinghem vóór het jaar 1300, Gelre liii, 1953, blz. 27. | |
[pagina 73]
| |
DE HERV. KERK, oorspronkelijk aan de H. Johannes de Doper gewijd, ligt geheelGa naar margenoot+ vrij aan het marktplein. De toren is eigendom van de burgerlijke gemeente, de kerk is in onderhoud bij de Ned. Herv. Gemeente. Fig. 23, pl. xxvii afb. 54; pl. xxix, afb. 58, pl. xxvi, afb. 50 en 51. Teg. Staat viii, blz. 342; Joosting en Muller, i, blz. 15 en 368; ii, blz. 427; J.S. van Veen, KerkerekeningGa naar margenoot+ van Beusichem over het jaar 1558, Arch. A.U. xlviii, 1923, blz. 286; Oudh. Jrbk. 1927, blz. 161; Vermeulen, Handboek i, blz. 223 en 245; Duizend jaar bouwen i, blz. 185; M.D. Ozinga, de Romaanse kerkelijke bouwkunst, (serie Schoonheid van ons land, dl. iv) 1949, blz. 97, 98; Gelre xlxix, 1949, blz. xlii; Nieuws Bull. K.N.O.B. 1956, kol. 142. Het kerkgebouw is samengesteld uit een driebeukige pseudo-baliliek van vijf traveeënGa naar margenoot+ en een door vijf zijden gesloten koor, dat aan de noordzijde een xixd eeuwse aanbouw, de consistoriekamer, heeft. Aan de westzijde verheft zich het oudste element van het gebouw, een uit tufsteen opgetrokken toren, met een baksteen geleding verhoogd. | |
[pagina 74]
| |
Fig. 23. Beusichem. Hervormde kerk
| |
[pagina 75]
| |
De toren is in 1956 met Rijkssubsidie onder leiding van architekt K.L. Symons gerestaureerd.
Het benedenste gedeelte van de toren bestaat uit tufsteen, waarvan de afmeting afneemt,Ga naar margenoot+ naarmate men hoger meet. Onderaan: 9,5-13 × 45 cm 10 lagen 119 cm bovenaan 7,5 × 8 × 30-35 cm 10 lagen 95 cm. Boven het bovenste boogfries in de vierde geleding is de toren uit baksteen opgebouwd in staand verband in negen lagen tot aan de waterlijst. De bovenste verdieping is geheel van baksteen 29 × plm. 7 cm 10 lagen 80,5 cm.
De toren is opgebouwd uit vijf, telkens iets verjongende geledingen, waarvan deGa naar margenoot+ benedenste, ongeveer 3,5 m hoog, geheel vlak is, en als een plint dient voor de tweede, die met smalle spaarvelden versierd is nl. telkens vier aan iedere zijde, gesloten door gekoppelde rond-boogjes, die op een tufstenen kraagsteentje neerkomen. Het boogfries aan de westzijde is bij de restauratie vernieuwd; het was totdien in baksteen hersteld bij welke gelegenheid de kraagsteentjes smaller waren gemaakt. De derde en vierde geleding hebben één enkel spaarveld met hoeklisenen, dat wordt afgesloten door een rondboogfries van negen boogjes, aan de westzijde door tien van dergelijke boogjes. In de derde geleding zijn binnen een brede rondboog gekoppelde galmgaten geweest, die bij de verhoging van de toren in baksteen reeds zijn gedicht. Bij de laatste restauratie zijn zij in het zicht gebracht door de dichting iets terugliggend aan te brengen. De galmgaten in de bovenste geleding zijn eveneens rondbogig, binnen een rondboognis, en worden gedeeld door een zandstenen zuiltje met teerlingkapiteel, dat dus waarschijnlijk afkomstig is van de vroegere galmgaten in de vierde geleding. De toren wordt gedekt door een korte, even ingesnoerde vierzijdige, met leien beklede spits.
Baksteen 28-30 × 6,5-7 cm 10 lagen 87 cm. De muren zijn gepleisterd.Ga naar margenoot+ Steunberen ontbreken. Zowel aan de noord- als aan de zuidzijde, bevindt zich in deGa naar margenoot+ eerste travee een door een korfboog gedekte ingang. Vóór die aan de zuidzijde ligt een oude zerk. Het grote, met leien belegde zadeldak harmonieert slecht met de toren, die daardoor aan slankheid heeft ingeboet.
In de zuidermuur is een hardsteen ingemetseld waarop staat:Ga naar margenoot+ a n 18 30/1 09 n o hier rust in 't volkrijk graf, het achttiental van lijken / de prooi des watervloeds - het kenmerk van den nood / des onvergeet bren nachts, toen dijk en dam moest wijken / toen 't ijs door storm gevoerd, verwoesting spreidde en dood / toen huis en berg en schuur daar dreven op de golven / toen koe en paard en mensch daar zonken in den plas / toen zelf de laatste hoop scheen in dien vloed bedolven / zoo god en vorst en volk ons niet ten redder was / toeft hier een oogenblik - aanschouw deez vruchtbre oorden / en zeg: 't geen is - en was - 't is alles ijdelheid / neen, - stort een dankbre traan, zoo ze ooit uw oog bekoorden / daar beter, zaalger oord den vriend der deugd verbeidt. v. duyl | |
[pagina 76]
| |
Ga naar margenoot+ De muren van het koor en de acht, tweemaal versneden steunberen, zijn onder de waterlijst als grote blokken met voegen gepleisterd. Aan de zuid-oostzijde geeft een deur, waarboven het jaartal 1895 staat, toegang tot de benedenste ruimte van het koor (vroeger brandspuitenhuis). In ieder der vijf zijden van de koorsluiting een sterk ingekort spitsboog-venster. Een met leien bekleed dak dekt het koor.
Ga naar margenoot+ De benedenverdieping is eertijds door een gewelf overkluisd geweest; de rondbogige muralen hiervan tekenen zich nog in het muurwerk af. Deze ruimte wordt gedekt door het tufstenen tongewelf in noord-zuid richting, dat eertijds de verdieping dekte. Hoewel de veronderstelling gewettigd is, dat een dergelijke toren verdedigbaar was, is de mening van Vermeulen (1, blz. 223) dat er geen westingang geweest is, gebleken niet juist te zijn. Bij de restauratie zijn de aanzetten van een ingang gevonden, die tijdens de bouw van de toren moeten zijn aangebracht. De ingang was gesloten met een rondboog, die evenwel later verminkt is, en bij het laatste herstelwerk door een korfboog is vervangen. Aan de oostzijde stond de benedenverdieping van de toren in verbinding met het schip door een rondboog, waarvan de aanzetten nog te zien waren; thans is dit een segmentsboog. In de gotische periode is deze doorgang verhoogd en versmald. De verdieping was oudtijds toegankelijk van de kerk uit door een smalle opening aan de oostwand tegen de zuider-muur, die thans geheel is verdwenen. De spleetvormige openingen in de wanden zijn thans inwendig halfrond gedekt. Oorspronkelijk waren deze kepervormig; slechts aan de oostzijde is nog een dergelijke opening in de oorspronkelijke vorm bewaard gebleven. In de oostmuur is een steektrap uitgespaard, gedekt door een stijgend tongewelf. De deur, die naar de binnenzijde draaide, kon inwendig door een sluitboom vergrendeld worden. Bij de laatste restauratie is het balkgat dichtgemetseld.
Ga naar margenoot+ Doordat de zuilen tussen middenbeuk en zijbeuken vrij hoog opgaan en de scheibogen scherp spitsbogig zijn, maakt het schip een hoge smalle indruk. De zuilen hebben achthoekige basementen en dekplaten met een holprofiel boven twee kraallijsten. De scheibogen hebben een breed holprofiel. De muurstijlen onder de trekbalken reiken niet verder dan de helft van de hoogte van de scheibogen. De sleutelstukken zijn met een peerkraal geprofileerd en buiten de karbeels afgeschuind. Het gedrukt spitsbogig tongewelf heeft een extra gording, evenals de ribben geprofileerd, en is bij de kruisingen met rozetten versierd, die in hun tegenwoordige vorm xixde eeuwse replieken zijn. De hoog oplopende halve tongewelven van de zijschepen zijn overstuct. De zijmuren zijn ongelijk hoog, doch zo laag, dat de trekbalken in de zuilen steken in plaats van in de scheimuren boven de zuilen. Uit het feit, dat moeten van vensters of nissen aan de oostzijde van de zijbeuken achter de zuilen doorlopen, blijkt dan ook dat de laatste jonger moeten zijn dan de zijmuren van het schip (zie verder bouwgeschiedenis); aan de westzijde van het noorder zijschip is de moet van een boog, die tot de grond toe doorloopt (doopkapel?). De kap over het schip is de oorspronkelijke, evenals die over het koor. Ga naar margenoot+ De hoge vensters, die voor de benedenste helft later gedicht zijn, nemen bijna de gehele breedte van de vijf sluitingszijden in. Aan de noordzijde is de derde travee blind en in de tweede is het venster geheel gedicht. De eerste travee heeft geen vensters. De ribben van het houten gewelf komen neer op korte muurschalken, die beneden vierkant zijn afgewerkt. Trekbalken ontbreken. | |
[pagina 77]
| |
De toren is kennelijk het oudste bestanddeel van de kerk zoals deze er nu staat. Hij vertoont xiideGa naar margenoot+ eeuwse details en zou dus kort na 1131 opgetrokken kunnen zijn, het jaar waarin de kerk aan het kapittel van St. Jan werd geschonken. Het materiaal van de verhoging van de toren is vrijwel gelijk aan dat van het koor. De verhoging zal dus uitgevoerd zijn terwille van een nieuw schip en koor dat in de xve eeuw tot stand zal zijn gekomen. Tegen de houten scheidingswand tussen schip en koor staat de preekstoel opgesteld,Ga naar margenoot+ geflankeerd door dubbele, halfronde deuren in het schot, waarboven een serie kleine rondbogen als fries tussen kuip en klankbord van de preekstoel. De zeszijdige kuip is wit geschilderd en versierd met vergulde biezen en wit en verguld loofwerk en staat op een gemarmerde, zeszijdige pijlervormige voet. Op drie zijden van het klankbord staat tussen vergulde biezen geschilderd resp. Geloof, Hoop, Liefde. Op de onderzijde en tussen de rondbogen op de panelen ornament, dat de kansel omstreeks 1850 dateert. Wellicht 1841, het jaar waarin de tweede koperen lezenaar werd bijgemaakt (zie lezenaars). Ook het schot zou van 1841 kunnen dateren. Om een zuil aan de zuidzijde van het schip, een bank van geschilderd eikenhout metGa naar margenoot+ rugpanelen met gekartelde boogjes en op ieder der vier hoeken een gesneden, grijnzende kop, xviia.
Op de kansel een koperen lezenaar met arm. Pl. xxvi, afb. 53. De arm is versierd metGa naar margenoot+ kraakbeen-motieven, de lezenaar met voluten, eindigend in slangachtige koppen. Aan de lezenaar is een schildje bevestigd met het wapen van Beusichem.
Een ongeveer gelijke lezenaar, maar slechter van uitvoering, bevindt zich bij de zitplaats van de voorzanger. Rondom de lezenaar staat gegoten in het jaar 1841 op last der kerkvoogden van beusichem J.v. kempen, j.j. van den berg, d. van der linden. De kerk bezit voorts een koperen doopbekkenhouder, xvii.Ga naar margenoot+ Onder de planken vloer moeten zich nog een groot aantal zerken bevinden (Ned.Ga naar margenoot+ Leeuw 1903, kol 114). Aan de westzijde van de noorderbeuk, half onder een band verscholen, een zerk waarop: hier leit begraven dirck anthonissen de ronde / in sijn leven secres en dijckschreyver tot / beusichem en soelmondt sterft den 6/iuny ao 1653. Hieronder een wapen. In het koor een zerk, waarop: hier rust, na een ruim / drie iarigen getrouwen / evangelie dienst, het / sterfelijk overschot / van den zaligen leeraar / der / beusichemsche gemeente / hendrik kelzen / geboren te amsterdam / den 5 van wijnmaand 1784 / hier bevestigd den 14 van wintermaand 1806 / overleden 14 van / louwmaand 1810 in den / jeugdigen leeftijd van / 25 iaren, 3 maanden / en 9 dagen.
Koperen kroon met acht grote en acht kleine armen voor electrisch licht ingerichtGa naar margenoot+ en voorzien van drie metalen schildjes. pl. xxvi, afb. 52. Op het ene staat: cornelis van rijnberk, scholtus van beusichem en soelmondt 1712. Op het tweede: cornelis verlee kerckmester 1712, en op het derde: dirck van der lee kerkmester 1712. De kerkrekeningen over 1711-1712 vermelden dat Jacobus van Stokkum, | |
[pagina 78]
| |
geelgieter te Utrecht, een oude beschadigde koperen kerkkroon verruilde tegen een nieuwe. Volgens een kerkrekening in het oud-archief gem. Beusichem, leverde Johannes Bronsvelt in 1700 de koperen lezenaar voor de preekstoel. Hij ontving 51 gld. 15st. voor 51 pond, 24 lood koper, voor het snijden van het schild 10 stuiver en voor het maken i gld. ii st. 8 duiten. Twee aan elkaar gelijke koperen kronen, eveneens voor electrische verlichting vermaakt, met acht grote en acht kleine armen, waaraan drie fraai gevormde schildjes, waarop resp. staat: cornelis van rijnberk schout te beusichem 1773. antony de ronde kerkmeester 1773. pieter van der sant kerkmeester 1773. Ga naar margenoot+ Twee koperen kaarsenhouders bij de zitplaats van de voorlezer. Ga naar margenoot+ Twee koperen lichtarmen voor electrisch licht achter de preekstoel, tegen het schot dat schip en koor scheidt.
Ga naar margenoot+ In het schot, maar zowel zichtbaar in het schip als in het koor, hangt een houten tekstbord. Het paneel, waarop aan de schipzijde de tekst van de Tien Geboden is geschilderd, en aan de koorzijde die der Geloofsartikelen, wordt ingesloten door twee gecanneleerde zuilen en gedekt door een driehoekige fronton, waarop drie kommen met deksel, wit en goud geschilderd, xviiia. Ga naar margenoot+ Tegen de zuider-wand van het koor hangt een rouwbord in een zwart geschilderde lijst met vleugelstukken. Het stelt twee schreiende kinderfiguren voor als grisaille geschilderd, ieder met een wapenschild in de handen. Het ene wapen is beladen met twee lelies, het andere met drie vijfpuntige sterren. Tussen de kinderen een doodshoofd. Hieronder: joffrou catharina van dueverden, huysvrou van de heer wolterus van loon sterf den 26 augustus Ao 1673.
Ga naar margenoot+ Beker, 12 cm hoog, 10 cm middellijn, pl. clxiii, afb. 398, bovenaan is een rand van festoenen met fruit en een wapen in een guirlande gegraveerd. Hieronder: ik zal den beker der verlossingen op neemen en den name des heeren aenroepen. ps. 116, v. 13. beusichem 1707, xviia. Merken Zwolle en twee onleesbare tekens. Op 28 september 1706 kochten de kerkmeesters van een zekere Benedicks (die met Hebreeuwse letters tekent), een zilveren beker voor 17 gld. i st. Beker gelijk aan vorengaande, alleen is hier een wapen in guirlande met strik, dat van Beusichem. Onder de rand is gegraveerd: de drinkbeker der dankzegginge dien wij danck zeggende zegenen is die niet de gemeinschap des bloets christus. i. kor. x.v. 16. beusichem 1707. Meester S. in gekroond schildje van Dirck van Schravenweert uit Culemborg. Voor deze beker wordt van Schravenweert op 2 februari 1707 met 24 gld. betaald. Hierin was ook begrepen het witkoken en bruineren van de door Benedicks geleverde beker en het graveren op deze beker van ‘een vers’, nl. de bovenvermelde woorden van Psalm 116. (Bijlagen kerkrekeningen gem. archief Beusichem). Gelders zilver, Gelre, Werken, deel 28, 1955, blz. 125. Twee achthoekige collectebusjes, 13 cm hoog. Merken GG en klimmend leeuwtje midden xix eeuw. Schenkkan met oor en deksel, 28 cm hoog. Op het deksel een druiventros. Op een der zijden van de achtzijdige buik zijn de tekstwoorden van Matth. 26, v. 28 gegraveerd, op een andere zijde die van Rom. 14, v. 17 en op een derde: h. sepp predikant, kerkvoogden j.m. van den berg, j. van kempen. d. van der linden. hervormde gemeente te beusichem 1850. Merken als collectebusjes. | |
[pagina 79]
| |
Twee schalen, ieder 25 cm middellijn. In de ene zijn gegraveerd de tekstwoorden van Joh. 5. vers 5 en 6, en in de tweede, die van i. Cor. 10 vers 17.; op beide schalen staat aan de achterkant herv. gemeente te beusichem 1850 en de namen van predikanten kerkvoogden. Merken als collectebusjes. De in Gelre 1943, blz. xii vermelde, uit 1774 daterende beschildering op linnen, die vroeger bevestigdGa naar margenoot+ was tegen het oostelijk gedeelte van het houten koorgewelf, is niet meer ter plaatse. Fig. 24. Beusichem. Markt 31
| |
[pagina 80]
| |
DE WOONHUIZEN aan de zuidzijde van de langgerekte Markt vormen een aaneengesloten bebouwing, deels xvii eeuws t.w. Markt 3 gerekt dwarshuis met riet gedekt, xix? Markt 11 dwarshuis onder één kap met twee volgende huizen, xvii?; vensters met roedeverdeling, xviii. Markt 27 dwarshuis, in oorsprong xvii. Markt 29 deels onderkelderd herenhuis, xvii?, uitwendig gemoderniseerd xix. Markt 31 Ruim woonhuis, bestaande uit vierkant onderkelderd rechterdeel xvi? met twee verdiepingen en lagere ruime vleugel links daarvan, waarin de ingang is. Wegens bepleistering uitwendig en betimmeringen inwendig is de juiste ontwikkeling van het pand niet na te gaan. Het pand is gemeentelijk eigendom en zal gerestaureerd worden onder leiding van architekt Korswagen. Fig. 24, pl. xxviii, afb. 55. In het pand Oranjestraat 6 een gevelsteen met opschrift: A. de Ronde Schout van Beusichem en Zoelmond legde de eerste steen van dit gebouw den 7e van grasmaand 1801. Ganssteeg 5 Boerderij Ganzenoord in jaartalankers gedateerd 1706; groot dwarshuis en riet gedekte schuur, pl. xxviii, afb. 56. Ganssteeg 6 Klein dwarshuis, linker deel onderkelderd tussen topgevels met vlechtingen xvii.
Ga naar margenoot+ In de MOLENROMP aan de weg van Beusichem naar Zoelmond was boven de ingang een steen gemetseld, waarop de wapens Borrevelt en de Greve. Hieronder staat den 29 juny 1714 heeft / antonia iohanna cor / nelia dogter van / m. iohan van borrevelt / rentmt. des graafschaps / buuren en maria de / greve aan dese moolen / geleyd den eersten / steen. | |
ZoelmondDe gestrekte aanleg van Zoelmond komt overeen met die van Beusichem. Bij de in de xvde eeuw gestichte kerk heeft zich een dorpskern van geringe omvang ontwikkeld vgl. luchtfoto in Bull. K.N.O.B. 1958, tg. blz. 103 Ga naar margenoot+ Teg. Staat, iii, blz. 342; v.d. Aa xiii, blz. 250, 251; J.W. Staats Evers, Gelderland's voorm. steden, blz. 79. Volgens van der Aa zou men in 1842 op de hoogte, waarop het dorp is gelegen, een Germaanse verblijfplaats hebben ontdekt; ook werden Romeinse voorwerpen gevonden. Een vroeg middeleeuwse pot is met het museum te Tiel in 1945 verloren gegaan. Een munt van Philippus Arabs (midden 3e eeuw) zou volgens de Exc. Rom. hier gevonden zijn, maar de verblijfplaats is onbekend.
Ga naar margenoot+ DE HERV. KERK van ouds aan de H. Johannes de Evangelist gewijd, ligt geheel vrij aan het oude kerkhof, met de zuidgevel grenzende aan het Dorpsplein. De toren is | |
[pagina 81]
| |
in onderhoud bij de burgerlijke gemeente, de kerk bij de Ned. Hervormde. Fig. 25, pl. xxix, afb. 57, pl xxx, afb. 59, pl. xxxi, afb. 61. J.H. Hofman, De kapel van Zoelmond verheven tot Kerspelkerk, Arch. A.U. xxii, 1895, blz. 94;Ga naar margenoot+ J.S.v. Veen, Overeenkomst aangaande de begeving der pastorie van Zoelmond, Arch. A.U. xliii, 1917, blz. 119; dez., Bijdragen tot de geschiedenis van het Kerspel Zoelmond, Arch. A.U. xlviii, 1923, blz. 299 - 307; Joosting en Muller 1, 2, blz. 247; Gelre xv, 1912, blz. lviii. Duizend jaar bouwen i, blz. 305. Fig. 25. Zoelmond. Hervormde kerk
| |
[pagina 82]
| |
299 e.v.). Er waren in Zoelmond twee broederschappen, één van het H. Kruis en één van St. Jan Evangelist (Ned. Leeuw 1903, kol. 114). In de loop der xvde eeuw bleef Zoelmond kerkelijk tot Beusichem behoren doch later werd die band verbroken, totdat na de Reformatie Zoelmond en Beusichem weer kerkelijk verenigd werden. In 1611 werd Zoelmond weer zelfstandig. Het schijnt lang geduurd te hebben voordat de Hervorming hier vaste voet gekregen heeft, want in 1620 werd van gereformeerde zijde geklaagd, dat in de Zoelmondse kerk nog altaren werden gevonden (Nw. Kerkel. Handboek 1878, blz. 86). Ga naar margenoot+ Het kerkgebouw is samengesteld uit een driebeukig schip, met in het verlengde van de noorder-beuk aan de oostzijde een sacristie en een met drie zijden gesloten koor; beide van baksteen, doch gepleisterd, met aan de westzijde een forse bakstenen toren.
Ga naar margenoot+ De kloeke toren is opgetrokken in drie geledingen, onderling door bakstenen waterlijsten gescheiden. Aan de zuidzijde is een traptoren uitgebouwd tot halverwege de tweede geleding. De derde geleding versnijdt een weinig om plaats te maken voor vier kleine overhoekse opgestelde en eenmaal versneden beren, die met de typisch Nederrijnse brede holprofielen der nissen de toren kenmerken.
Ga naar margenoot+ Formaat baksteen: 29-30 × 6-6,5 cm 10 lagen 78 cm.
Ga naar margenoot+ De onderste geleding is vlak, de wanden van de tweede geleding worden ingenomen door drie rijzige, spitsbogige spaarnissen met een breed holprofiel, terwijl de bovenste geleding aan iedere zijde twee spitsbogige spaarnissen laat zien, met in iedere nis een galmgat met middenstijl. De ingangsnis aan de westzijde heeft een opvallend breed holprofiel, door natuurstenen blokken verlevendigd en met een zandstenen (verweerde) kop als sluitsteen. De ingang is gedekt door een korfboog; het venster erboven kreeg bij de laatste restauratie een gaffeltracering. Een korte, achtzijdige met leien bedekte ingesnoerde spits dekt de toren.
Ga naar margenoot+ Zoals reeds is gezegd, heeft men in 1952 de zuider-muur grotendeels nieuw opgebouwd. Bij deze restauratie bleek, dat indertijd twee ingangen, resp. in de tweede travee van de beide zijschepen, toegang tot de kerk verleenden. Deze zijn thans weggewerkt. Waar geen spoor van oude vensterprofielen voor den dag zijn gekomen, heeft men de vensters de vorm laten behouden, die zij in de xixde eeuw kregen. In de westmuur van de noorder-beuk kwam een venstertje met afgeschuinde neggesteen te voorschijn. De in 1952 nieuw gemaakte kap heeft een geheel leien bedekking gekregen.
Ga naar margenoot+ Van de voormalige sacristie, in het verlengde van de noord-beuk gelegen, schijnt de noordmuur vroeger geheel, en de oostmuur gedeeltelijk vernieuwd te zijn geweest, waarbij gebruik is gemaakt van het oude materiaal. Resten van een segmentbogig venster zijn in de oostmuur van deze ruimte gevonden. De aanbouw wordt door een met pannen belegd dak afgesloten.
Ga naar margenoot+ Formaat baksteen 27-29 × 6-7 cm 10 lagen 80 cm. | |
[pagina 83]
| |
Het koor dat niet gerestaureerd is, is uitwendig gepleisterd. Tussen de twee maalGa naar margenoot+ versneden steunberen hebben de diep doorlopende vensters rechte dagkanten. Zij zijn ter wille van de verdieping, die in het inwendige ingetimmerd is, in tweeën gedeeld en hebben een kleine-ruit-verdeling.
Het bakstenen kruisgewelf met geprofileerde ribben, dat in 1911 te gronde is gegaan,Ga naar margenoot+ werd in 1953 weer aangebracht. Het schip telt vier traveeën. De zuilen hebben achthoekige basementen met plint enGa naar margenoot+ lijstkapitelen. De spitsbogige scheibogen zijn even afgeschuind. Het middenschip wordt gedekt door een modern vlakke, houten zoldering met moerbalken en kinderbalken, welke eerste rusten op korte muurstijlen. Evenals in Beusichem, reiken de muurstijlen slechts tot op halve hoogte tussen plafond en kapiteel. De zijbeuken hebben houten gewelven in de vorm van halve tonnen. Merkwaardig zijn de lisenen tegen de dammen van de zijmuren. Zoals elders in de Betuwe zijn de gewelven van de zijbeuken oorspronkelijk ziende geweest. Vóór de restauratie waren deze ruimten met draperie-achtige schotten afgesloten. Deze zijn bij de laatste restauratie door vlakke schotjes vervangen. Tegen de oostmuur van de toren is een rest van een oudere muur blijven staan. In de triumfboog zijn ter weerszijden kleine bergnissen te zien. De boog is ingehakt in oud muurwerk. Het inwendige van het koor is voor dienstruimte vertimmerd; het houten tongewelfGa naar margenoot+ is uitgebroken. In de sacristie zijn nog fragmenten over van aanzetten van twee kruisgewelfjes, doorGa naar margenoot+ een brede gordelboog van elkaar gescheiden. Tegen de oostwand van de toren en in de triomfboog zijn muurdelen bewaard gebleven, die tot deGa naar margenoot+ in 1404 gestichte kapel hebben kunnen behoren. Bij de verheffing tot parochiekerk in 1420 zal men begonnen zijn met het koor te vernieuwen en een sacristie te bouwen. Het baksteen-formaat van koor en toren ontloopt elkaar weinig. De toren zal dus opgericht zijn ongeveer gelijktijdig met het koor. Of men in 1447 nog met de schulden van deze bouwcampagne zat, of dat deze door verbouwing van het schip waren veroorzaakt, is moeilijk na te gaan. In de kerk bevinden zich:
In de noord-beuk liggen twee roden zandstenen, resp. 206 × 72 cm en 169 × 50 cm.Ga naar margenoot+ Op de grootste steen, die vroeger vóór de preekstoel lag, zijn vijf wijdingskruisjes te zien. Op de andere, eerstijds onder de orgeltribune gelegen hebbend, ontbreken die; mogelijk een omgekeerde altaarsteen. Aan de tweede zuil noordzijde, ter plaatse waar vroeger zich een ingang heeft bevonden,Ga naar margenoot+ sporen van een wijwaternisje met Gotische traceringen.
Eikenhouten zeszijdige kuip met gestoken lijst en koppen. Vlakke panelen. GecanneleerdeGa naar margenoot+ hoekpilasters xvii. Een koperen doopbekkenhouder is aan de preekstoel bevestigd xviid.Ga naar margenoot+ Aan de kansel, twee koperen kaarsenhouders voor twee kaarsen op arm xvii.
In de noorder-beuk: 59 × 64 cm. hier leit begraven / cornelis aertsen / vinck sterf den 2e / desembrisGa naar margenoot+ 1627. 63,5 × 68 cm. hier leit begraven / aert iansen van / ommeren sterf den xx | |
[pagina 84]
| |
dicember 1622 / met margrieta sin / huisvrouwe sterf / den xvi aprilvs / anno 1662. Een zerk waarin gekrast anton van den bergh 1681 en een wapen.
Ga naar margenoot+ Sporen van muurschilderingen zijn gevonden op de zuilen, doch overgewit.
Ga naar margenoot+ Een koperen kroon voor electrisch licht ingericht met acht grote en acht kleine armen, waaraan schildjes met daarboven kroontjes. Op de schildjes cornelis van rijnberck schout 1780 / willem van der linden kerkmeester 1780 / dirk cornelis van rijnberck kerkmeester 1780.
Ga naar margenoot+ Vóór de restauratie van de kerk hing boven de preekstoel een bord, waarop de woorden van de Tien Geboden geschilderd zijn, in een houten gemarmerde omlijsting. Tijdens de restauratie bleek de achterzijde ook beschilderd te zijn; enkele bijbeltektsen en twee wapentjes kwamen te voorschijn. Het heraldisch rechtse wapen vertoont in zilver een rood molenijzer, helmteken: arm met koord in de hand. Onder het wapen T.I. Het tweede wapen is geindentificeerd als dat van Cornelis de Haas, die omstreeks 1650 gegoed was in Zoelmond. Onder zijn wapen: C.D.H. (Gelre lv, 1955-1956, blz. xvi-xviii).
De kerk bezit voorts: Ga naar margenoot+ Een beker, 18 cm hoog, 11,5 cm middellijn, met een gegraveerde rand waarin vlinders, vogels en lamberkijnen, pl. clxiii, afb. 396. Onder deze rand: de diakonie van soelmond 1711. gedenckt den armen. Utrecht (één wapenschild) jaarl. l van 1628 of 1650 (of y van 1711?) meesterteken: een zespuntige ster in een schild. Een zilveren beker, imitatie van de voorgaande en gegraveerd: aan de diakonie armen van zoelmond 1875. Ga naar margenoot+ Een tinnen doopbekken, 23 cm diam. Randschrift cornelis van rijnberck schoutes van beussekom en soelmondt 1745 en een wapentje. Verder een tinnen schenkkan met deksel en oor en zeven tinnen schotels. Ga naar margenoot+ Op de naar Duitsland weggevoerde klok stond st. salvator is mijn naem, mijn gheluut is voer god bequaem. henrickus de borch me fecit ao domini mcccccxx. Ga naar margenoot+ HET HUIS ENGELRODE of Engelrade, in 1470 in de Leenregisters vermeld, ligt ten zuiden van Zoelmond (Gelre xxx, 1927, blz. 234 en x, 1907, blz. 119). Ga naar margenoot+ Tekening door A. de Haen in Gem. Museum Arnhem; id. anoniem, van de andere zijde coll. de Poll, nr. 1652., pl. xxx afb. 60. De tekening van A. de Haen geeft een blokvormig huis weer door water omringd en met een sierlijke xvide eeuwse galerij langs een der korte gevels. In de xviiide eeuw zou er reeds een hoger gelegen bouwmanshuis geweest zijn. Thans staat er een deftig onderkelderd xixde eeuws huis, met deur in het midden en vertrekken aan beide zijden, met de stookplaatsen tegen de buitengevels.
Grote schuur, blijkens muurankers uit 1756, Groeneweg 1. |
|