De Betuwe
(1968)–R.F.P. de Beaufort, Herma M. van den Berg– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
AcquoyHet dorp is gelegen op de noordelijke oeverwal van de Linge. De bebouwing heeft zich geconcentreerd aan de landzijde van de Lingedijk. De evenwijdig hieraan lopende achterweg, die aan beide einden van de dorpskom vorksgewijs op de dijk aansluit, is vrijwel onbebouwd. Qua aanleg vertoont Acquoy grote overeenkomst met het naburige Beesd en Rhenoy, waar eveneens de gerekte vorm van stroomruggen tot een gestrekte dorpsaanleg hebben geleid. v.d. Aa 1. blz. 50; A.H. Martens van Sevenhoven, Schets van de gesch. der burgerl. gemeente in GelderlandGa naar margenoot+ enz., Gelre xxiv, 1921, blz. 28; Alb. Oltman, De regeering van Acquoy in 1795 en daaropvolgende jaren, Gelre xxvii 1924, blz. 251; van Schilfgaarde, Archief Heeren van Culemborg, 1949, i, blz. xxiii; Arch. Nass. Dom., dl. ii, Inv. blz. 124. HET FORT ASPEREN daterend van 1847, ligt geheel aan de westgrens van de gemeente,Ga naar margenoot+ tegenover het in Zuidholland gelegen stadje Asperen;
HET POLDERHUIS van de Polder Acquoy, staat ten oosten van de kerk; volgens hetGa naar margenoot+ bewaard gebleven bestek oorspronkelijk op het terrein van deze kerk. Het is een bescheiden, in 1830 herbouwd rechthoekig onderkelderd gebouwtje, gedekt door een vierzijdig tentdak, waarop een open dakruiter. Het muurwerk is bij de bouw direct bepleisterd, zoals het bestek zegt ‘en zo te maken dat het rotsachtig vertoont.’ De vergaderruimte is langs een bordes bereikbaar; naast de schouwnis leidt in een kast een steektrap naar de kelder, waar een keuken was. De oostmuur van een voorgaand gebouw moest bij de herbouw blijven bestaan. In de zuidgevel is een cartouche ingemetseld met slecht leesbaar jaartal 16.0. | |
[pagina 18]
| |
De xviide eeuwse toestand is te zien op de tekening van de kerk door H. Schouten in het Gem. Mus. Arnhem en de gravure daarnaar pl. ii, afb. 3. Bestek in Polderarchief Acquoy.
Ga naar margenoot+ DE TOREN VAN DE HERV. KERK is, door afbraak van de tweebeukige kerk en herbouw van een kleinere in 1844, vrij komen te staan op het ommuurde kerkhof. Hij is schilderachtig gelegen in een bocht van de Lingedijk. De toren is eigendom van de burgerlijke gemeente, de kerk van de Ned. Herv. Gemeente. Fig. 1, pl. ii, afb. 2 en 3; pl. iii, afb. 4. Ga naar margenoot+ Tekening van de noordzijde in kleuren J. de Beyer toegeschr., v.h. coll. d'Acquoy gereprod. in Vijf en Veertig gezichten uit Gelderland, uitg. Gelre 1922, nr. 1, pl. ii, afb. 2; hiernaar gravure door C. Philips. Ga naar margenoot+ De toren bestaat nog slechts uit twee geledingen en wordt geschoord door overhoeks staande sterk gelede steunberen. Aan de noordzijde verbindt een driehoekige uitgemetselde traptoren met ronde spiltrap de verdiepingen. Ga naar margenoot+ Het muurwerk bestaat uit baksteen formaat 26-27 × 5,5, 10 lagen 74 cm. De waterlijsten en toten zijn van tuf, grotere sierende onderdelen, als de afdekking der pinakels, van mergel. De steunberen versnijden bij de eerste cordonlijst. Ter halverhoogte van de benedenste geleding versnijden de beide westelijke beren, die rijker zijn uitgevoerd dan de oostelijke, doch op de daar gevormde afschuining verrijst een prismavormige voortzetting, die geflankeerd wordt door eveneens prismavormige pinakels; bij de cordonlijst wordt | |
[pagina 19]
| |
Fig. 1. Acquoy. Hervormde kerk en toren
Details steunberen het prisma vervolgd in een rechthoekige uitmetseling, beëindigd door een opnieuw drie-zijdige pinakel. De ingangsnis aan de westzijde heeft een zeer breed holprofiel. Bij de aanzet in de segmentboogvormige deuromlijsting is een band tufsteen ingevoegd, evenals in de boog van de nis tufstenen blokken zijn gevoegd. De zijwanden zijn versierd met telkens twee nissen met smal holprofiel aan de rechte dagkanten; beganegronds zijn zij spitsbogig, op de verdieping korfboogvormig gedekt; in de bogen kleine tufstenen toten. De nissen zetten zich over de traptoren voort. In de tweede geleding is in elke nis een galmgat gebroken, kennelijk na afbraak van de derde geleding van de toren. In de dam van de nissen zijn daar op natuurstenen kraagstenen aanzetten van pinakels te zien, waarvan het doel, ook op de exacte tekening van Schouten, niet zeer duidelijk is. Aan de toren van Michielsgestel, die ook overigens met die van Acquoy te vergelijken is, werden ze door middel van een balustrade met de hoeken verbonden. Voor een balustrade is hier echter geen ruimte gelaten. De begane grond is overkluisd door een stergewelf; de wanden zijn geleed door zo breed mogelijk tot het gewelf opgaande spitsboognissen. Op de verdieping zijn de wanden, evenals uitwendig, door telkens twee, hier vrij diepe nissen geleed (fig. 1). Over de tweede verdieping ligt een ruw geslagen koepelgewelf. Door het versieringssysteem van telkens twee nissen en de overhoekse beren is de toren te vergelijken met een door Leurs samengestelde groep in Brabant; de toren van St. Michielsgestel (1449) lijkt voor die van Acquoy het uitvoeriger voorbeeld. De korfboogvormige nissen komen sterk overeen met die van de toren te Asperen. | |
[pagina 20]
| |
Ga naar margenoot+ Het ter plaatse van de vroegere zuidbeuk gebouwde zaalkerkje is aan de westzijde vijfzijdig gesloten. De noord en westmuren van de onderkelderde consistoriekamer bestaan uit vrij zwaar oud muurwerk van baksteen, formaat 23-23,5 × 5,5, 10 lagen 66 cm. Peilingen in de grond hebben het verloop van de fundering van de noordbeuk aan de westzijde kenbaar gemaakt (fig. 1). Boven de ingang eerste steen: 1844 door J.v. Leerdam, L.D.M. van Son, A. van Stein.
Ga naar margenoot+ De gehele eenvoudige inventaris schijnt in 1844 vernieuwd te zijn, t.w. preekstoel met doophek en overhuifde banken; twee psalmbordjes en één kristal-kroon. Een tweede is blijkens inschrift in 1900 door de glasfabriek Leerdam geschonken.
Ga naar margenoot+ De kerk bezit een zilveren avondmaalsbeker op standring met zigzagrand en versierd met een gegraveerde rand van bandmotief, klokken en vruchten-festoenen, pl. cxlii, afb. 394; aan de voet drie verschillende vogels. De beker is gemerkt Dordrecht, S in schild van 1663 (?), meesterteken een adelaar? waarboven twee letters, waarvan alleen de rechtse als H te lezen is. Vergelijk beker te Rhenoy.
Ga naar margenoot+ De door Koning-Stadhouder Willem iii geschonken klok, diam. 89,5 cm die een opschrift had: willem rex de iii. 1700, is door de Duitsers weggevoerd. Ga naar margenoot+ Als afdekking van twee bakstenen borstweringen over een heul in de weg naar Rhenoy, zijn tot 1957, twee, in de lengte doorgezaagde grafzerken gebezigd, afkomstig uit de Ned. Herv. kerk te Gorinchem De opschriften luidden: VAN DE WONINGEN die zeer schilderachtig de bebouwing van de Lingedijk vormen, zijn vooral van belang de panden Lingedijk 82, 84, 86, op de zijtopgevel, waarin smalle vensters staan, gedateerd 1761. De indeling van nr. 78 is die van een boerderij met opkamer boven een kelder, die in het achterste deel van het woonhuis is aangebracht. Nr. 74 heeft een langgerekt dubbel zadeldak, xviii. De boerderij Lingedijk 22 is in 1798 ter plaatse van het Huis Acquoy gebouwd. Lingedijk 115 is een boerderij uit 1810; nr. 113 draagt het jaartal 1845. | |
BeesdHet dorp Beesd vormt een gaaf ontwikkeld voorbeeld van het gestrekte dorpstype, dat in het rivierkleigebied is ontstaan. De aanleg van dit dorpstype, wel genoemd het gestrekte esdorp (R.G. den Uijl, Dorpen in het rivierkleigebied, Bull. K.N.O.B., 1958, kol. 105), en bestaande uit twee, in enkele gevallen zoals in Beesd, drie evenwijdige wegen, die vorksgewijs op elkander aansluiten, is mede bepaald door de gerekte vorm van de stroomruggronden, waarop deze dorpen tot ontwikkeling zijn gekomen. De plattegrond van Beesd (fig. 2) verraadt een min of meer planmatige aanleg. De | |
[pagina 21]
| |
diepte van de erven varieert tussen 60 en 75 m. De erven, gelegen aan de landzijde van de Voorstraat, lopen door tot een eerste achterweg. De erven, gelegen aan deze achterweg, strekten op tot een tweede achterweg, waarlangs aan de landzijde een derde reeks erven is gelegen, eveneens omstreeks 60 m diep. De hoofdstraat van Beesd, is de evenwijdig aan de Linge lopende en met geschoren linden beplante Voorstraat, die reeds in de xivde eeuw die naam droeg, pl. iv, afb. 6. Op 26 september 1333 wordt een hofstede vermeld ‘gheleghen tot Beesde an die Vorstestrate tusschen den gasthuse van Beesde enz.’ (Cart. van Mariënweerd blz. 258, nr. 418). Deze bij de kerk ruim 20 m brede dorpsstraat vormt met zijn beplanting een voor het rivierengebied zeer karakteristiek dorpsbeeld. Fig. 2. Beesd. Plattegrond naar kadastraal minuutplan van 1826
| |
[pagina 22]
| |
Ga naar margenoot+ Teg. Staat iii, blz. 301; v.d. Aa ii blz. 233; Römer, Het Hoge Huis te Beesd (1493-1517), Geld. Volksalm., 1857, blz. 42; De Gelderlander, 6 februari 1929; J.L. van der Heijden pr. en J.A.V. Vernooij, pr., De parochie van Heilig Kruisverheffing te Beesd, Leerdam 1948. Ga naar margenoot+ TORENROMP. Van de oorspronkelijke aan de H. Petrus gewijde Herv. kerk is alleen de onvoltooide torenromp behouden, aan de noordzijde van de Dorpsstraat gelegen. De toren is eigendom der burgerlijke gemeente, aan de Ned. Herv. gemeente behoort het kerkgebouw. Fig. 3, pl. v, afb. 7. Ga naar margenoot+ Pentekening in kleuren Holl. school xviii, Arch. de Poll cat. nr. 1635 pl. iv, afb. 5; id. door N. Wicart, ib. nr. 1634 | |
[pagina 23]
| |
C. van de Leemkolk, De kerkearmen en vicariegoederen te Beesd, Arch. A.U. xxi, blz. 81; JoostingGa naar margenoot+ en Muller, I. 1, blz. 77, ii, blz. 425; Post Eigenkerken, blz. 170; Vermeulen, ii blz. 25, 32 noot; Maris, blz. 210-213; E.H. ter Kuile, De torens van Nederland, 2e druk 1942, blz. 74, 84; M.D. Ozinga en R. Meischke, Gothische kerkel. bouwkunst, 1953 blz. 45. De toren bestaat uit twee door steunberen geschoorde geledingen, waarvan de tweedeGa naar margenoot+ door een omgang met de thans herstelde balustrade terugspringt. Boven de tweede geleding is de aanzet van een achtkant te zien. Op de xviii-eeuwse tekening zetten de hoekberen zich als voetstukken van pinakels voort. Wellicht moesten zij, als te Breda of aan de stadhuistoren te Middelburg, door middel van luchtbogen met het achtkant verbonden worden. Het baksteenwerk van de benedenste geleding bestaat uit stenen van 27-29 × plm. 7,Ga naar margenoot+ 10 lagen 81 cm; aan de tweede geleding is steen verwerkt van 23-24 × plm. 5, 10 lagen 66 cm, welk materiaal ook aan het achtkant voorkomt. Speklagen van mergelsteen in de tweede geleding om de zeventien lagen. De sterk versnijdende steunberen staan overhoeks. Aan de noordoost-hoek is een traptoren half achtzijdig uitgemetseld tot de tweede geleding, waar hij bekroond wordt door een natuursteenen dekking met hogels, hogerop vindt de trap zijn voortgang in de zuidhoek van de oostgevel. De benedenste geleding van het torenlichaam is vrij eenvoudig gedetailleerd; aan de noord- en zuidzijde één enkele hoge spitsboognis met dubbelholprofiel aan de dagkant en gevuld met traceerwerk, waarvan alleen de spruitstukken van tufsteen zijn. Aan de zuidzijde vertoont de nis boven de rondbogige verbinding der montants brede visblazen; aan de noordzijde naast de traptoren een vorktracering. De toegangsnis aan de westzijde heeft een breed holprofiel en negblokken van mergelsteen. Bij de restauratie is boven de ingang in het heropende venster, een visblaas-tracering van mergel aangebracht. Het benedengedeelte van de ingang, waar men zandsteen aan verwerkt heeft, schijnt vroeger eens gewijzigd te zijn geweest. Boven de cordonlijst zijn de beren versierd met een rondbogig gesloten spaarveld, waarin een halfhoog bakstenen zuiltje met kapiteel, rustend op een van de grond af opgaande driezijdige uitmetseling van de beer. Rijker van uitvoering dan de benedenste, toont zich de tweede geleding. De wanden worden ingenomen door telkens vier smalle spitsboognissen met een breed holprofiel. Ook aan alle zijden van de steunberen zijn nissen aangebracht, uiteraard minder diep en met hetzelfde smalle holprofiel van de nissen aan de buitenzijde van de benedenste geleding van de steunberen. In de tweede geleding springen de steunberen tweemaal in, ieder gedeelte nog onderverdeeld door kleine versnijdingen, veroorzaakt door paren driezijdige pinakels, die op de versnijdingen staan. Van de balustrade aan de voet van de tweede geleding waren aan de noordzijde en zuidzijde kraagstenen met de aanzet van een boogfries bewaard, waarnaar het gehele boogfries is vernieuwd. | |
[pagina 24]
| |
Fig. 3. Beesd. Hervormde kerk en toren
| |
[pagina 25]
| |
Een dergelijke boogfries op kraagsteentjes loopt aan alle zijden aan de top van de toren. De kraagstenen zijn korfvormig, de beeindiging van de nissen der pinakels op de steunberen is schelpvormig. De muren van de benedenste geleding zijn versierd met een brede spitsboognis metGa naar margenoot+ middenstijl en vork. Op de verdieping zijn de wanden daarentegen doorbroken door telkens twee nissen, ter breedte van de middelste spaarnissen uitwendig, en tot vrijwel de gehele dikte van de muur. Het kruisgewelf over de beganegrond was voor de restauratie slechts in aanzet in de hoeken te zien; daar de kraagstenen niet bewerkt waren, zal het achterwege zijn gebleven, toen de toren onvoltooid werd gelaten. Het is thans wel aangebracht nu het torenportaal als ingang voor de kerk dienst doet. Op de verdieping een koepelvormige sluiting als in Acquoy. Hier zijn evenwel aanzetten van hoektrompen te zien. De zeer ruim opgezette spiltrap in de noordwand wordt op de verdieping slechts door een in de muurdikte uitgespaarde smalle trap vervolgd. Onder de vloer van de toren, is bij de restauratie een gevangenisruimte te voorschijn gekomen, 2 m vierkant bij 1,80 m lang, door een tongewelf gedekt en langs een gemetselde trap toegankelijk. Door zijn zware en verjongende steunberen vertoont deze stoere steenklomp het type van de BrabantsGa naar margenoot+ Kempense late Gothiek, echter zijn enkele elementen uit de Nederrijnse bouwkunst aan dit bouwwerk te onderkennen, zoals de versnijding der geledingen, het oplossen van de muur in nissen en het profiel van deze nissen. Middellijn 123 cm. Opschrift in Gothische letters: sanctus petrus. vocor. anno.Ga naar margenoot+ dni mcccclxviii. johs. et. wilhelmus. hoerken fres. me. fecert. De punten tussen de woorden stellen 4-bladige bloemen voor.
De kerk is een gepleisterd bakstenen éénschepig gebouw, waarvan de rechte oostzijdeGa naar margenoot+ ingangszijde is. Hiertegen is een uitspringend portaal aangebouwd, met boven de ingang het jaartal 1825. Het gebouw wordt gedekt door een met leien bekleed afgeknot schilddak. Het inwendige heeft een gestucadoord gewelfd plafond.
Tot het bezit van de kerk behoren: Mahoniehouten preekstoel, daterend van de bouw van de kerk.Ga naar margenoot+ Orgelkast met een topversiering, vertonend een lier tussen andere muziekinstrumenten,Ga naar margenoot+ aan weerszijden twee vazen en onderaan een guirlande, xviiic. Dit orgel is afkomstig uit de in 1814 opgeheven Franse kerk te Vianen (F.D.J. Moorrees, Aan de oevers van Lek en Linge. Schoonhoven 1883, blz. 84, 85). IJzeren kroon, gedeeltelijk groen geschilderd en verguld, met armen waaraan vroegerGa naar margenoot+ petroleumlampen konden worden opgehangen xixa. Tevens bevinden zich in de kerk een achttal wandarmen, gelijk aan de armen van de kroon xixa. Groot damast tafellaken met daarin geweven ranken en druiventrossen, een vlammendGa naar margenoot+ hart met anker en kruis en de woorden van Matth. 26, v. 26 en 27, welke voorstelling tweemaal voorkomt. Volgens het algemeen voorkomen op xixa te stellen. | |
[pagina 26]
| |
Ga naar margenoot+ Stel bestaande uit twee schenkkannen met deksel en oor, 33 cm hoog; vier bekers op voet, 18 cm hoog, middellijn 9,5 cm; twee schalen, 25,5 cm middellijn en een schaal, 29 cm middellijn, blijkens de merken Haags werk uit 1824, pl. clxi, afb. 389.
Ga naar margenoot+ Twee geel koperen geldbusjes met rood koperen rand, 14 cm hoog, xix.
Ga naar margenoot+ DE R.K. KERK van H. Kruisverheffing is door Alfred Tepe in de jaren 1876/1877 gebouwd. Ga naar margenoot+ L.H. van der Heyden en J.A.V. Vernooy, De parochie van H. Kruisverheffing te Beesd, 1948. Ga naar margenoot+ De kerk bezit: Twee (nieuw gepolychromeerde) houten beelden. St. Willibrord, hoog 90 cm, in bisschopsornaat, omklemt met de linkerhand de bisschopsstaf en draagt op de rechterhand een model van de Utrechtse domtoren. Bij zijn linker voet een waterkruik, xvia. Staf, handen en torenmodel zijn van latere datum. Pl. vi, afb. 8. Nat. tent. van oude kerkel. kunst, 's-Hertogenbosch, 1913 nr. 796. St. Helena, hoog 95 cm, in een lang gewaad, ondersteunt met de linkerarm het kruis, terwijl haar rechterhand een boek tegen het lichaam houdt. Nederrijns xvia. Pl. vi, afb. 9. Nat. tent. van oude kerkel. kunst, 's-Hertogenbosch, 1913, nr. 797.
Ga naar margenoot+ Tegen de muur van de zuiderbeuk hangt een op paneel geschilderde voorstelling van de Opwekking van Lazarus. Pl. vi, afb. 10. Dagmaat 100 × 132 cm. Kleuren meest grijs en rood. Bloemaert, of diens werkplaats naar Wttewael. C.M.A.A. Lindeman, Joachim Anthonisz. Wttewael, 1929, blz. 98, 99.
Ga naar margenoot+ Reliekhouder van hout met zilver beslagen, 54 cm hoog. Op een vijfzijdige voet verheft zich een kruis, waarvan de armen een cartouche-vormige beëindiging hebben. Tussen de vier hoeken van de armen zilveren stralenbundels. In het midden van het kruis is een kleiner kruis, waarin een reliek van het H. Kruis in een omlijsting van pareltjes. De reliekhouder is op de voet getekend: J. Snoek fecit Ultraj. 1793. Ga naar margenoot+ Verguld zilveren kelk, hoog 28,5 cm, pl. clxi, afb. 391. Op de voet gedreven voorstellingen van het Lam Gods, de Ark des Verbonds en de Toonbroden. Op de cuppa tussen wijnranken en korenaren, een pelikaan, de Koperen Slang en het Heilig Hart. Gecanneleerde stam. Op de voet is gegraveerd: deo offert in eccl. stae. crucis in beesd jac. van oploo can. praem. abbatiae postell. miss. a 5 aug. 1789. obiit..... 18.... (de rest is niet ingevuld) j.p.a. verschuylen fecit antwerpen, xixa. Jacobus van Oploo, geb. 12 oktober 1752 te Groot Linth, ontving 19 december 1778 te Antwerpen de priesterwijding, werd op 5 augustus 1789 tot pastoor van Beesd benoemd, en overleed 15 april 1836. Ga naar margenoot+ Verguld zilveren kelk, hoog 23 cm, pl. clxi, afb. 390. Op de ronde voet zijn tussen voluten, de Arma Christi gedreven. De cuppa vertoont afwisselend druivenranken en korenaren. Op de voet is gegraveerd offerunt deo ioannes et agatha van avesaet, frater et soror beest 1800. pastore j.v. op loo. Merken Utrecht, jrl. R van 1800, meesterteken een visje? | |
[pagina 27]
| |
HET LANDHUIS MARIENWAERD, door hoog geboomte omgeven gelegen op deGa naar margenoot+ plaats waar eertijds de Premonstratenzer abdij Marienweerd gestaan heeft (naamswijziging had in de xviiide eeuw plaats), bevindt zich ten oosten van het dorp Beesd aan de noordelijke oever van de Linge. R.F.P. de Beaufort, De abdij Mariënweerd, Gelre, lvi, 1957, blz. 179-197 met opgave van deGa naar margenoot+ voornaamste literatuur; zie ook: Dom. L.H. Cottineau, Répertoire topo-bibliographique des abbayes et prieurés, Macon, 1939, deel ii, kol 1757. | |
[pagina 28]
| |
daken. Het is mogelijk, dat het opengewerkte windvaantje met het wapen van de heerlijkheid, n.l. dat van de middeleeuwse heren van Cuyk, dat op het dak van de tuinmanswoning prijkt, van dat huis afkomstig is. Omstreeks 1790 deed de toenmalige heer van Bylandt het statige, nieuwe Mariënweerd bouwen. Door vererving kwam de heerlijkheid in 1944 aan de kinderen van O.M. barones van Verschuer-van Balveren, aan wie Mariënwaerd nog in onverdeeld bezit toebehoort. | |
[pagina 29]
| |
Het enige overgebleven monument is de grafsteen van abt Peter van Zuyren, die jarenGa naar margenoot+ geleden gevonden werd in een boerderij, waar hij als dorpel dienst deed. Thans wordt hij bewaard in een schuur op het landgoed; 260 × 137 cm. in twee stukken gebroken, kleine beschadigingen aan de rechterzijde, overigens in goede staat, pl. viii, afb. 13. Het midden van de steen wordt ingenomen door de liggende figuur van de abt, het hoofd rustend op een kussen. De prelaat is gekleed in albe, amict en kazuifel met gaffelkruis. In de linkerhand omklemt hij een kelk met uitgeschulpte voet, waarboven hij zijn rechterhand houdt. Rechts van hem ligt zijn abtsstaf en rechts en links van hem zijn de figuren, resp. van St. Petrus en St. Catharina, beiden met hun attributen als hermen afgebeeld, zodat slechts hun bovenlichamen te zien zijn. Ieder van de beide heiligen draagt op het hoofd een kapiteel tot steun van een hoofdgestel dat het devies virtus per aerumnas draagt, en als omlijsting van de liggende figuur dient. Hierboven is een driezijdig fronton opgesteld, waarin een schelpornament, terwijl op ieder der schuine zijden van dit fronton, met de ruggen naar elkaar toegewend, een gevleugeld kinderfiguurtje is gezeten, ieder een wapen vasthoudend. Aan de voeten van de abt, een mijter benevens twee wapentjes. Onderaan in een cartouche met uitkrullende banden staat in Gothische letters: obiit reverendus in christo pater dominus petrus zurenus/zutfanus huius monasterii abbas qui/multa et magnifica erexit aedificia cuius/anima in christo jesu iubilet semper anno mvc/lxiii xviii calendas januarii. Voor de wapens zie: A. ten Bruggecate, Herald. gids voor de Goudse glazen, 1949 blz. 9. In januari 1550 had van Zuyren veel blauwe steen en ‘zarricke’ gekocht voor putten en voor een graf. ZEGELS van de abdij vertonen Maria met het Kind, zittend, ook wel met andere figuren daar bij.Ga naar margenoot+ Veelal de enkele figuur van een abt. Het omschrift luidt meestal: sigillum conventus insula beate marie virginis. Ook wel inplaats van conventus, abbatis en een enkele maal de toevoeging ordinis premonstratensis. (J. de Fremery, Cartularium van Mariënweerd, blz. 374; Nederlandse kloosterzegels vóór 1600, deel iii, afl. xxi, 1950, blz. 9). HET HUIS MARIENWAERD, pl. vii, afb. 11 en 12, zal omstreeks 1790 (archiefstukkenGa naar margenoot+ uit die tijd ontbreken), zijn ontstaan, in de vorm van de noorder-vleugel van het tegenwoordige huis, een strak bakstenen gebouw. De gevel, in kruisverband opgetrokken, is met buitengewone zorg behandeld. Messcherp zijn de voegen in de strekken boven de vensters. De gevel bestaat uit een weinig uitspringende middenrisaliet, waarin een voordeur tussen vensters. Naast de middenpartij, zet de gevel zich aan beide zijden voort, met twee venstertraveëen, terwijl ieder der beide, door geblokte, hardstenen pilasters ingesloten hoekvleugels, drie vensters telt. Een houten, driehoekig fronton bekroont het middenrisaliet. Het heeft indertijd in de bedoeling gelegen deze vleugel met nog een verdieping te verhogen, doch wegens de hoge kosten heeft men deze plannen op moeten geven. Tegen de zuidzijde van dit gebouw is later een smallere vleugel aangebouwd. De hoofdingang werd van de noordvleugel verplaatst naar de zuidzijde, waar in een uitbouw met ronde hoeken, een voordeur toegang verleent tot een, in die uitbouw zich bevindende vestibule. In de loop der xixde eeuw is een en ander aan het huis gewijzigd. | |
[pagina 30]
| |
Ga naar margenoot+ Van de vroegere abdij zijn slechts kelderruimten over; echter is het onbekend aan welk der abdijgebouwen deze kelders hebben behoord. Zij hebben kruisribgewelven met ± 30 cm brede gotische ribben. De bovenkamer in het midden van de noorder-vleugel heeft gecanneleerde pilasters van stucco met Ionische kapitelen en een stucco plafond. In twee kamers van deze vleugel zijn nog marmeren schoorsteenmantels aanwezig uit de tijd van de bouw; één met een medaillon met vrouweportret tussen putti met fakkels. Boven enkele schoorsteenmantels zijn nog behangsels over, xviiid, voorstellend een allegorische figuur staande op een met festoenen versierd voetstuk. In een salon aan de zuidzijde, enkele portretten in olieverf en een pastel van onbekende meester(s), alles xviii, leden van het geslacht van Bylandt voorstellend.
Ga naar margenoot+ DE WONINGEN voor personeel van het Huis, aan de oprijlaan vormen een gaaf blok onder één dak, in de ankers gedateerd 1737.
BOERDERIJ in T-vorm met rieten dak aan de Lingedijk MI, xviii, met schuiframen met kleine roedeverdeling. In het dorp staan een aantal T-vormige huizen, uitwendig meest xix zoals 28, 34 en 55, 73 en 117; een door een dubbel zadeldak gedekt voorhuis hebben 103 en 118. Voorstraat 7 is een aan de dijk gebouwde boerderij op L-vormige plattegrond. Ter weerszijden van de voordeur van perceel Voorstraat B. 28, bevinden zich twee verweerde zandstenen hermen, waaraan slechts het bovenste gedeelte, ong. 75 cm boven de grond uitsteekt, zodat alleen de bovenlichamen van twee baardige mannen met daaronder een leeuwekop te zien zijn. Deze beide hermen, xvib, hebben vroeger deel uitgemaakt van een schouw uit het afgebroken Lage Huis. Ga naar margenoot+ Beesd was reeds in 1318 in het bezit van een windmolen (Cart. v. Marienweerd nr. 166). Ook in de jaren 1340 en 1343 wordt de molen vermeld ‘tusghen Jan den Koc ende Otto Herbarenszoon van Hokelem, ende tusghen die Linghen’. DE MOLEN is thans een stenen grondmolen met rieten kap, staande bij de Linge, en gebouwd in 1826 pl. 1, afb 1. | |
RhenoyDe gestrekte aanleg van Rhenoy vertoont grote overeenkomst met die van Acquoy en Beesd. Eveneens als in Acquoy maakt één der evenwijdige en vorksgewijs op elkaar omsluitende wegen deel uit van de bedijking langs de Linge. Ga naar margenoot+ Teg. Staat iii, blz. 302; v.d. Aa ix, blz. 429; C. van de Leemkolk, Rhenoy, Arch. A.U. xiii, 1885, blz. 4; Martens, Marken, blz. 171. | |
[pagina 31]
| |
horst, Geld. gesch. i, boek ix, blz. 216). In de xviiide eeuw heette het Huis te Rhenoy Oudenberch. Het is niet zeker of de stukken van 1265 en 1287 op dit huis of op de borch tot Renoy betrekking hebben. Het huis te Rhenoy was een Zutphens leen. Johan van Arkel gaf in 1234 aan zijn tweede zoon o.a. de dagelijkse heerlijkheid van Rhenoy en Gellicum. Rhenoy was een kerspel met een eigen geërfde organisatie en buurtbestuur, ook toen het met Beesd tot een ambt werd verenigd. Het dorp heeft veel geleden van de watersnood in 1784, maar vooral van die in 1809. DE HERV. KERK ligt geheel vrij in het kerkhof in de kom van het dorp. Aan deGa naar margenoot+ burgerlijke gemeente behoort het kleine daktorentje, het schip is eigendom der Ned. Herv. gemeente. Fig. 4. Fig. 4. Rhenoy. Hervormde kerk
Gew. pentekening in kleuren, Holl. school, xviiide eeuw, Arch. de Poll, cat. nr. 1644.Ga naar margenoot+ De kerk is een eenschepig gebouw, aan de oostzijde driezijdig gesloten en opgetrokkenGa naar margenoot+ uit baksteen, formaat 29,5 × 14 × 6,5. Boven een gedichte ingang aan de oostzijde staat de stichtingssteen met: ‘den eersten steen dezer kerk is gelegd door j.m. waaldijk en m.f. verstegen den 17 augustus 1836. De westgevel en de aansluitende 3,5 m van de noord- en zuidgevel bestaan uit veel ouder materiaal, 6,5 - 7 × 30-31, 10 lagen 83, wellicht in de xvde eeuw opnieuw gebruikt. De westgevel wordt geschoord door zeer zware beren, die er echter koud tegen staan, mogelijk resten van een toren. De oude muurgedeelten van noord- en zuidmuur vormen inwendig een hoog opgaande rondbogig gesloten spaarnis en de aanzet van een tweede spitsbogig gesloten nis. Op de oude muren rusten de balken die de dakruiter dragen. De spitsbogige vensters staan alle in het muurwerk van 1836. | |
[pagina 32]
| |
De kerk bezit: Ga naar margenoot+ Een eikenhouten preekstoel, waarvan de zeszijdige kuip brede toogpanelen heeft met gekartelde omlijsting xviia, bijbehorend achterschot. Ga naar margenoot+ Eikenhouten doophek met spijlen, die een versiering van bladmotieven hebben, xvii. Ga naar margenoot+ Koperen doopbekken met deksel xvii. Ga naar margenoot+ Gelre xlvi, 1943, blz. xvi; J. Belonje, Twee grafzerken te Rhenoy, Ned. Leeuw 1943, kol 61; Voor de kansel liggen twee zerken, die kort na 1945 van het kerkhof naar deze plaats zijn overgebracht. 1. 211 (oorspr. 230) × 117 cm. Bovendeel ontbreekt. Op de zerk de figuur van een geestelijke, de handen onder de kin gevouwen; midden op de zerk een driepas waarin een kelk met de hostie; daaronder twee wapens: van Deurne en onbekend: drie roofvogelkoppen met halzen, 1 en 2. Spreukband met: ne intres ī iudicium... cum servo tuod̅n̄e. Geheel onderaan een banderol met memento mori en een putto met zandloper, steunend op een doodshoofd. Randschrift in gothische letters: sub... bat (?)... cornelius a doern quem (?) pe (?) christe precor accipias jesu facty est pastor an... aetatis sue 26 obiit autem ano 1562. 2. Blauwe steen 225 × 126 cm. Middenin een wapen (geblokt St. Andreaskruis?). Op de vier hoeken kwartierschilden met wapens: Van Erp, de Wael van Vianen, Pieck en een wapen met twee ruggelings geplaatste zalmen of barbelen. Randschrift in Gothische letters: hier leet begrav̄ goerdt vā erp sterf ano 153. en joffer mechtelt vā wael sīj̄ huysfra en goerdt vā erp haer beyder soon sterf ano 1556.
Ga naar margenoot+ Grote koperen kroon met tien grote en tien kleine armen, voor electrisch licht ingericht, xvii. Ga naar margenoot+ Twee psalmborden, gelijk aan die te Acquoy, maar hier met het jaartal 1849.
Ga naar margenoot+ Een zilveren beker, hoog 16 cm, middellijn 10 cm, pl. cxlii, afb. 395. Bijna het gehele vlak wordt ingenomen door een gegraveerde band van festoenen van bloemen en fruit; onderaan drie vogels. Middenin staat: den drink beker der danck segginge die wij segenen, is die niet de gemeenschap des bloets jesu christi. 1 Cor. 10, v. 16. Op de voet k.v. renoy, Merken Dordrecht, C in schild van 1648, meesterteken zeer slecht leesbaar. Vergelijk beker te Acquoy. Ga naar margenoot+ Een tinnen schenkkan met deksel en oor, hoog 39 cm. Op de buik staat: Voor de Kerk van Renooy 1829. Twee tinnen borden, middellijn 24 cm en één tinnen bord, middellijn 27 cm met hetzelfde opschrift. Ga naar margenoot+ De in 1870 van de gemeente Culemborg gekochte kerkklok, in 1655 door F. en P. Hemony gegoten, is na de oorlog aan bovengenoemde gemeente teruggegeven, in ruil voor een nieuwe klok. Zie beschrijving Culemborg. Ga naar margenoot+ DE R.K. KERK van Maria ten Hemelopneming ligt geheel vrij aan de zuidzijde van het dorp aan de weg naar Acquoy. Ga naar margenoot+ De Godsdienstvriend xxvii, blz. 183; J. Kalf, De Katholieke kerken in Nederland, blz. 162; Gelre xlvi, 1943, blz. xvi. De in 1829 gebouwde kerk, is op 6 juli 1831 ingewijd. | |
[pagina 33]
| |
De kerk bezit: Houten altaaropstand met getorste zuilen, pl. ix, afb. 14, boven door een houtenGa naar margenoot+ draperie afgesloten, waaronder het Boek met de Zeven Zegelen. Boven de tabernakel, als vrijstaand beeldhouwwerk, Christus aan het kruis tussen Maria en Johannes; opstand Antwerpens xviiia, beelden xvi? Bijbehorende eenvoudige zijaltaren en witgeschilderde communiebank, waarvan hetGa naar margenoot+ midden wordt ingenomen door een tussen ranken gevat medaillon, waarin een kelk met de hostie; de hoeken van de bank versierd met vergulde bladtrossen. De gestoken houten trapleuning is van ong. 1700. Op de panelen van de kuip (onderGa naar margenoot+ een dikke verflaag), verschillende voorstellingen van Christus: met de wereldbol, met de Samaritaanse vrouw, het Lam dragend en voor de gesloten deur, waarschijnlijk bij de bouw van de kerk gemaakt. Midden xviiide eeuws orgel met rococo-ornament, in 1829 op een galerij geplaatst metGa naar margenoot+ aanvullend ornament, pl. ix, afb. 15.
Monstrans, hoog 64 cm, pl. cxlii, afb. 393; terzijde van het rechthoekige aediculumGa naar margenoot+ waarop een wellicht later toegevoegde gotiserende rand, de figuren van Mozes en Aaron; het geheel overkoepeld door een baldakijn in Lodewijk xiv trant, waarvan gordijnen afhangen, door putti opzij gehouden, xix. Vergulde kelk, hoog 25,5 cm. pl. clxii, afb. 392. Op de cuppa medaillons met deGa naar margenoot+ figuren van Christus, Maria en de H. Nicolaas. Op de voet: joannes van acquoi. dom. gijsberta medam 1829. Volgens de merken Zuid Nederlands. Twee koperen kandelaars xvii.Ga naar margenoot+
Uit het bezit van de kerk bevinden zich als bruikleen in het Aartsbissch. Museum twee zwaar geprofileerde gegoten bronzen kandelaars op drie poten, midden xvi. (Versl. Aartsbisschop. Museum 1935, blz. 7, met afb.). |
|