Juni 1891 |
Frederik van Eeden |
Nieuw Engelsch Proza I. |
|
Willem Kloos |
Over Frederik van Eeden en ds. Hugenholts. |
Augustus 1891 |
Frederik van Eeden |
Aan Willem Kloos. |
October 1891 |
Frederik van Eeden |
Nieuw Engelsch Proza II. |
Februari 1892 |
Lodewijk van Deyssel |
Socialisme. |
Wie deze artikels in hun volgorde van verschijnen leest, kan zich niet ontveinzen, dat de eenheid in de redactie verstoord is. Wat in persoonlijke omgang wellicht verzoenbaar kon blijven, werd onverzoenlijk in de taal, omdat deze taal zich naar buiten richtte en de intekenaren betrok in verschillen, die zij wel voor geschillen moesten houden.
Het persoonlijk accent klonk immers duidelijk door de beginsel-polemiek heen. Van Eeden was zijn aanval op Van der Goes in October 1890 begonnen met een afwijzing van het naturalisme, waarin Kloos, Verwey en Van Deyssel gekapitteld werden. Van Deyssel, die zich in zijn bijdrage van December 1890 opwierp als ‘dukdalf van de persoonlijkheid’ verzette zich zo heftig tegen hetgeen hij de aesthetische en de ethische lelijkheid van het socialisme noemde, dat hij hierna een volstrekte bestrijder blijven moest van iedere streving naar stelselmatige regeling van de maatschappelijke verhoudingen en dus, wilde hij consequent zijn, geen bevorderaars van zulk een streving zijn medewerkers noemen kon. Kloos gebruikte de stof der polemiek om zich van Frederik van Eeden te ontdoen. Bovendien woelden de meningsverschillen over het socialisme de onvaste denkbeelden over de samenhang van het goede en het mooie bij alle deelnemers om. Zelfs indien het debat strikt tot zijn onderwerp bepaald gebleven ware, zou het een moordend tekort aan eensgezindheid hebben blootgelegd. Het tijdschrift behoefde daar niet per se aan te sneuvelen, want de polemiek trok grote belangstelling en het abonnementenaantal steeg zienderogen, maar er kon toch hierna van hetzelfde redacteurencorps geen strakke, beginselvaste leiding meer uitgaan. Van een richtingblad zou De Nieuwe Gids in een verzamelorgaan moeten veranderen, gelijk het enige jaren later onder een andere redactie ook werkelijk deed. De storing van de verhoudingen greep echter te diep in en de betrokken kunstenaars waren te hartstochtelijke mensen dan dat een voorzichtig compromis bevrediging zou kunnen brengen. Sterk verenigd in de verdediging der nieuwe letterkunde, verloren zij de samenhang van hun gezelschap, zodra die verdediging overbodig was geworden.