3. De overwinning
Doorenbos begreep de uitwerking, die de Juliamystificatie krijgen moest, heel goed. Ze bezorgde aan de jongeren een grote overwinning. Dit geeft aan hun toon grotere vastheid. Kloos, die in de volgende jaargangen geregeld kronieken blijft schrijven, ontziet of spaart geen gevestigde reputaties, maar prijst het zeer weinige, dat goed mag heten. Een eerste meningsverschil onder de redacteuren doet zich voor, als van Deyssel in 1887 zijn roman Een Liefde uitgegeven heeft, die door Kloos en Verwey met voorbehoud van de morele uitwerking geprezen wordt, terwijl Van Eeden het boek laakt. Verwey's brochure Mijn meening over Lodewijk van Deyssels roman Een Liefde verscheen in Januari 1888; de kritiek van Kloos op het boek van Lodewijk van Deyssel werd afgedrukt in De Nieuwe Gids van Februari 1888; de reactie van Frederik van Eeden volgde in De Nieuwe Gids van April 1888. In feite is dit een aanval op de geest van het naturalisme, tevens een ontkenning der volstrekte zelfheerlijkheid der aesthetische ontroering. In de kiem ligt hier de verwijdering tussen Van Eeden en zijn bondgenoten besloten.
Doch juist in de maanden, dat Van Deyssel's roman het onderwerp van hun meningsverschil werd, begon Van Deyssel intenser dan voorheen aan hun tijdschrift mee te werken. Hij levert zijn jubelend-lyrische kritieken over Zola en zijn striemend-geestige schimpstukken tegen allerlei vaderlandse middelmatigheden. In de tweede en derde jaargang weren Van der Goes en Tak zich heftig als socioloog en politicus zonder bij hun mederedacteuren op verzet te stuiten. In deze jaargangen staat opvallend weinig poëzie, meest van Hélène Swarth en Albert Verwey. In April 1887 debuteert Hein Boeken met een enkel sonnet. Nu de overwinning van het nieuwe inzicht bevochten worden moet, gebeurt dit hoofdzakelijk in levendig geschreven prozastukken, fel-opstandig tegen de levensverduffing en hartstochtontveinzing in het gemiddelde voortbrengsel der tevoren erkende litteratuur. De bevochten zegepraal krijgt men in de vierde jaargang te zien, als Kloos kort achterelkaar zijn mooiste verzen bijdraagt, Van Deyssel zijn vurigste kritieken, Verwey zijn Dood van een jaar en Herman Gorter het eerste deel van Mei. Hierna begint de ontbinding in te treden, omdat de overwinnaars