2. De Julia-affaire
Aflevering vijf van de eerste jaargang van De Nieuwe Gids bracht een overzicht door Frank van der Goes over ontstaan en gevolgen van een letterkundige mystificatie, door zijn mederedacteuren Kloos en Verwey opgezet om de beoordelaars van de toenmalige dichtkunst te verschalken. Jan Veth werd in hun plan betrokken en ook hij schreef enkele regels van het sentimenteel verhalend gedicht, door de beide redacteuren in elkaar gezet onder de titel Julia, een verhaal van Sicilië en in 1885 uitgegeven onder de schrijversnaam Guido. Het verhaalt een liefdesgeschiedenis op Sicilië in een dichtvorm, die geïnspireerd scheen op Een liefde in het Zuiden van Fiore della Neve (M.G.L. van Loghem), toentertijd zeer geprezen. Het idee was al van September 1884. Het werd uitgewerkt in 1808 versregels, waarvan 36 van Jan Veth, enkele van Frederik van Eeden en van C.E. Duyts, die de correspondentie met de uitgever W. Gosler te Haarlem voerde. De bedoeling was vooral, J.N. van Hall, de recensent van De Gids, erin te laten lopen, maar hij besprak het boekje niet. De meeste andere critici toonden zich geestdriftig en enkelen prezen Julia, omdat het zo gunstig afstak bij de onbegrijpelijke dichterij der Nieuwe Gidsers. Op 7 Mei 1886 verscheen bij W. Versluys, de uitgever van De Nieuwe Gids, het vlugschrift De onbevoegdheid der hollandsche literaire kritiek, gedeeltelijk van Kloos en gedeeltelijk van Verwey, dat in zijn geheel herdrukt is in De Nieuwe Gids in 1925. Doorenbos, ingenomen met de geslaagde grap, vond de brochure aanmatigend en schreef dit op 22 Juni 1886 aan Verwey: ‘wat Uwe brochure aangaat, denk ik dikwijls: overwinnen kunnen zij, maar van de overwinning een goed gebruik maken, verstaan zij nog niet’. Onder de titel Chronique scandaleuse behandelt Frank van der Goes deze hele affaire in De Nieuwe Gids van Juni 1886. Hij toont aan ‘dat het hier om meer dan