Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 6
(1975)–Jos Smeyers, H.J. Vieu-Kuik– Auteursrechtelijk beschermdF. Het pamfletLied en pamflet putten aan dezelfde bronnen: voorvalletjes en feiten die het kleine dagelijkse leven kruiden, spot met en hekeling van lokale figuren en ‘personaliteiten’ - zoals Den geëclipseerden don quichot eertydts engelschen mylord Mr. Petrus Bernardus Hosselet (Leuven, 1749), een spotschrift op een Mechels student aan de Leuvense universiteit -, vooral de oorlogsgebeurtenissen met de onvermijdelijke partijvorming en het komen en gaan van overwinnaars en verliezers. Maar in tegenstelling met het volkslied is het pamflet voor de minderheid die leest (en lezen kan). In vele gevallen moeten de auteurs ervan gezocht worden | |
[pagina 474]
| |
in het milieu van de gestudeerden - juristen en artsen -, van de geestelijkheid ook. Dat is bv. ongetwijfeld het geval met een te Antwerpen in 1748 bij het terugtrekken van de Franse legers verschenen Latijns-Nederlands spotschrift Lessus Gallicus... ofte Fransche Treur-Klagt op den dag van hun vertrek gestiert tot de Nederlanders, ontlit, breed uytgeleyt, ende door eenen Nederlandschen Poët het Fransch volk opgedraegen, seer nauwkeurig overgeset uyt het latyn in de Nederlandsche Taele, waarin het eeuwige thema van de vroegere luister - de vroegere eenheid ook - en het eigentijdse verval eens te meer opklinkt: Noyt sag men Republiek, noyt beter Ryk bestieren,
Als eertyts 't Nederlant, dat alle Schryvers vieren,
Als waeren seventhien Provincien te saem
Vergaedert, was bekent, en machtig hunnen naem.
...
Den tweedragt, en den twist die hebben het geheel
Verdeylt, en ider Hof dat namp voor hem een deel.
...
Waer is diên luyster nu, ô! Nederlants bestier?
Daarnaast hebben ook mensen uit de kleine burgerij - onderwijzers, rederijkende ambachtslui - het genre beoefend. De Groote Spaensche en France Post-Tydinge, Nu eerst uyt Zee over Parys aengekomen (Brussel, 1706), een schimpschrift op de Franse verliezen, de Saemenspraek tusschen den Geest van Anneesens en den Keyser en, nog in verband met Anneessens, de Samenspraek tusschen de klaegende Justitie en de uytblaesende Faem, allebei van 1719, verwijzen door hun ongekunstelde, wat ruwe en onverzorgde taal naar die groep. Ten slotte hebben ook liedjeszangers pamflettteksten opgesteld: ze verkopen overigens met hun liedjes ook wel vlugschriften. Een voorbeeld daarvan lijkt ons de Dialogue tusschen een Hollander en Vlaminck over het werck van Barriere, met een fictief adres - ‘tot Geneve’ - in 1716 uitgegeven. De Hollanders wordt erin verweten dat zij als Koopmans vechten,
Noyt en doen sy iet voor niet
't Is om Gheldt dat het geschiet
...
't Is een ongehoorde schande
Vlaenderlant is d'offerande
Van het Fransche Koninckryck
Van d'Hollandsche Republyck
...
Vlaenderlant moet 't al verdraghen
En den Vlaeminck magh niet klagen
...
Hollant alleen dat is vry,
En die 't nergens zyn, zyn wy.
Als de Hollander antwoordt dat alles de schuld is van de Fransen en dat de Hollandse troepen alleen moeten dienen om een onverwachte Franse inval te stuiten, repliceert de Vlaming: Hunne schepen sullen reysen,
En ons arme Vaderlandt
Sal zyn eten uyt hun handt
| |
[pagina 475]
| |
En den nootdruft moeten haelen
...
All'ons schoon en rycke Steden
Zijn al sieck of overleden
Op de Kaey daer groyt het gras
...
Siet de Straeten groen als Weyden
Sy zyn doodt, sonder ghetier,
Sonder Volck, en sonder swier.
Over kwantiteit en kwaliteit van de 18de-eeuwse pamfletliteratuur is niet erg veel bekend: enorm veel zit nog (en dat geldt ook voor lied en almanak), soms niet geïnventariseerd, in onze bibliotheken verscholen. In de periode rond de Brabantse Omwenteling is het genre uiterst produktief geweest. De Duitser Forsters, die in 1790 onze gewesten bezoekt, tekent daarover in zijn reisboek aan: Dans Paris, où le besoin de parler au public est devenu la maladie épidémique de tous les esprits, on a moins écrit peut-être, proportion gardée, que dans toute l'étendue des Pays-Bas, sur les circonstances politiques du moment... Forsters oordeel slaat op de Franstalige pamfletten die hij, tijdens zijn verblijf te Brussel, in handen heeft gehad. Grosso modo kan die beoordeling net zo goed voor de Nederlandstalige produktie - voor zover bekend - gelden. Er wordt trouwens ook uit het Frans vertaald, zoals iedere keer prompt gebeurt met de publikaties van de hogelijk bewonderde jezuïet F.X. de Feller, een hartstochtelijk antijozefist, die een fantastische literair-journalistieke werkkracht ontplooide en met zijn in 1788 door de censuur verboden Journal historique et littéraire en zijn in vele gevallen clandestien verschenen geschriften een groot aandeel had in de gisting van de geesten voor en tijdens de omwenteling. Onder de talloze vlugschriften uit deze periode zijn er een aantal die volgens een uniform schema het relaas brengen van de gebeurtenissen: zo een Nauwkeurige Lyste, vervattende verschyde persoonen inwoonders der stad Lier, De gene onder het bestier ende bevelens der aenhangers van den ondeugden H. Van der Noot, ende deszelfs medemakkers hebben uytgewerkt alle soorten van grauwel-stukken (1791), een Liste général et tableau des noms et actions de tous les scélérats, couppe jarrets, assassins, chefs de pillards, espions etc... sous la direction & aux ordres de l'infame Vander Noot' (Luik, 1790, maar vooral over Brussel handelend), en andere dragen min of meer gelijkluidende titels. Ze noemen honderden belhamels met naam en toenaam, beroep en adres en geven de omstandige beschrijving van hun euveldaden. Doorgaans vermelden ze aan het hoofd van de lijst de leiders van de Statisten als de grote verantwoordelijken. In verband met de moord op de vonckist Van Criekinge tijdens een manifestatie te Brussel worden negenenveertig namen en adressen opgegeven. Ook bekende namen komen voor: ‘Vitztum, père, Directeur de l'Orchestre de la Comédie’ en zijn zoon, een paukenist, zouden zich te Brussel bij het gepeupel bevonden hebben, evenals de beeldhouwer Godecharle. Te Lier wordt deken Heylen, lid van de Theresiaanse Academie, vermeld ‘als hebbende zig overgegeven aen de vlekke van het patriploddig | |
[pagina 476]
| |
fanatisme’: hij reed Van der Noot bij zijn komst tegemoet en las een ‘aanspraak’ voor. Volgens deze lijsten zouden nog al wat moorden gepleegd zijn en wel met een sadisme dat in de pamfletten zelf zijn weerschijn krijgt: hun taal is zeer grof. In de ‘Liste ou tableau’ over Tienen (St.-Truiden, 1791) worden o.a. een brouwer genoemd en ‘la fameuse Thérèse, sa fille, qui avait servi de cheval de monture à toute l'armée monachale de Sonhoven et à la garnison de Maestricht’ en die drie moorden bedreef. Voor Lier waar het betrekkelijk kalm bleef, worden alleen een aantal ‘volksverleiders’ en plunderaars aan de kaak gesteld, o.a. ‘de dogters van de weduwe Berchmans bygenaemd de kwaede Negen, wel besonder de oudste genaemt jouffrouw Grootlawyt, ofte de eeuwige Fonteyn met haere roode broeck.’Ga naar eind15 Net zoals in de liederen worden in de pamfletten de opstandige gewesten meestal met ‘het Nederland, ons Nederland’ omschreven, uitzonderlijk met ‘de Belgische Natie’ (Elf klagten der Belgische Natie, aen alle de Hoven en alle de Volkeren van Europa) of, duidelijk allegorisch dan, met ‘Belgica’ (Het klagt-doende Belgica, 1790; maar in de tekst: ‘nauwelyks had zy [de eeuwe van verligtinge] haere paden gesteld in myne Nederlanden...’). Toespelingen op de Franse Revolutie komen, ook in vlugschriften van conservatieve zijde, herhaaldelijk voor; ook met de 13de-eeuwse Zwitserse opstand tegen de Habsburgers wordt wel vergeleken, zoals in het Kort verhaal der verlossing van Switzerland uyt de dwingelandy van Albert van Habsbourg en bewys van de over-een-komst der Switzers met de Belgen hunne mede-broeders ('s-Hertogenbosch, 1790). Nader onderzoek zou moeten uitmaken in hoeverre de Amerikaanse vrijheidsstrijd in de pamfletten (en liederen) inspirerend heeft gewerkt.Ga naar eind16
Tot de meest verspreide geschriften van de Statisten behoort dat van advocaat J.L. Serlippens, Den bekeerden boer of samensprake tusschen eenen patriot en eenen boer (Gent, 1790), maar hun voornaamste en beruchtste pamfletschrijver is ‘Keuremenne’. Met zijn ware naam heet hij Johannes Jozef vanden Elsken (Alsemberg, 1759-Hombeek, 1803). Al van voor de omwenteling liet deze geestelijke en lesgever aan het Atrecht-college te Leuven zich opmerken door een reeks van acht ‘brieven van eenen Theologant van Loven’, waarin hij scherp ironisch, maar ook soms goedkoop-onbeschaafd het door Jozef II opgerichte Seminarie-Generaal en zijn professoren (o.m. de bekende jurist J. Le Plat, met wie hij te Leuven een twistgesprek voerde) aanviel. Die brieven werden in het geheim verspreid en graag gelezen, maakten echter ook hun auteur verdacht, zodat hij (in vrouwenkleren!) naar St.-Truiden moest vluchten. Die vlucht, zijn gevangenzetting op eis van het Oostenrijkse bestuur, zijn bevrijding door de burgerij van St.-Truiden bezorgden hem een populariteit, die Vanden Elsken handig wist te onderhouden en op te drijven door middel van lied en pamflet (o.m. een liedje over De gevangenisse van den Zeer Eerweerdigen Heere Ernestus Vanden Elsken, een Grondhertige Dankplicht aan de Truidenaars, een Omstandig Verhael van zijn bevrijding). Na het heengaan van de Oostenrijkers gaf hij korte tijd een veertiendaags blad uit, Den Spectateur Universeel of Nederlandschen Blad-schryver met historische en geographische byvoegsels, als ook eene korte Beschryvinge der Nederlanden, daer by gevoegd de heldendaeden van den Prins Eugenius van Savoyen (de keizersgezinde advocaat Verhaeghe schrijft erover in zijn Jaerboeken: ‘Dit blad, vol agterklap, leugens en injurien tegen den Souvereyn en de gene hem aengekleefd waeren, | |
[pagina 477]
| |
wierd met groot genoegen gelezen door de Bisschoppen en andere voornaeme persoonen...’). Nadat Vanden Elsken te Leuven was teruggekeerd, publiceerde hij in 1790 onder het nieuwe pseudoniem Sincerus Recht-uyt een tweedelige Versamelinge van verscheyde stukken, waer onder men vind Den Oog-slag op de goddeloosheden bedreven in de Nederlandsche Kerken..., het vertrek der Geuze-Doctoors van Loven,... De Genealogie der Vygen beginnende van hunnen eersten Vader Casper ofte Joseph II, gedichten en pamfletten die waarschijnlijk tevoren apart waren verschenen en waarvan niet met zekerheid te zeggen valt of ze alle van hem zelf zijn. Opmerkelijk is de fascinatie die ook voor hem uitgaat van de eerste revolutionaire gebeurtenissen in Frankrijk: Gelukkige Stad van Parys, Stad die moet aenzien worden als de behoudster van 't Fransche Volk, om dat zy het jok niet heeft willen draegen... en 't zal op uwen keer, Nederlands Volk, aen U zyn daer voorbeld ende voordeel uyt te trekken... Wanneer Vanden Elsken het met zijn drukker J. Michel, die samen met hem uit St.-Truiden was overgekomen, aan de stok krijgt, wordt ook die zaak via pamfletten aan beide zijden uitgevochten. Veel zaaks zijn al die publikaties niet. De inhoud ervan is dikwijls grof en plat, al kan men de auteur zin voor ironie en bijtende spot niet ontzeggen.
Belangrijker is het werk van Vonck, de leider van wat we zouden kunnen noemen de linkervleugel van het anti-Oostenrijkse verzet. Van hem verschijnen in 1790 Onzeydige aenmerkingen over de tegenwoordige gesteltenis van Brabant, op zijn verzoek door advocaat Dondelberg eerst in het Frans geschreven (Considérations impartiales..., twee drukken) en door hem in het Nederlands vertaald. Het is een verzameling documenten, waaronder veel Franse, met commentaar.Ga naar eind17 Na zijn vlucht naar Rijsel redigeert hij daar een Kort Historisch verhael dienende tot inleyding. In 1792 verschijnen Naerdere onzeydige aenmerkingen of vervolg van... staetkundige onderrigtingen voor het Brabantsch volk, grootelyks verbeterd (376 p.): in een ‘waerschouwing’ zegt hij, in deze (derde?) druk alles vertaald te hebben voor ‘de gemeyne ingezetene van Braband en Vlaenderen, van dewelk ten minsten twee derde deelen geensins of weynig in de Fransche taele ervaeren zyn’. Van Voncks medestander, advocaat Van den Eynde, leider van het wervingscomité te Hasselt, is de bekende Redenvoeringe over het vertrek van het Romeynsche volk buyten de stad Roomen, op den heyligen Berg, om te doen ophouden de openbaere verdrukkinge ende weder te eysschen hunne Fondamentele Constitutioneele Wetthen (Antwerpen, 1789), onder het mom van een allegorie een duidelijke oproep tot de opstand. Hij heeft nog heel wat pamfletten op zijn actief. In zijn T'Zaamenspraak Tusschen eenen Engelsch-man, eenen Gentenaar, eenen Brusselaar ende eenen Mechelaar, Nopens de tegenwoordige gesteltenisse van de zoo-genaamde catholyke vereenigde Provincien (1790), een anti-vandernoots geschrift dat ons ook inlichtingen verschaft over zijn activiteiten, vermeldt hij van zijn hand het tegen Vergif ende het zelve versterkt en Antiochus Erboren. ‘Dezen grooten man schyt Brochuerkens,’ schrijft Willem Verhoeven - die aanvankelijk met Van den Eynde bevriend was, maar zich achteraf tegen hem keerde - in zijn Lammen in de Maen ofte Ryse van eenen rust-soekende Mechelschen Borger naer de Maen... Tot Mechelen, Uyt de Drukkerye van Joseph den Droomer. In Philippus den II. Koning van Spagnien, regt over Graef Willem. Met Gratie en Privilegie van de waerheyd, een antwoord op tegen hem gerichte aantijgingen in twee ano- | |
[pagina 478]
| |
nieme vlugschriften die Van den Eynde aanvielen: Verhael van eenen Mechelsen droom met des selfs breeder uitlegginge en De souverynityt opgeheldert door Dullus Sanctus. Klugt-spel in dry acten door den capucien canoning... uytgegeven met Privilegie exclusief tot spyt van de waerheyd. De beide pamfletten (en andere, zoals Den Advocaet van Quaede Saeken onderwesen) hekelden de pogingen van Van den Eynde, spottend Dullus Sanctus genoemd, om te Mechelen een vonckistischgezind stadsbestuur op te richten. De souverynityt is in de vorm van een toneelstuk geschreven en voert een blijkbaar traditioneel wordend personage, de man die zijn Frans (en Nederlands) radbraakt - dit keer is het een geneesheer - ten tonele.
Een fel tegenstander van ‘Keuremenne’ was de ons als schrijver en uitgever van Het schouwburg der Nederlanden reeds bekende drukker C.M. Spanoghe (Doel, 1758 - St.-Gillis-Waas, 1829; oudste van achttien kinderen; in de Doelse kerkregisters staat hij vermeld als Spaenhoven, maar hij huwt in 1781 onder de naam Spanoghe en ondertekent alle akten met die naam). Met hem belanden we in het kamp van de Jozefisten. Al in 1783 heeft hij moeilijkheden bij de uitgave van een werkje over het edict van Jozef II betreffende de afschaffing van de contemplatieve kloosterorden, ‘waer in - schrijft hij later zelf - de hylzaeme inzigten van den Heerschappyhebben tegen de kwaadsprekendhyd verdedigt wirden’. De poging van de keizer om in 1784 de Schelde te heropenen steunt hij in De zes-en-tagentig wonderbaere gezigten ofte rampspoedige voorzeggingen van den verligten Jonas der agthiende eeuw over het trotserende Nederlands Ninive... Gedrukt buyten Enchuyzen, En te koop, By de voornaemste Boekverkoopers der zeventien Nederlandsche Provintien, een tweedelige, met 86 prenten geïllustreerde pamflettenverzameling (het tweede deel is ondertekend: ‘Geschreven door eenen Hollandslievenden Lands-genoôt’ - Doel hoorde tot 1792 de jure bij het Noorden), waarin hij afzonderlijk verschenen vlugschriften van zijn hand weer opneemt, naast andere zoals Het gedrag van zyne K. en K. Majesteit Josephus den II, verdedigt voor de vierschaar der billykheid van de in Brugge ingeweken Noordnederlander B. Détert en een in 1717 tegen Nederland gedrukt pamflet, waarvan hij de oorsprong niet vermeldt. Van januari tot december 1789 geeft Spanoghe de Dagelyksche en algemeyne Europische Mercurius uit en van juli af ook de Franstalige tegenhanger ervan (Mercure général et journalier de l'Europe): in beide bladen verdedigde hij de beslissingen van het Oostenrijkse gezag en van de keizer en gispte hij geestelijken en patriotten. Die sparen hem dan ook niet: in december 1789 wordt zijn huis geplunderd en in brand gestoken en zijn drukkerij vernield.Ga naar eind18 Hijzelf wordt in 1790 gevangen genomen en bij de Cellebroeders te Tienen opgesloten. Spotliedjes en pamfletten verschijnen over hem: De dry Heintiens, een opgewonden en moeilijk te begrijpen vlugschrift waarvan de voetnoten soms meer plaats beslaan dan de eigenlijke tekst en dat door H. de Groote op goede gronden aan Vanden Elsken wordt toegeschreven, haalde Spanoghe fel over de hekel. Na de terugkeer van de Oostenrijkers zou Spanoghe in scherpe pamfletten wraak nemen en tegelijk de religieuze politiek van de keizer verdedigen. Ze verschenen in 1791 en 1792 bij de drukkers L. en Ph. Le Maire te Gent (o.m. Den herderlyken Brief, Den Paepe-winkel en een Boeren almanach met de pseudo-goedkeuring: Vidit Ernestus Keuremenne). Zijn driedelige Levens-beschryving der | |
[pagina 479]
| |
Nederlandsche ex-souveryne bloedhonden, en van des zelfs aenhang, of Verhael der vervolgingen, plunderingen, moorden en verder gruweldaeden, geduerende de eenjaerige heersching der Souveryne Roof-vogels, door de waere Heyntjes-kalanten, in de Oostenryksche Nederlanden, gepleegt; voorgestelt in 36 brieven, Door Fidelis Regtuyt (cfr. het pseudoniem van Vanden Elsken!) vormt een ‘chronique scandaleuse’ van de Brabantse Omwenteling en is een verzameling pamfletten, die van 24 december 1790 tot 6 februari 1792 apart verschenen als Brieven van eenen onzeydigen persoon, geschreven uyt Antwerpen... aen synen vrind tot Brussel. Ze vertellen over ‘onzen Monarch den grooten Leopold’, over de verfoeilijke monniken, over ‘madame Pineau’ en haar ‘boelen’ Van der Noot en Van Eupen. De bisschop leidt een liederlijk leven, moordt en steelt. Zijn secretaris wie ‘het vuer der onkuysheyd ter oogen’ uitschijnt, boeleert. Kanunnik Wouters uit de Gasthuisstraat is een dronkaard. Pater In 't Groenewout, Cannart (de dichter F.M. van Cannart d'Hamale) en anderen zijn geen haar beter. En zo gaat het maar voort: al zijn politieke vijanden schijnen hun beurt te krijgen. De tweede brief bevat een ongenietbaar liedje ‘dat de Heer Spanoghe in zyn gevangenis by de Cellebroeders gemaekt heeft, den 28 october laestleden’.Ga naar eind19 Herhaaldelijk ook reageert hij op den Waeren Brabander, een in pamfletstijl geschreven, door de al vermelde kapucijn J. Huyghe uitgegeven statistisch gezind blad, waarvan vijf nummers verschenen en dat, onder voorwendsel de godsdienst te verdedigen, vol staat met laster en onbewezen aantijgingen. Het succes ervan leidde tot een valse Waeren Brabander, opgesteld door een onbekende Noordnederlander.Ga naar eind20
Begin 1792 poogde Spanoghe nog een Wekelyks Boere Nieuws-blad uit te geven; slechts vier nummers verschenen. Eens te meer is het gericht tegen zijn oude vijanden: in het eerste nummer verzoekt hij ‘de welpeyzende en Keyzers-gezinde Buyten-lieden’ bij een drietal drukkers, in Gent, in Brugge en in Ieper, te komen berichten wat in hun parochie ‘betrekkelyk tot de zoo gezeyde patriotique zaeken’ is voorgevallen. De Gentse drukkers waren de al genoemde Louis en Philippe Le Maire - bij wie heel wat pamfletten van de persen kwamen en die volgens Vanderhaeghen ook het Nieuws-blad drukten -, de Brugse drukker was Frans van Hese. Deze laatste is de uitgever van de Legenda Aurea continens acta, gesta, et cabriola Leonis Belgici (1791), een anoniem, voor het grootste gedeelte in het Latijn opgesteld satirisch werk van zijn broer, priester Jan van Hese, die om zijn keizersgezindheid door de Brugse bisschop in 1789 was gesuspendeerd. Het geschrift, geïllustreerd met talrijke fragmenten van redevoeringen, pamfletten, herderlijke brieven, is duidelijk een wraakoefening: het steekt de draak met de houding van de bisschop en de Brugse (vooral hogere) clerus tijdens de Brabantse Omwenteling en verdedigt de godsdienstpolitiek van Jozef II. Samen hadden de beide broers al in december 1790 een Liedeken van de Vlaemsche Helden uitgegeven, een pamfletje dat de Gentse en Brugse leiders van de omwenteling hekelde en zeer keizersgezind eindigde met ‘Lange leve Leopoldus Groot’.
Te Gent werkt een vriendenkring van vrijzinnige keizersgezinden aan het opstellen en uitgeven van hekel- en vlugschriften tegen de Gentse geestelijken en patriotten: de artsen Bernard Coppens en Jan Baptist Vervier, de advocaten Karel Lodewijk Diericx en I. van Toers behoren daartoe. Raadsheer-pensionaris Diericx (1756-1823) is, volgens Goethals, de opsteller geweest van de Franse teksten. Hij | |
[pagina 480]
| |
moest tijdens de omwenteling naar Rijsel vluchten en bleef van daaruit felle pamfletten tegen de Statisten schrijven. Na de inval van de Fransen zou hij naar Duitsland uitwijken; pas in 1807 zou hij terugkeren. Vervier (1750-1817) is de auteur van de Nederlandstalige pamfletten en de illustrator van de publikaties van de Gentse groep. Al in 1783 schrijft hij in een huldedicht aan Jan Palfijn over Jozef II, ‘Wiêr Naam (so lang de zee word op en neer gedreven) / Wiêr wonderbaar beleit noit mensch vergeeten zal’. Hij stamt uit een oud Hugenotengeslacht, nam na het vroegtijdig overlijden van zijn vader dienst in het leger, studeerde vanaf 1770 geneeskunde te Leuven en vestigde zich - na opnieuw als hoofdgeneesheer in het Oostenrijkse leger te hebben gediend - te Gent. Hij zou, altijd volgens Goethals, meegewerkt hebben aan een Histoire politique de la Révolution flamande des années 1789 et 1790, par le marquis de Bruges, uitgegeven te Londen (?), en aan de door Diericx (samen met Coppens?) opgestelde tweedelige Livre Blanc ou la Révolution Gordune,Ga naar eind21 die te Rijsel in 1790 verscheen. Waarin die medewerking bestond, vernemen we niet. Zijn stadgenoot N. Cornelissen getuigde van hem dat hij nooit in het Frans schreef, wat ook door Goethals wordt bevestigd. De Livre Blanc is een anekdotisch verslag over de gebeurtenissen van 1789-1790, in antwoord op Den Zwarten ofte Grouwel Boeck en Le Livre noir van de Statisten. De tekst is doorspekt met Vlaamse versjes (van Vervier?) en draagt achteraan een ‘goedkeuring’ van ‘G.F. van de Velde, Bakker van style’. In 1791 verschijnt te Rijsel nog een Premier supplément du livre blanc: de documentatie is in het Nederlands, de commentaar in het Frans. Het bekendste, ook meest verspreide geschrift van Vervier en Diericx (als derde medewerker worden ook wel Coppens, Cannaert, Van Toers en zelfs Van Hese genoemd) is Dits die excellente Print-Cronike van Vlaenderen, Beginnende van Marten Bast eersten Forestier van de Republique dezer Provintie, ende behelzende alle de vroóme feyten die aldaer ende in de geuniëerde Provincien begaen zyn... Door Judocus Bottelgier, gepensionneerden Historie-schryver... Dit lijvige spotschrift, dat ‘Hantwerpen, op de Lombaerde-Veste in den witten Hasewint, by my Jan van Ghelen’ als plaats van uitgave vermeldt, maar te Gent in 1791 verscheen, meldt zich aan als een geschiedenis van de Brabantse Omwenteling (lopend van 13 november 1789 tot 3 mei 1791); in werkelijkheid is het eens te meer een in een onkiese en onbeheerste taal geschreven verzameling van alle mogelijke door de geestelijken of door het volk op aanstoken van de clerus gepleegde wandaden. De scatologische antiklerikale titelplaat maakte overigens de bedoeling al duidelijk genoeg. Het ‘Aen den Leser’ waarschuwt dan ook voor de reacties van de papen, die ‘willen doen verstaen, dat de Religie van Jesus-Christus bestaet in de Kloosters, in den Roosen-krans, den Scapulier, de Paesch-nagels, den heiligen Riem, het heilig Koordeken en de Broodjens van Sint Nicolaes van Tolentin, waer van nochtans, alsmede van andere soortgelijke beuzelaryen, onzen zaligmaker nooit het allerminste gewaeg heeft gemaekt, maer hy heeft integendeel op de kragtigste en uytdrukkelykste wyze aen gepredikt en bevoólen... de liefde tot zijnen evennaesten en de gehoorzaemheid aan zyne tydelyke overheid...’. De Print-Cronike bevat ook verzen: ô Patriot, ô dwaezen kwand,
wat kan een Mis voor 't Vaderland
| |
[pagina t.o. 480]
| |
15 18de-eeuws volkslied
| |
[pagina 481]
| |
en Hoe meer gezang, hoe meer geluyt,
Hoe meerder is des Paepen buyt.
en nog O Paepen duyvels ras;
gy die leeft als de zwynen
Ik bid God dat men U
zeer haest moog zien verdwynen.
Het is, noteert Elias, na meer dan tweehonderd jaar stilzwijgen, de wederopstanding van de Geus. Hoewel de Print-Cronike op 3 december 1791 door de Raad van Vlaanderen verboden werd, zou ze als Den grooten historischen Almanach voor 't schrikkel-jaer 1792 door een Keyzers-gezinden Vaderlander opnieuw verschijnen. Het ‘Aen den Leser’ was vervangen door een kalender. Vervier is nog de auteur van Den grooten en opregten Koningsbrief, een pamflet in proza en verzen, met spotprenten van zijn tegenstrevers, sommige door hemzelf gesneden. Geen verband met de omwenteling heeft Den Paralipomenon met zyne Prologe, een in gotische letters, zonder enige aanduiding van jaartal of uitgever gedrukt geschrift met een duistere inhoud, waarmee een Gents apotheker erg onheus geviseerd wordt. Samen met advocaat Hellebaut moet hij, bij wijze van grap, nog een ‘memorie’ opgesteld hebben ten voordele van een bij een wedstrijd van de Gentse academie niet bekroond beeldhouwer. Vervier hield overigens wel meer van grappen. Slachtoffer ervan was o.m. de bekende M. de Bast (1753-1825), van Franse afkomst, eerst leraar aan het Theresiaanse college te Gent, achteraf pastoor van de St.-Niklaaskerk, in 1804 kanunnik van Sint-Baafs, bekend als kanselredenaar en oudheidkundige. Zijn archeologische en historische studiën, in 1808 aan Napoleon opgedragen, in 1816 aan Willem I, verschenen in het Frans. Een reeks vastenpreken, Meditatien op den lydenden en stervenden Jesus, werden in 1804 te Gent gepubliceerd (een tweede druk in 1824 te Mechelen). Als statist - hij vertaalde het op 4 januari 1790 verschenen Manifest der Provincie Vlaanderen uit het Frans van C.J. de Grave - kreeg hij het in de Print-Cronike, in de titel waarvan hij reeds spottenderwijze genoemd wordt, erg te verduren. De Gentse universiteitsbibliotheek bewaart een pamflet tegen hem, Alle-kinderen-dag, of de vergetelingen en misnoegde van S. Niklaes met ryspap gepaeyt. Een door Vervier in de grond gestopte kruik werd door de geleerde man voor een Romeinse urne gehouden!
Over het pamflet tijdens de Franse tijd ontbreekt, op wat Elias ons daarover meedeelt na, praktisch ieder gegeven. De Brugse Jacobijnenclub - verscheidene rederijkers waren er lid van - verspreidt in 1792, naar het Franse origineel van de club van Doornik, De Thien Geboden van de Goede Reden: 1.
Met yver zult gy voorenstaen,
sonze vryheyd van stonden aen.
2.
Uyt alle boeken roeyt maer uyt,
het woort Edel, dat niets beduyt...
Elias schrijft dat bij het uitbreken van de Boerenkrijg ‘een vloed van plakkaten en seditieuze geschriften... over het Vlaamse land en meer bijzonder over Brabant | |
[pagina 482]
| |
[gaat]’, hij vermeldt voor Gent in 1800 een naamloos gedicht, Den Geest der Fransche Republyke, verbetert en vermeerdert. Uyt de vrye drukperse, dat de plunderzieke republikeinen aanvalt en de godsdienst verdedigt. Oproepen tot verzet schijnen geregeld te zijn verschenen, in 1804, 1805, in 1809. In Nederlandse vertaling circuleert in 1813 de brochure van Kotzebue, Algemene oproep tot de verdediging des vaderlands, op 13 juni 1813 vindt men aan de Brusselse St.-Goedelekerk aanplakbrieven aangebracht om het volk tot opstand aan te sporen, in Gent wordt op 27 november een oproep verspreid om het voorbeeld van de broeders uit het Noorden te volgen; ‘einde 1813 worden tal van echte en valse oproepen tot opstand over het land verspreid: van de Keizer van Oostenrijk en van de Tsaar van Rusland, van generaal Moreau en van de Koning van Pruisen; door de Engelsen langs de kust, door generaal von Bülow aan de Vlamingen en de Brabanders, terwijl ook de oproepen van de prins van Oranje in het Noorden verspreid, in Brabant en Vlaanderen circuleren’.Ga naar eind22 Schmook ten slotte vermeldt twee brochuurtjes uit 1814, Uytspraeken van den Antwerpschen Eyer-boer, Die Syne heldere Stem aen de Borgers der Stad laet hooren; als ook het genoegen dat hy toont, omdat de Franschen vertrokken zyn. T'Antwerpen, uyt de Drukkery der vrye Druk-pers. Te bekomen in alle de winkels op de Eyer-markt en Tweede deel der Uytspraeken..., waarin de gebeurtenissen op de Antwerpse Eiermarkt in april, mei en juni 1814 worden verhaald en de inhoud wordt meegedeeld van de opschriften en plakbrieven waarmee het beeldje van de ‘eierboer’ werd behangen. |
|