Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 6
(1975)–Jos Smeyers, H.J. Vieu-Kuik– Auteursrechtelijk beschermdD. AlmanakkenNaast en blijkbaar meer nog dan de religieuze en moraliserende werkjes en de volksboeken vormen de almanakken de lectuur voor de ‘geringe man’: de kleine burger, de ambachtsman, de boer. Voor velen onder hen hebben ze allicht de enige lectuur betekend. Er zijn dobbele almanakken, nieuwe, dobbele nieuwe, vermakelijke, oprechte, grote, curieuze, geografische, verkwikkende, eeuwigdurende, er zijn boerenalmanakken, hoveniersalmanakken en goochelaarsalmanakken. Er zijn zelfs tot in de 19de eeuw schapersalmanakken voor wie niet lezen kan. Het oervoorbeeld zou de Grand compost des Bergers kunnen zijn geweest, gedrukt te Parijs voor het jaar 1480. Vooral voor herders en landbouwers bedoeld, was hij oorspronkelijk niet meer dan een kalender, met de feestdagen, weersvoorspellingen (‘pronostieken’) en raadgevingen (voor wie niet of nauwelijks konden lezen, werden die gegevens met tekens aangeduid). Rabelais heeft dergelijke ‘pronostieken’ en ook almanakken gemaakt, en het is moeilijk na te gaan in hoeverre hij er zelf in geloofde (men zou zeggen dat ook Montaigne er geloof aan heeft gehecht). Zeer gezochte pronostieken waren die van Antonio Magino | |
[pagina 448]
| |
(1555-1617), professor in de wiskunde te Bologna, door de enen geprezen, door de anderen bespot. Dodoens, pater Croon, Van Roomen, rector van de universiteit te Leuven, hebben almanakken gemaakt; Dodoens o.a. de Almanak ende pronosticatie voor 1558, met de jaarmarkten, de standen van zon en maan, de getijden en de gunstige dagen voor aderlaten en purgeren. Van 1477 tot 1556 werkt een hele dynastie van ‘pronostiekers’, Jan, Gaspard I, Gaspard II en Alfons Laet van Borgloon, die zich meestal vrij vaag en voorzichtig uitdrukken. In de achttiende eeuw schijnt Gent op het terrein van de almanakken produktiever te zijn geweest dan Antwerpen, maar zeer lang waren ze een Antwerpse specialiteit. De eerste Nederlandse almanak werd er in 1491 gedrukt door Gerard Leeu. In 1560 verschijnt er Een Schoone ende wonderlycke pronosticatie van doctoor Ulenspieghels calculatie, een persiflage waarin het leven van de Leuvense studenten, van de Brugse meisjes en van de getrouwde mannen over heel het land wordt uitgebeeld. In de zeventiende eeuw sluiten de Antwerpse uitgevers een overeenkomst om de lonen te drukken van de ‘pronostiekers’, die gewoonlijk als de auteurs van de almanakken genoemd worden. Zijzelf heten zich geneesheer, mathematicus, astronoom, landmeter. Bekende namen zijn die van ‘Mr. Jan van Vlaenderen, vermaerden mathematicus’, en van Daniël Montanus. Deze laatste naam komt o.m. van 1775 tot 1841 voor op de Gentse Almanak van Milanen van J. Begyn, maar ook al op 17de-eeuwse almanakken (er waren in de 17de eeuw twee bekende geneesheren Montanus, vader en zoon: Robert van den Berghe, geboren te Diksmuide en er gestorven in 1650, en vooral Thomas van den Berghe, Diksmuide, 1617 - Brugge, 1685). ‘Meester Guilielmo Janssens Liefhebber der Mathematische Konsten’ laat zijn portret plaatsen op het titelblad van een door J.P. Robyns te Antwerpen uitgegeven Prognosticatie voor 1720. Voor de Nieuwen Almanak van J.P. Robyns voor 1721 schrijft J.Th. Roelants, de wiskundige op wie, zoals vermeld, Bouvaert kritiek had; de almanak, die verscheidene jaargangen beleeft, wordt voor 1721 Nieuwen Almanak van Roelands genoemd (in die voor 1726 en die voor 1732 wordt zijn naam Roelants gespeld). ‘Mr. Philips de Dijn Mathematicus’ werkt voor een Antwerpse almanak voor 1706 van H. Verdussen. Theodoor Calsmes, ‘Vermaerden Mathematicus van Vlaenderen’, is verantwoordelijk voor de Gentsche almanak voor 1777 van Petrus de Goesin. De almanakken heten soms ‘Nieuwjaersgift’: Minnelyke nieuwjaer gifte voor het schrikkeljaer MDCCLXXXIV, opgerekend op de 17 Provincien noemt J.B. Jorez van Brussel de almanak die hij voor 1784 drukt. Daarnaast zijn er ook ‘Nieuwjaersgiften’ die geen almanakken zijn: een voorbeeld hiervan is de te Brugge in 1788 op zestien bladzijden verschenen Kloecke Daeden bewezen in den nieuw-jaer-wensch, door de edelmoedigheyd der geslagten van den vleeschenambagte Der Stad Brugge, in dien glorieuzen veld slag tegen Philippus den IV. koning van vrankryk; midsgaeders Wie van de zelve Geslagten in het Magistraet dezer Stad gedient hebben, waarin (begrijpelijkerwijze!) de figuur van Breydel centraal staat en waarvan het historische gedeelte haast letterlijk teruggaat op de kroniek van Custis, maar dan ontdaan van de bekende, allicht in de ogen van de anonieme auteur te opruiende leuzen. Er zijn ook werkjes die alleen maar de benaming ‘almanak’ dragen om de lezer te lokken of te misleiden, - als een literair spel, als persiflage of als grap. Zo geeft de Antwerpenaar Johannes Godefridus de Roveroy in 1766 een Almanach voor heden en morgen van 308 bladzijden uit ‘door Petrus Croon Canonik Regulier | |
[pagina t.o. 448]
| |
12 K. Grimminck
13 J.F.(B.) de Jonghe
14 J.J. vanden Elsken
| |
[pagina 449]
| |
ende Religieus van S. Martens tot Loven’, die eigenlijk een herdruk is van Croons in 1665 verschenen moraliserende geschrift Almanach voor Heden en Morgen. Er is ook een ongedateerde Almanach voor heden en morgen... Nieuwjaer-gift... door P. Croon van Snoeck-Ducaju te Gent, met pronostieken als ‘De Maen zal wassen en krimpen, en nooit in den zelven staet blyven’, met moralisatie in rijm en onrijm, waarvan in 1827 nog een ‘zesden druk, ongewijzigd’ het licht ziet. De Mechelse apotheker J.B. Rymenans maakt in 1770 de Nieuwen Comptoir Plack-Almanach, die als een klucht bedoeld is, met vermelding van de kermisdagen als vastendagen enz. Hij wordt er om aangevallen door zijn stadgenoot, kanunnik G.D. de Azevedo, en verdedigt zich in Nieuw-Jaer-Gifte, zynde eene samenspraeke tusschen den Canoninck Pattot ende Broeder Gregorius over den nieuwen comptoir Plack-Almanack, waarop de Azevedo de Mechelsche Vastenavond vreught... in het licht zendt. Voor 1771 verschijnt zijn Nieuwen laggenden en leerenden Mechelschen almanach, vooral over de vrouwen, en daarnaast en ook het volgend jaar een ernstiger Comptoir Almanack; voor 1772 bovendien een Nieuwe jaersgift ofte het Mechels Heydendom à la Grecque, over de goden van de oude Mechelaren (op het einde van de Hollandse tijd zien we nog almanakken van hem verschijnen, tot zijn uitgever, C.J. Zech, moet vluchten om zijn anti-Hollandse intriges). Jean-François Verberght, professor aan de universiteit te Leuven (geb. 1678) maakt de Lovenschen sack Almanach voor 1765 en voor 1766, waarvan de voornaamste bedoeling schijnt te zijn zijn collega de Nélis, de latere bisschop van Antwerpen, aan te vallen, met wie hij een wetenschappelijke polemiek heeft gevoerd die hem slecht bekomen is. Een spotalmanak op de Brabantse Omwenteling is de Deftigen Antwerpschen bisschoppelyken almanach voor 1796...opgestelt voor de Choor-Diensten der stoel oft Hoofd-Kerke, Met vier samenspraeken tusschen de Beggyntjens Bello en Cato, en den Naem-Lyst der Eerweerdige Veldpriesters van 't jaer 1790. Zeer profytig voor de Lief-hebbers der Heylige Nederlansche Omwentelinge; hij heet uitgegeven te zijn in ‘de Bisschopelyke Drukkerye’ te Antwerpen. Als een uiting van erg late rancune wordt bisschop de Nélis erin gehekeld en wordt documentatie bezorgd over de rol van de geestelijkheid bij de recrutering van vrijwilligers. Er bleven veel met wit doorschoten almanakken bewaard die blijkbaar als dagboek gediend hebben, met aantekeningen als ‘den i 9bre 1777 is met Therese de keucken maerte effen gerekent over uyt geef, verschot aen de koecken, bussen (voor de armen) etc.’ in een Gentse almanak van dat jaar. Jan Meyer geeft onder meer voor 1767-1768 te Gent een Practizyns dagwyser uit, ‘waer in ider zyne dagelyksche Bezigheden kan aenteekenen... zeer dienstig voor alle Kooplieden, Rentiers, Makelaers, Boekhauders, en andere’, met een lijst van belangrijke officiële adressen. Hij verschijnt nog enkele jaren na 1830. J. Begyn geeft voor 1801-1802 een Gemakkelyken kooplieden-hand- en zak-boek uit, Bogaert-De Clercq nog in 1820 een Nuttigen kooplieden en practicyns almanach. Veel aandacht wordt besteed aan de adressen van allerlei ambtenaren, aan aankomst en vertrek van diligenties en buurtschepen, aan jaarmarkten. De verstrekte informatie beperkt zich meestal tot de eigen stad en haar omgeving (een uitzondering lijkt de Almanach ofte oprechten Hongarischen hemelmeter (1720-1730) ... op den Meridiaen van Mechelen ende Ghendt Ende oock...soo van Brabandt Als van Vlaenderen van de Wed. Gymnicus ‘op 't Stadt-huys in den H. Geest’ te Antwerpen). Vooral in de tweede helft van de 18de eeuw komen daar liedjes, kluchten, anekdotes bij, en historische overzichten, - waardoor de almanakken | |
[pagina 450]
| |
enigszins de rol spelen van de latere dagbladen. Abraham Verhoeven, wel eens de eerste courantier van Europa genoemd, heeft er dan ook uitgegeven. In een Antwerpse almanak voor 1747 lezen we in een ‘Beschryvinge van eenige der principaelste Wonderheden van de Werelt’: ‘Den Toren van onse Lieve vrouwe Kercke tot Antwerpen heeft dry-en dertigh Klocken, waer van de Grootste den naem heeft van Keyser Carolus den vyfden: men hoortse vier uren verre.’ De Grooten Brusselschen Almanach voor het jaer 1779, die veertig jaargangen blijkt te beleven, bevat o.a. een ‘Klugtig Verhael-Digt van alle 't gene men roept, zingt en schreewt soo op de Merkten, als andere straten van Brussel’, dat uit het begin van de 17de eeuw zou dateren en, zoals vermeld, ook door de Brusselse uitgever J. Ermens wordt herdrukt. In de Lovensche spook almanach voor 1794 vinden we gedichten: Maer gy wel gekeelde mannen,
Minnaers van de volle kannen,
Voor u is 't dat myn gedicht
Is gekomen in het licht.
In die voor 1792, gedrukt onder de Oostenrijkse Restauratie, berijmde bespiegelingen als De welvaert van het volk en land,
Hangt aen een wys en deugdig hoofd.
't Verderf loopt voort van hand tot hand
Als 't hoofd is van 't verstand beroofd.
en kluchten, bv.: Zekeren Klopschenius Vander Klunten, Boeren Jongen, woonagtig tot Deuren, heeft (zyne Moeder in 't kinder-bedde, ende den Vader in het Kraem zynde) heymelyk eene van hunne Koeyen uyt den stal gehaelt, om de zelve op de kruk, gelyk eenen Vogel, te leeren vliegen, maer den draed, daer dit Beestjen mede vast gebonden was aen de kruk, is door het geweldig vliegen in stukken gebroken; welk onverwagt ongeluk toegeschreven word, om dat dezen Jongen den draed al te lang genomen had, als ook om dat deze Koey noyt te vooren op eene kruk gezeten had, de welke waerschynelyk zal gepeyst hebben: Ongebonden het beste: eventwel zy is met weg te vliegen het ontsnapt. De ouders, ‘niet weynig bedroeft om het verlies van deze beest’, adverteren: Die de zelve zal weten aen te wyzen op wat boom zy is zittende, ofte waer naer toe de zelve gevlogen is, dat zy behoorelyk zullen geloont worden van het naeste maegschap dezer Beeste, de welke redelyk groot is, geheel zwart van couleur, hebbende maer twee horens, en eenen steert. Zy is weynig van spreeken, en verstaet ook niet anders als haer Moederlyke Tael. Er zijn kluchten die ons iets te leren hebben over de geestesgesteldheid van de Vlaamse boer en burger. De stadsbibliotheek te Antwerpen bezit een blijkbaar onuitgegeven manuscript: Eerlyck tydt
verdryf om den
geest te verquicken
Ridendo dicere verum
quis vetat?
dienende om allen
vuylen en achterclap
| |
[pagina 451]
| |
te vermyden in de
compagnie, ende
het verstandt te
scherpen.
by een geraept door
Christen drij boere
1775
Tom. ii.
Het behoort helemaal tot de categorie van de almanakken. Op blz. 7 lezen we: qualyck verstaen
doet qualyck antwoorden.
eenen vlaemschen boer die geen fransch noch waelsch en verstont, synde op de merckt om syn coeij te vercoopen, soo quam daer eenen wael die geen vlaemsch en conde, om die coey te coopen. Den wael vroeg, combien cet vache? den boer seyde: wat segt gy daer, dat myn coeij cromme beenen heeft? gy liegter aen. den wael meynende dat den boer door die woorden syne coeije ten prijse gesteld hadde; antwoordde: c'est trop, c'est trop. Sit gy er eens op, sprack den boer, ick jerre er u van boven aff. Daer was een groot gelach op de merckt, tot dat ten lesten eenen taelman quamp die hun beyde accordeerde. boeren laet u kinders fransch leeren, oft voor eenen tydt in 't waelequartier dienen, soo en sullen sij geen confusie lyden. Of we lezen de ‘Historie van een jonge dochter, onlanst voor gevallen tot Zotteghem den 6. Mey, zekere Joffrouw... maekte in haer Bedde zoo drommels gedruys, om dat haer een vloy onder d'oxel stak, die sy ten lesten kreeg, en riep: O Schelm! nu zult gij mij betaelen; ik zal u levendig als eene Paeling het vel afhaelen en uw werpen in mijnen Pis-pot...’ en hoe de vlo zich wreekt. Liedjes worden vaak uit de populaire zangspelen geput. De gebroeders Gimblet te Gent geven voor 1784 een Almanach nouveau... Nieuwen Twee-taeligen Sang-almanach uit. In 1780 of iets later hadden zij een Premier recueil d'arietes, Eerste versaemeling van Fransche en Neder-Duytsche Arias, duos en trios Getrokken uit Verscheyde operas zooals de zelve verthoond worden op den Schouwburg van Gend & c. laten verschijnen, met een beschrijving van de schouwburg van Vitzthumb. Alle liedjes worden in het Frans en in het Nederlands opgenomen, onder meer een ‘Sang uyt de Hol-Blokken’. Te Brussel verschijnt voor 1801 Den Nieuwen Brusselschen Liedekens Almanach, of den Bly-geestigen Sang-Meester, en voor 1802 Het tweede deel daarvan. De Nieuwen zang-almanach, voor 't jaer 1810 door J. Sadones, componist tot Geeraedsbergen van Snoeck-Ducaju (prijs: 6 oorden) bevat liedjes van de populaire 18de-eeuwse liedjeszanger en ook een kluchtig vers over de klinkers en medeklinkers in onze taal, zogezegd volgens Des Roches. De meest gevarieerde onderwerpen komen aan bod. De al genoemde Mechelse rederijker J.B. Joffroy, die de Mechelse almanach voor het jaer 1726 en volgende jaren maakt, wil met een alfabet van dertig letters de spelling hervormen in een ‘Korte aenwysing tot eene prompte Letter- ofte spelkonst, med de welcke men alle taelen besceedelyk zal konnen schryven, ofte spellen; het gene voor deezen onmogelyk is geweest’; hij begint aan een woordenboek. Bij J. van Praet te Brugge verschijnt voor 1787 een 184 bladzijden tellende Almanach der Nederlandsche Taele... inhoudende des zelfs Letter-greep, Schryf- en Uytspraekkonste, voor een Nieuw jaer opgedraegen aen alle Leerzugtige en Woordgrondige Liefhebbers der zelve Taele, als ook de noodige onderwyzinge om volkomentlyk te | |
[pagina 452]
| |
leeren Lezen, met Lees-teekenen daer toe dienende; mitsgaeders de opregte handelinge der Penne, om op korten tyd volmaektelyk te leeren schryven; waer by nog gevoegt is eenen eeuwigduerenden Almanach. Den Grooten Ghendschen comptoir-almanach - voor 1685 uitgegeven ‘door d'Hoire van Maximiliaen Graet’, later door Petrus de Goesin en anderen -, die behoort tot de almanakken die vaak bewaard bleven in lederen banden met goudstempel en door stadsregeringen aan voorname ambtenaren en andere personaliteiten ten geschenke werden gegeven, bevat voor 1736 een ‘naukeurige en vermakelyke Beschryvinge van de zyworms en van de spinnekoppen’. Te Gent verschijnt bij ‘G. Philippe Gimblet en gebroeders’ van de hand van ‘verscheyde Liefhebbers der Schilderkonst’ een Nieuwen almanach der konst-schilders, vernissers, vergulders en marmelaers voor 1777 met als eerste deel van 298 bladzijden een uiterst interessante gedetailleerde ‘Inleydinge tot de Praktyk der Schilderkonst’ de adressen van de ‘Koninglyke Academien der Teeken, Schilder- en Bouw-konst van Vlaenderen en Brabant’ en hun personeel, van de ‘Konst-Schilders’, van de ‘Cabinetten en Koopmans in schilderyen’, en een tweede deel van 420 bladzijden met 254 ‘Levens-Beschryvingen der vermaerdsten Konst-Schilders van Vlaenderen en Brabant’, ‘Geheymen en remediën tegen de Ziekten der Schilders’, een overzicht van de ‘gevoelens’ over de schilderkunst en de ‘verscheyde Goesten der Natien’, ten slotte een uitvoerige inhoudstafel en een personenregister. De eigenlijke kalender, met de vastendagen, bevat slechts 18 bladzijden: hij leert ons dat er ‘naer de Scheppinge der Wereld’ 5726 jaar verliepen. Hij wordt gedeeltelijk herdrukt in 1788 als Nieuwen verlichter der konstschilders, vernissers, vergulders en marmelaers (272 bladzijden). De Nieuwen Almanach voor 1818 van F.J. Bogaert-De Clercq, gecalculeerd door den Astrologant M. Mattheys Langsbergs, bevat naast ‘Manieren tot het kweeken van Aerd-appelen’, een ‘Kronyk... sedert de maend September 1816’ en een aantal liedjes, ‘Bemerkingen op de duerzaemheyd van 's Menschen-leven’: ‘Het getal der inwoonders van een land ofte stad is schier alle 30 jaeren vernieuwd. In de steden sterven d'helft der kinderen onder de drie jaeren, en op het land maer van 20 tot 30 jaeren. Van 100 geborene sterven er 50 voor hun 10e jaer, 20 tusschen 10 en 20, 10 tusschen 20 en 30, 6 tusschen 30 en 40, 5 tusschen 40 en 50, en 3 tusschen 50 en 60. Zes alleen overleven de 60 jaeren.’ Via de almanakken vindt het genre van de kronieken en de stads- en landsbeschrijvingen ook zijn lezers bij de gewone volksmens. Den clynen Almanach die door de Antwerpse drukker M. Verdussen wordt verkocht, bevat behalve de gewone rubrieken - kalender, jaarmarkten, ‘vacatien van den Rade van Brabandt’, raadsels, kluchten - ook beschrijvingen van Nederlandse en vreemde steden, Leuven, Mechelen, Brussel, Jeruzalem, Tunis, Algiers, Tripoli, een uiteenzetting over de vruchtbaarheid van Egypte dank zij de Nijl, het verhaal van de ontdekking van Amerika... In iedere jaargang ervan vindt men tevens een kroniek: een ‘Chronyck van Brabandt, Besonderlijck nochtans van Antwerpen’, een ‘chronycke’ aanvangend bij de geboorte van Christus, en zo meer. Gewoonlijk worden die geschiedkundige relazen op de titelpagina's uitvoerig aangekondigd. Zo biedt de Grooten Brusselschen Almanak voor het Jaer 1791 zijn lezers een verhaal van de ‘gedenkweerdigste geschiedenissen, soo binnen Vlaenderen, als in de naburige Provincien ten tyde van de graeven deser Nederlanden voorgevallen in 't jaer 1479’. De Almanach ofte oprechten Nederlandschen Hemel-meter voor 1779, gecalculeerd op den Meridiaen van Gend door Mr. Daniel Montanus voor Judocus Begyn, bevat ‘heylzaeme ontdekkingen, en historische merkweirdighe- | |
[pagina 453]
| |
den, alsmede het Vervolg van het Kabinet der gedenkweirdigste Geschiedenissen... Als ook het vervolg van de Gendsche Geschiedenis ofte Chronyke van de Beeldstormerye’ (in die voor 1794 komt, naast onderrichtingen ‘Vervattende de Middelen om de zak-Horlogien wel te bestieren’, een uiteenzetting voor over ‘Den koophandel der zwarte slaeven, welkers handel door de Engelsche Natie, uyt Menschlievendheyd, geheel staet afgeschaft te worden’). Een almanak voor 1781 van J.B. Vander Haert te Leuven verhaalt o.m. ‘d'Opkomst der ketteryen en beroerten in Nederland, hoe en door wie de Nederlanden eerst tot het Katholyk geloof bekeert zyn’. ‘Houd dese Historie wel in weerde,’ wordt daaraan toegevoegd, ‘om datse met'er tyd sal compleet worden. Sou iemand dese Historie willen hebben van het beginsel af, kan zich adresseren by den Drukker deser.’ In een Antwerpse almanak voor 1709 van drukker Johannes van Soest, waarvan ‘Mr. Lucas van Brugghe’ de auteur genoemd wordt, staat vermeld dat ‘in 't jaer 30 ... Abel geboren [wiert] wesende eenen schaepherder’, maar daarnaast wordt de slag bij Kortrijk gememoreerd: ‘In 1131 [sic] wiert gheslaghen den slagh by Cortryk in Vlaenderen daer 20 000 Franschen doodt bleven, twee Coninghen en 1500 Ridders ende verkregen seven duysent vergulde sporen.’ Op een veel merkwaardiger manier krijgt de Guldensporenslag reliëf in de Kortrykschen Almanak voor 1783, uitgegeven door Jan Blanchet. Het ‘Tot den lezer’ eruit, ondertekend door (de duidelijk fictieve naam) Daniel Montanus, begint met een aanval op hen die hun moedertaal verstoten: ...dat van onze Landsgenooten
Zoo veel hun eygen tael verstooten,
Al of het vlaemsch niet weerdig was,
Dat een verstandig man het las,
Dunkt in 't g'heel begekkensweerdig:
Al ander Landaert is hooveerdig
En heeft behaegen in syn spraek;
Met ons het is een ander zaek,
Wy zyn als bed'laers die de spaend'ren
Opraepen van de tael van Vlaend'ren
Met weynig agting voor den boom,
En vreemde melk is by ons room...
Tegelijk is het een oproep om Vlaamse almanakken te kopen: ...'t waer veel beter dat elk zogte
Syn eygen tael, en Almanaks kogte,
Die hy heel grondig wel verstaet,
Het waer syn voordeel en myn baet:
Een vremde tael, hoe groot in luyster
Die wezen mag, is altyt duyster
om 't merg der reden te verstaen.
De auteur somt dan alles op wat in zijn almanakje te vinden zal zijn; daaronder ook Hoe dat voorheên de snelle, vlugge
En noytvermoeyde Faem dees Stad
Heeft hoog geroemd, en waerom dat
Men haer het Graf des Eêldoms noemde...
Zeer gevat tekent G. Schmook aan hoe taal en Guldensporenslag hier in één verband verschijnen. Het is bovendien opvallend dat van al de geschiedkundige | |
[pagina 454]
| |
gebeurtenissen die achteraf vermeld worden in de in de almanak opgenomen kroniek, juist en uitsluitend 1302 aangekondigd wordt. Over de Groeningeslag vinden we in deze kroniek onder het jaartal 1301 (een drukfout?) ongeveer dezelfde tekst als in de vroeger besproken beschryvinge der Stadt Cortryck van drukker Moreel. Enkele treffende details zijn ingelast en aan het slot werd bijgevoegd: (vele edelen sneuvelden) ‘waerom Kortryk het kerkhof der Franschen, en den Slag der Gulde Spooren word genaemd’. Dergelijke kronieken en geschiedkundige overzichten gaan vaak terug op oudere handschriften, waaruit men ofwel zonder meer overneemt of die men bewerkt, zoals De Jonghe doet voor een Gentse almanak. Dikwijls ook drukt men uit vroegere almanakken opnieuw over. Soms leveren historici bijdragen, zoals de al genoemde Gerard Dominicus de Azevedo (Mechelen, 1712-1782), die o.a. van 1747 tot 1773 aan de Leuvense almanak van drukker Johan Jacobs meewerkt.Ga naar eind7 In de Kortrijkse almanakken, nog altijd opgesteld ‘door Mr. D. Montanus’, zal de garenfabrikant en damastwever J. Goethals-Vercruysse (1759-1838) na 1800 tot 1814 de historische beschouwingen publiceren die hij in 1814-1815 bundelt en waarmee hij o.m. de bedoeling heeft de in die tijd uitsluitend op Franse bronnen steunende geschiedschrijving over de Slag van de Gulden Sporen te rectificeren. Hij reist ervoor naar buitenlandse archieven en verricht opmetingen op het slagveld. Hij laat een onuitgegeven kroniek van Kortrijk en West- en Frans-Vlaanderen na in 103 delen en een bibliotheek met 12 000 boeken, waaronder 300 handschriften. Op een van deze manuscripten gaat Moreels beschryvinge en de tekst over de Guldensporenslag van de almanak voor 1783 terug. Zou het kunnen dat Goethals de (nog jonge) auteur is van de aangehaalde verzen? Vele almanakken geven ook een ‘chronyk’ van het voorbije jaar: de clynen Almanach van Verdussen bv. doet dat zeer regelmatig. ‘Gedrukt in de Maen met goedkeuring’ verschijnt voor 1790 een Nieuwen patriotischen almanach met een verslag over de gebeurtenissen te Turnhout, Gent en Brugge. Een Lierse almanak van J.H. Le Tellier voor 1791 bevat een ‘Relaes van het byzonderste dat'er doôr de Patriotten sedert hun eerste begin is uytgewerkt, zoo in de veroveringen der Steden als anderzints’. De Nieuwen Antwerpschen comptoir almanach van B. Carstiaensen voor 1794 bevat ‘eene beschryvinge van 't gene er al voor gevallen is sedert den 18. November 1793, als wanneer de Franschen zyn binnen Antwerpen gekomen’, met de ‘moord van Lodewyk den XVI’, ‘de Ratificatie van zyne Majesteit den Keyzer en Koninck over het herstellen van de Privilegien en constitutien der Nederlanden’, niet zonder belang voor de lokale geschiedenis. Zonder naam van uitgever verschijnt voor 1796, waarschijnlijk te Brugge, een Almanach van de guillotine met de namen van 297 terechtgestelden. De in almanakken verschijnende kronieken worden wel eens achteraf door de drukker gebundeld; soms geeft hij onverkocht gebleven almanakken zelfs zonder meer onder één band als ‘kroniek’ uit. Van Remy Wauters, gezegd Remmerus Valerius, pastoor te Muizen (1607-1687), die een tractaat naliet over het maken van zonnewijzers, verschijnen te Mechelen sinds 1675 almanakken met telkens een stedelijke kroniek, die later afzonderlijk gebundeld wordt, ‘vermeerdert met een kort verhaal van het Leven en schriften van den Auteur’, en na zijn dood wordt voortgezet. De voor de Mechelse almanach van Joffroy geschreven kroniek verschijnt ook afzonderlijk als Verhaling ofte Historie der Provintie van Mechelen. De Chronycke van de principaelste geschiedenisse, die Verdussen te Antwerpen in 1753 uitgeeft, is niets anders dan de samenbundeling van almanakken, | |
[pagina 455]
| |
lopend van 1720 tot 1753, met daartussen hiaten, waarschijnlijk van uitverkochte jaargangen. Zulke samenvoeging blijkt ook de Chronycke ofte beschryvinge van de stadt Antwerpen te zijn, door drukker De Roveroy uitgegeven in 1752 en bestaande uit vijf niet gepagineerde deeltjes van klein formaat, die telkens ingeleid zijn door een nieuwjaarswens (in 1775 geeft hij ze opnieuw uit, met een ‘supplement’ tot op die datum, maar zonder het vijfde deeltje). Deze deeltjes zijn door geen vaste lijn verbonden; zelfs in de afzonderlijke deeltjes ontbreekt soms de samenhang. De eerste drie verhalen achtereenvolgens de opkomst van het christendom, de ‘blyde Incomsten der Nederlantsche Hertogen, en Nederlantsche Gouverneurs’, de oprichting van de Oostendse Compagnie in 1723; het vierde en vijfde deeltje behandelen de godsdienstberoerten en de beeldenstorm (steeds hetzelfde onderwerp!) ‘door het geheel Nederlant’. Dit ‘geheel Nederlant’ omvat voor de opsteller het gebied van de zeventien provinciën: even getrouw beschrijft hij de beeldenstorm in Noord- als in Zuidnederlandse steden, waarbij die door elkaar worden genoemd. Mooi getuigenis van de Grootnederlandse opvatting van deze ‘chronykschryver’, die reeds op één van de eerste bladzijden Antwerpen ‘eene van de 17. Provincien van Nederlandt’ had genoemd, is het slot van het vijfde deeltje. De lezer heeft nu, besluit hij, een overzicht van wat geschied is in Nederlandt, een van de Catholyckste en bloyende Landen die oyt (sonder te kort te spreken aen andere ghewesten) de Sonne in de geheele Weireldt bestraelde. Nederlandt eertyts de Schole van alle wetenschappen en Konsten, den Spiegel van alle Godtvruchtigheyt... O Nederlant! die ick met recht magh segghen gheweest te syn de Peirle van gheheel Europa... [hoe heeft men] uwe kostelijckheyt, luyster, ende onvergelycke schoonigheyt geschonden ende verdorven! ...Maer nu geluckigh Nederlandt in die tyden bestiert ende herstelt van Syne... Majesteyt Philippus den II... [en in het ware geloof bevestigd.] Maer wanneer sal dien dagh eens komen, dat uwe ongestadighe, verbliende, en ongeluckige Suster, af gheruckt van u door geweldt, (ick segghe Hollandt met de aengrensende Landen) dit gheluck eens mogen genieten?... [Dat God ook op haar Zijn genadige ogen sla] op dat wy mochten leven niet alleen vereenight van herten door den borgelycken handel, maer aldermeest door de waere Catholycke Religie in de welcke onse godtvruchtige voor-Ouders op den tydt van soo menighe honderde jaeren syn saligh geworden. Ook bij het doorlezen van de jaargangen van Den Grooten Ghendschen comptoiralmanach, die o.m. voor 1755 een ‘Vervolg van den tegenwoordigen staet van de republyke der vereenigde Nederlanden’ bezorgt en voor 1768 een ‘Vervolg van de beschryving der Stad Amsterdam’ - naar de taal te oordelen van een Zuidnederlands auteur -, wordt men getroffen door dit nog steeds aanwezige besef van algemeen-Nederlandse samenhorigheid. Het is overigens opmerkelijk hoe vaak Noord-Nederland in de in de almanakken verschijnende historische overzichten betrokken wordt. Voor een gedeelte kan dat wel verklaard worden door de oude bronnen waaruit wordt geput. Werd er ook aan verspreiding in het Noorden gedacht, misschien in Zeeland en Noord-Brabant? De comptoir-almanach voor 1685 is ‘gecalculeert op den Meridiaen der 17 Nederlandtsche Provintien’. ‘Gecalculeert op de 17 provintien’ zijn de Almanach ofte oprechten Antwerpschen hemel-meter voor 1737 van A. Verdussen, Den oprechten Vlaemschen almanach voor 1754 van de Gentenaar Jan Meyer, die voor 1794 van de wed. Goesin. De Antwerpse Prognosticatie voor 1720 van drukker Robyns is ‘seer correctelijck gecalculeert op den Meridiaen van Antwerpen ende Nederlantse Provincien’. ‘Jan van Vlaenderen’ schrijft voor een Antwerpse almanak van Verdussen voor 1702, | |
[pagina 456]
| |
‘Ghecalculeert op de 17. Provincien’, een ‘chronycke van wat is gheschiet in dese Nederlanden’. De Oudenaardse almanak van F.J. Vereecken van 1782, de Lierse almanak voor 1791 van Le Tellier, de Antwerpse almanak van A.A. Bruers voor 1796 zijn bestemd voor of ‘gecalculeert op’ de 17 provinciën. De Lovensche spook almanach voor 1794 wordt opgesteld door een ‘wyd-vermaerden Planeetlezer der 17 Provintien’. Ook een paar Franstalige Brusselse almanakken dragen in hun titel de aanduiding: ‘Calculées à l'usage des dix-sept provinces’. Sommige drukkers geven in hun almanakken lijsten van de bij hen verkrijgbare boeken. Een systematisch onderzoek ervan - zoals dat voor de veilingscatalogi al min of meer gebeurde - zou ons nog heel wat kunnen leren over de lectuur en de lectuurspreiding in de 18de-eeuwse Zuidelijke Nederlanden. Op een dergelijke lijst in de almanak voor 1742 van J.J. Meyer komen Ogier voor en ‘alderhande Treur-spelen, comedien en Kluchten’, rekenboekjes en godsdienstige lectuur. De Brugse almanak voor 1765 van Andreas Wydts en zoon vermeldt een vijftigtal ‘Chirurgie- en Medicine-boecken’, Gerard van Loons aloude Hollandsche historien, Sibilla Marian over insecten, een Versaemelinge der voornaemste Zee en Landreysen (8 dln), de chronyke van Vlaenderen, Kemphers Beschryvinge van Japan, Alle de Wercken van G. Brands (G. Brandt?) en van P. Verhoek, Vignola's Regel van de vyf orders der Architectuur, Alle de wercken van Cornelis Tacitus door Hooft, Den Nederlandschen Hovenier, woordenboeken en spraakkunsten. De Antwerpenaar P.J. Parys noemt in zijn almanak voor 1773 een bijbel, Legenden der Heyligen, Herbarius of Kruytboek, Le Roy's Werelds Tonneel der Nederlanden, Cats, Vondel, Krul, de Cyffer Konst van Bartjens, 25 delen van Abraham a S. Clara, vele delen van de vertaalde Sermoonen van ‘Chevassu Pastor van S. Claude’, L. de Meyer, Nanin, het Masker van de wereld, Navolging christi, woordenboeken, boeken over geneeskunde, anonieme kluchten en spelen. Wij zullen zulke lijsten nog vinden in de almanakken van A.J. Thys van 1829 en 1831 (Navolging Christi, Poirters, godsdienstige lectuur en de oude ‘blauwboeken’ of volksromans). Franstalige almanakken behoren veeleer tot de uitzonderingen. De Brusselse drukker Jorez geeft zijn ‘nieuwjaer gifte’ in het Frans uit als Etrennes mignonnes. Er verschijnt te Gent bij C.J. Fernand Pour l'An de Grace 1782 een Nouvel almanach des jeux, over kaartspelen en dergelijke (de witte bladen waarmee het door ons onderzochte exemplaar doorschoten is, dragen alleen Nederlandse aantekeningen), bij Veuve Somers voor 1790 Un peu de tout ou almanach chantant. Onder de Franse Overheersing zijn er enkele meer: bv. een Almanach du département des Deux-Nèthes te Antwerpen in 1806 en, door de zorgen van J. Ferrary, ‘receveur’ van het kanton Evergem bij Gent, voor 1805 een Petit Almanach de la Grande ville de Gand; van dezelfde Ferrary verschijnt bij A.B. Steven voor 1809 een Petit almanach sans prétention, dédié aux jolies femmes, met romances, historische anekdotes en een merkwaardige, zes bladzijden beslaande lijst van ‘flandricismen’. Maar ook dan blijven de oude almanakken verder verschijnen en zien nieuwe Nederlandstalige, soms tweetalige, het licht. Den Grooten Ghendschen comptoir-almanach past zich aan de nieuwe tijdrekening aan en vermeldt dat hij bestemd is voor het jaer VII der Fransche republieke, overeenkomende met ... de jaeren 1798 en 1799. In 1801 vinden we er de gewone adressen in, ‘als ook het vervolg der Kronyk ofte Jaer-boeken van Vlaenderen’ en een ‘Beschryvinge van de Fransche Republieke’ - gouvernement en rechtswezen -, in 1803 de organieke wet van ‘18 germinal jaer X, en verscheyde andere curieuse Stuks’. Ver- | |
[pagina 457]
| |
schillende almanakken vermelden de reductie van ‘Vlaemsch courant geld in Fransch’ en omgekeerd. Een Almanach (van zestien bladzijden) voor het jaer 1794 waer by gevoegt is den almanach voor het tweede jaer der Fransche republique, zeer dienstig voor Kooplieden, Reyzigers, enz. begint met een ‘Decreet rakende de tyd-rekening der Fransche’ en bevat verder alleen een kalender. Hetzelfde decreet staat in de Republikaenschen almanach voor 1793-1794, die geen adres draagt. Ook een Nieuwen Mechelschen Almanach voor het VIIde jaer der Fransche Republique verschijnt zonder adres. De Nieuwen Almanach voor het Schrikkel-jaer zeven en het begin van het jaer acht der Fransche republiek vermeldt ook de gewone tijdrekening en de ‘Feestdagen ten dienste der Katholyke’. F.J. Vereecken te Oudenaarde geeft voor 1796 een almanak uit ‘Waer nevens gevoegt is de Nieuwe Republicaensche Tyd-Rekening... overzien en goedgekeurd door den Eerweerden heer de Grave, Kanonig en Cantor der Kathedrale Kerke van St Baefs, en d'heer Maroux d'Opbroekel, beyde Boekkeurders, door Mr. Tyd-wyzer’. Er zijn verschillende drukken van een Eeuwig-duerenden almanach voor de Fransche republique en veroverde landen (Gent, J.F. vander Schueren). De Antwerpenaar Carstiaensen drukt voor 1795 een zeer beknopte tweetalige almanak met nauwelijks meer dan de adressen van de municipaliteit. Den nieuwen Brugschen Quibus, of sot-wysen Almanach, seer vermaekelyk voor de Liefhebbers der Vroyelykheden en Snaekerye (Brugge, 1799) bevat ‘voorseggingen, diversche nieuwe liedekens, spreek-woorden en quink-slagen’. Den allervrolyksten almanach van Cies Codde voor 1808 verschijnt zogezegd ‘Tot Amsteldam En men vind-ze te koopen, tot Gend, by Charles de Goesin-Disbecq’ (dat Amsterdam is wel fictief, naar de inhoud en de taal te oordelen). Voor 1809 geeft C.J. Fernand een almanak voor 't Bisdom van Gend in de departementen der Schelde en Leye uit (met de regels van het kaartspel). Voor 1812 verschijnt te Brugge nog een Almanach van het departement der Leye met officiële adressen, te Diksmuide ten slotte voor 1816 een almanak met het verhaal van de ‘veldslag Schoone Alliantie’. Mogen we het als een ‘teken des tijds’ aanzien dat omstreeks de eeuwwisseling waarschijnlijk voor het eerst almanakken apart voor de jeugd opduiken? ‘Voor 't jaer 1799, en voor 't jaer VII der Republique, Dienende voor Presentjes der Kinderen, en voor de opgroeyende Jeugd van beyde geslachten’ verschijnt een Nieuwen aengenaemen en nuttigen St. Niclaes Almanach met als plaats van uitgave Maastricht, maer ‘Men vind se te koopen tot Gend, by Ph. en P. Gimblet, Gebroeders’. Hij bevat stukken ontleend aan een Vaderlandsch A-B-boek voor de Nederlandsche Jeugd (Amsterdam, 1781) en bij een plaatje vinden we deze merkwaardige verzen: Den sorgvuldigen Vader spreekt aen syn lief Kind.
Nederland is uw Vaderland, veylig woont gy daer in,
Als gy groot zyt, hebt gy daer ook uw Huys-gezin.
Bij C.J. Fernand te Gent ziet in 1809 een Present almanak voor kinderen het licht, met vertellingen als ‘de schoone slaepende in den bosch’. Onder de medewerkers aan de almanakken horen bekende namen. We noemden Rymenans, De Jonghe. Van Godfried Bouvaert verschijnen na zijn dood gedichten in Antwerpse almanakken (van 1773 tot 1778). Pater Jozef Verhegghen werkt o.m. mee aan de Gendschen Almanak voor 1791. Van de Antwerpenaar J.A.F. Pauwels werden een aantal moraliserende werken die hij als ‘Nieuwjaersgifte’ bezorgde, en de in 1802 verschenen wonderbaeren, doch waeragtigen Al- | |
[pagina 458]
| |
man-ach vermeld. De dichter S.M. Coninckx laat van 1812 tot 1816 in de St. Truydensche Almannak van drukker Smits verzen verschijnen die in 1837 gebundeld zullen worden. En dan zijn er J.B. Cannaert en Karel Broeckaert en de Gentse almanakken na 1815. De jurist Jozef Bernard Cannaert (1768-1848) werkt aan verscheidene almanakken mee. De Gentsche Almanak voor 1823, kunnende ook dienen voor Nieuwjaersgift, van J. Begyn, blijkt hoofdzakelijk zijn werk te zijn. Hij bevat verhalen uit de geschiedenis, uit d'Oudegherst, over Willem van Nassau (met een portret), beschouwingen over Jozef II, wiens ‘dwaling is geweest’, zo heet het, ‘eene omwenteling te willen maken, die, door de kracht der zaken, vanzelfs zoude gekomen zyn’, de gebeurtenissen in het buitenland, in Holland en in Vlaanderen; uit Brugge het relaas van een dierenmishandeling, uit Gent zelf dat van de gouden bruiloft van een meester-schoenmaker. De hoofdschotel is Het avondpartijtje, of die niet verliezen wilt mag niet meê spelen, een toneel uit het Gentse volksleven met dialogen in het Gentse dialect. Een opgewonden, al maar door pratende vrouw die niet zo kwaad is als ze er uitziet, een man die vooral in de ‘staminé’ tot zijn recht komt, een gierigaard en andere kleine burgers, die graag wat Frans mengen in hun taal, komen tot leven in deze pretentieloze schets. Cannaert heeft waarschijnlijk de hand gehad in Den nieuwen dobbelen schaepersalmanach voor het jaar 1815 en heeft dat zeker in die voor 1816. De almanak voor 1816, bewaard in de Gentse universiteitsbibliotheek, bevat een door Cornelissen geschreven en ondertekende aantekening, volgens welke tot zijn verwondering ‘deux hommes d'esprit’, Broeckaert uit Aalst en naar men zegt advocaat Cannaert uit Gent, deze almanak als omlijsting gekozen hebben ‘je ne dirais pas de quelques plaisanteries, mais de quelques idées philosophiques’. Van Cannaert zijn vermoedelijk de verhaaltjes De Nieuwjaergift of het is al boter aen de galg, uit het dagboek van een burgerjongen die zijn dagen met nietsdoen doorbrengt, Noncle-Jan in de verkoopzael of een verloren woord en T'Jaek of de gevallen van eenen remplacant uit Veurne-ambacht, i.c. de levensgeschiedenis van een bedelaar, voor latere lezers vooral sociaal-historisch belangrijk, aardig verteld maar toch iets minder pittig dan de beste dingen van Broeckaert.Ga naar eind8 Steele wordt erin geciteerd. Deze almanakken bevatten volgens de gewone formule nog een verhandeling over het snuiven, de wonderlijke historie van de wandelende Jood, de wonderbare historie van Doctor Faustus, een kroniek over het vorig jaar (met twee gevallen van heksenvervolging) en de ‘regelen van gezondheid’, die voor de maand januari besluiten met ‘en gaet wandelen als het goed weder is, en drinkt een pintjen buyten de poorte’. Op p. 19 in de almanak voor 1815 begint Jellen en Mietje, hunne vryagie, En hoe dat een dingen somwylen komt voor een enkel woord, het aardige verhaal van Broeckaert. In de loop van de 19de eeuw komen naast de traditionele uitgaven - een Nieuwen koddigen almanach, of aenwyzer der Gendsche estamineen gevende een estamine per dag van G. de Buscher en zoon (1822), een almanak Voor het bisdom van Brugge (van 1835 tot 1840), een Algemeenen koophandels-almanak of wegwyzer der stad Gent, en alle de steden der Provincie Oost Vlaenderen, die in 1844 zijn 27ste jaargang beleeft - de almanakken met een uitgesproken literair karakter. Te Aalst begint Sacré in 1826 zijn Almanak voor blijgeestigen uit te geven met bijdragen van Hollandse dichters, Loosjes, Staring, Tollens, Petronella Moens, en van Vlamingen als Rens, Van Duyse, Ledeganck, Maria Doolaeghe e.a. Hij moet in 1830 uitwijken. Het Tael- en Dichtlievend Genootschap Tot Nut der | |
[pagina 459]
| |
Jeugd publiceert te Antwerpen al van 1815 af de Antwerpschen Almanach van Nut en Vermaek. Er is van 1825 af de Almanak van het Lierse genootschap Voor Konst en Wetenschap. Te Gent laat professor Schrant van 1826 af de fijn verzorgde Belgische Muzen-Almanak verschijnen. In al deze uitgaven komen auteurs aan het woord die na 1830 op het voorplan zullen treden. In de tweede helft van de eeuw zullen Conscience en de andere literatoren geregeld proza en verzen aan almanakken afstaan, Gezelle zal van 1886 tot 1899 zijn Duik-almanak laten verschijnen. En Snoeck uit Gent, die zijn eerste, kleine ‘almanach’ in 1782 publiceert en in de 19de eeuw onder allerlei benamingen almanakken uitbrengt (Gendschen stuyvers almanach voor 1818, Klugt- en liedekens almanach voor 1823, Snoeck's almanach voor boeren en menschen... ik kost vier centen, voor 1828), trekt met zijn literaire almanak het genre tot op onze dagen door. |
|