Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 6
(1975)–Jos Smeyers, H.J. Vieu-Kuik– Auteursrechtelijk beschermdB. Religieus-moraliserend werkDe auteurs van de talloze moraliserende, religieuze en apologetische werken en tractaten, meditatieboeken, prekenverzamelingen, schoolboekjes moet men vooral onder de geestelijken zoeken: ook zij zetten een oude traditie voort. De Gentse jansenistische priester Adriaan van Loo (1659-1727), die veel uit het Latijn en het Frans vertaalde, publiceert in zijn vaderstad in 1705 in twee delen De levens der heyligen van Nederlant, met een kort begryp hoe het Evangelie eerst in Nederland begost heeft en te Deventer in 1706 Geestelyke Gezangen. Egidius (of Gillis) de Witte (1648-1721), eveneens een jansenistisch geestelijke uit Gent, was tussen 1672 tot 1719 de auteur van meer dan zestig, meestal polemische geschriften, van een vertaling van het Nieuwe Testament (De geheele H. Schriftuur, te Utrecht in 1717 verschenen onder de schuilletters E.C.P.) en van de Imitatio Christi; hij schreef ook werk in het Latijn. Ook zijn jansenistische vriend Filip Lodewijk Verhulst schreef in het Nederlands en het Latijn een hele reeks werken, waaronder het voornaamste, onder pseudoniem L. Zeelander, De vaste gronden van het catholijk geloove, in vier delen (1740, 1747, 1748, 1751) als antwoord op een Verhandeling van een zekere Joan van den Honert. Van de van jansenisme verdachte Antwerpse kanunnik Rumoldus Backx (†1703) verschijnen van 1709 tot 1726 te Antwerpen achttien bundels preken. De dominicaan Thomas Dujardin verdedigt in een aantal geschriften (o.m. T'saemen-spraeken tusschen Philatetes ende Philotea, Gent, 1706) de katholieke leer tegen de hervormden en de jansenisten, Judocus Goethals geeft in 1716 en 1719 te Gent twee volumineuze werken uit ter verdediging van het katholieke geloof. De wens om systematische voorlichting te verschaffen over de katholieke leer was aanleiding tot de oprichting door bisschop Cools van een ‘Artz-Broederschap der Christelyke Leringe’, die van augustus 1703 af een maandblaadje uitgeeft waarin, onder vorm van vraag en antwoord, de geloofsleer wordt verklaard; in december 1739 is de hele stof behandeld (maar het blaadje bleef, met enige onderbreking, tot 1893 verschijnen). De minderbroeder Franciscus Claus (Antwerpen, 1706 - Goes, 1768), pastoor te Goes, laat te Antwerpen in 1756 zijn | |
[pagina 440]
| |
Christelycke onderwyzing of Verklaering en Uitbreiding van den Catechismus verschijnen, waarvan 40 uitgaven bekend zijn. De driedelige, later tot vijf delen uitgebreide Zielespys ofte christelyke leeringe van priester Petrus Verheyen is ook een Antwerpse uitgave (1761). De minderbroeder Willem Smits (Kevelaar, 1704 - Antwerpen, 1770) begint in 1744 de uitgave van de Bijbel in het Latijn en het Nederlands. Hij bewerkt dertien boeken van het Oude Testament, met uitvoerige commentaren, en richt in 1767 een ‘Museum philologico-sacrum’ op dat voor de verdere uitgave moet instaan en na zijn dood tot 1790 door zijn confrater Petrus van Hove geleid wordt; de Franse Revolutie maakt aan het studiecentrum een einde. Smits is ook de auteur van een vertaling van de getijden van O.-L.-Vrouw (Antwerpen, 1746). De augustijn Fulgentius Stevins uit Ronse (1654-1710) die werkzaam was in de ‘Hollandse Missie’, eerst te Nijmegen, daarna te Amsterdam waar hij overleed, stelde ten dienste van zijn apostolaat een Regel voor de geestelyke Dogters, voornamelyk in de Hollandsche Sending op. Te Gent publiceert Jan Baptist Ooms († 1710) in 1705 zijn Verclaringhe van het leven ende mysterien van de ... Moeder Godts Maria, dat er herhaaldelijk, tot in 1744, herdrukt wordt; van hem is ook een driedelige Ecclesiastyke Theologie (1708) en een Levensbeschryving van Jufvrouw Fr. Taffin, instelster ... der ... Capucinerssen (1717). Lodewijk Meyere is de auteur van ‘ontelbare meditatiën’ (Blommaert) en van Den eenigsten, kortsten, rechtsten ende sekersten wegh tot de waere deugd ende volmaectheyd (Gent, 1710). Nog te Gent verschijnen een driedelig werk over de regel van de derde orde van de ‘Eremyten van den H. Vader Augustinus’ (1709), Vyftigh meditatien op de Boodschap van Maria (1710) en een Jesu-Christi Bloedighe ende onbloedighe offerande (1729) van Leo Maroten († 1729), verder een dikwijls herdrukte Litanie, gebeden ende Lof-Sanck tot de Alderheyligste onbevleckte Maeght ... van Schrey-Boom van Albertus van den Bosch, Over den houwelycken staet, voorghestelt in eene 't samenspraeke tusschen den Parochiaen en den Pastor en andere stichtelijke werkjes van de hand van J.B. Wittock. Dominicus Storme, monnik van de abdij Ter Duinen, draagt zijn te Gent in 1714 verschenen Nieuwe Christelycke Oeffeninghen op aan Jan Farasyn en looft diens ‘refereynen’. Van Ph. Ghijs, onderpastoor te St.-Niklaas, is een Minnelycke en Geleersame tsaemenspraecke tusschen den Engelen Bewaerder en de Ziele (2 delen, Gent, 1722-1723). Jan Baptist Vermeersch, pastoor te Gent, publiceert, behalve Latijnse verhandelingen en een paar Franse werkjes, Den handel van de ballen en comedien, gestelt in de waegschaele van gerechtigheyt en min hebbende bevonden (Gent, 1738), waarvoor hij de inspiratie vond in zijn in hetzelfde jaar te Gent uitgegeven Sentimens de Monseigneur Jean Joseph Languet Evêque de Soissons, et de quelques autres Savans ... de la Compagnie de Jesus, Sur le faux bonheur & la vanité des plaisirs mondains, specialement des Bals des Comedies et autres amusemens dangereux;Ga naar eind4 van hem is ook een geschrift tegen een afvallige geestelijke, Dwalende rave buyten de arke Noë, afgebeeld in den persoon van F[rans] van Achter, van Rômspriester ... geworden Litmaet der gezegde Gereformeerde Gemeente tot Schiedam (Antwerpen, 1757), en een catechismus, Goude Myne ofte verborgen schat des Hemels (Gent, 1787). Brandende lampen voor het Alderheiligste Sacrament des autaers van de karmeliet Timotheus van de Opdracht († 1710), over de godsvrucht van een aantal heiligen voor de Eucharistie, verschijnt in vijf delen van 1726 tot 1729 te Antwerpen. De jezuïet Carolus vanden Abeele (Burburg, 1691 - Gent, 1776) laat er | |
[pagina 441]
| |
in vier delen Seventhien Geestelyke Werkjes het licht zien (het eerste deel in een tweede druk in 1765; het laatste, met de aanduiding Drie- en Twintig geestelyke werkjes, in 1771). En nog te Antwerpen publiceert zijn ordegenoot Jan Delvigne (Brussel, 1705 - Antwerpen, 1780) zijn ascetische en religieus-pedagogische geschriften, o.m. Christelycke opvoedinge (1743), Geestelycke bemerckingen ... op de verheventheyt van ... de arme en de andere jonckheyt te onderwyzen in de christelycke leeringe (1747), Treur-dichtiens ... op het bitter Lyden Jesu Christi (1747), Geestelycke oeffeningen, voor geheel het jaer (1750) en Den Brevier van de krygsman (1754). In Ieper verschijnt in 1736 een herhaaldelijk herdrukte Troost der zielen van Lodewijk Blosius en in 1788 van Prosper Florisoone, kanunnik van de abdij van Voormezele en pastoor van Gijverinkhove, De goddelijke liefde ofte liefde tot God. Anoniem zien er het licht: in 1743 een Kort begryp der levens van de heylige ... dienaers en dienaressen Godts, in 1745 een Verhandelinge ... van de vier uytersten en in 1795 De ydelheyd der wereld, ofte de pomperyen des duivels. De augustijn Fulgentius Hellynckx (1697-1767), die jarenlang als rondreizend predikant de Westhoek en Frans-Vlaanderen bezocht - hij was ‘den laetsten Vlaemschen predikant in onse contreyen’, d.i. de streek rond St.-Omaars, omdat vanaf 1766 prediking in het Nederlands er verboden werd -, gaf enkele van zijn preken uit, naast een leven en een litanie van de ‘H. Godehardus, genaemt Goewaert, Pastor der Parochie van Arnycke by Cassel’. Beide laatste werkjes kenden ontelbare uitgaven (de litanie werd nog in 1960 herdrukt). Ook schreef hij een Dryvoudige Kroon der deugden met de levens van ‘dry Eerweerdige Dienaren Gods Augustinus-Novellus, Antonius de Amandula, ende Antonius de Aquila van het Orden der Eremyten van den H. Vader Augustinus’ (Gent, 1759), en een leven van zijn ordegenoot Clemens van Auximo (Voorbeeld Der heldadige en buyten-gemeyne Heyligheyt, Gent, 1762). Verder zijn van hem Christelycke Onderwysinge voor de Landts en Ambachts-lieden (1742), Sorge der Saligheyt, Haer noodtsaekelykheyt ... en middelen om die kragtelyk ... te werken (Gent, 1761), Het geluck van eenen christen in den tydt en in de eeuwigheyt (Gent, 1762) en een Dry-voudige Verhandelinge Sedelyck en Onderwysende Aengaende De Teerlingh en Caert-Spelen, den Brandewyn-Dranck en het gebruyck der Duyvels-Besweerderye (Mechelen, approb. 1757), mee het resultaat van zijn belangstelling voor het volksleven bij zijn prediktochten. Zijn taalkundige aantekeningen werden door De Bo nog verwerkt in het Westvlaamsch Idioticon, maar gingen sindsdien verloren. C.A.F. van Beughem (Brussel, 1744-1820), leraar aan het college te Turnhout en te Kortrijk, ‘principaal’ van het Theresiaanse college te Gent, in 1790 secretaris van kardinaal de Franckenberg en, omdat hij de eed van haat tegen het koningdom niet wilde afleggen, tijdens de Franse tijd gevankelijk overgebracht naar Versailles, is de auteur van een aantal Latijnse en Nederlandse religieuze en moraliserende werkjes in vers en proza: Vriendelyke aenspraek tot de deugdminnende jongheyd (Turnhout, 1787 en 1790, Leuven 1793, door hem in het Latijn en het Frans vertaald), Noodige beginselen tot de Christelyke Leeringe ofte Catechismus (Gent, s.d.), Zedelessen uyt verscheyde historien van het oud Testament (Gent, 1789, ook in het Latijn), 't Honing bloemken of zedelessen ... uyt het H. Evangelie (Antwerpen, 1790) en Jubelzang naer de H. Communie (Brussel, s.d.). De Twee Cosyns (1796) is een publikatie over godsdienstvraagstukken van de tijd van de hand van de rector van de Leuvense universiteit J. van Gils (1758- | |
[pagina 442]
| |
1834). J.F.G. Huleu (1746-1815) die een betrekkelijk belangrijke rol speelde in de geschiedenis van het aartsbisdom Mechelen i.v.m. de betwistingen rond de eed van trouw en de Keizerlijke Catechismus, schreef ascetische werken en ook enkele werkjes over het tijdsgebeuren. J. van Campen geeft te Antwerpen in 1706 een Wegh des Hemels, leydende tot de christelycke waerheden, om wel te leven en te sterven uit, de dominicaan D. Campos († 1739) een Aen-leiding tot de Gelukzalige eeuwigheit te Brussel in 1715, Edmundus Helias Vyf waerheden voorgestelt om alle menschen kragtelyk op te wecken te Oudenaarde in 1754. Anoniem verschijnt te Brugge in 1794 een Onderwys der Werk-lieden, arme, landslieden en dienst-boden ... en de middelen om elk in synen Staet tot syne Zaligheyd te leven. De glorie van den H. Joseph (Antwerpen, 1706) is van de hand van de karmeliet Jozef van St.-Polycarpus; zijn ordegenoot Marcus van St.-Franciscus geeft een Cort begryp van het wonderbaer leven ... van ... Joannes van den Cruyce (Antwerpen, 1727) uit. Cornelius Bogaert, ‘predicheer’, berijmt Het leven ende doodt van den heylighen Paus Pius den V (Ieper, 1713). De norbertijn uit Tongerlo Reinerus Vichet beschrijft in proza en verzen Het Leven van den edelen Ridder en H. Martelaer Sebastianus (Antwerpen, 1719). Van A.J. d'Hanins verschijnt te Brussel in 1714 een uit het Latijn vertaald en berijmd leven, mirakelen ende dood van de H. maghet Berlindis, patronesse ... van Meerbeke, nevens Ninove en te Gent in 1748 De deugt afgebeeldt in den H. Trudo, apostel van Haspengouwe.Ga naar eind5 Priester Nicolaas Breydel publiceert in 1761 te Gent een hagiografie over de H. Barbara, Pieter Haeck (± 1700-1770), ‘eremyt in de eremytasie van St. Anna boven Cortryck’, te Brugge (s.d.) een Martelie van de h. Maget Barbara, priester O.H. de Launoy (1721-1775) te Leuven in 1770 een Leven van de H. Maghet Hiltrudis en in 1772 de geschiedenis van de martelaren van Gorcum. Rozenkransliteratuur schreef de dominicaan Adriaan Verhesen († 1701) met zijn Scala coeli ofte leere des hemels (Antwerpen, 1701), en vooral zijn ordegenoot Mattheus de Bie († 1738) met één Latijns werk (Calcar ad cultum Marianum, 1704) en vijf Nederlandstalige, alle te Antwerpen verschenen: Rosarium Marianum (1704, latere uitgaven o.m. in 1708 en 1724), Geestelycke Spore (1708), Het Hemelsche Roosen-sap (1709), Rosa Mystica ofte verborghen roose Maria (1711), Hemelsche Meesteresse der Deugden (1712). Tot de dominicanenorde behoren nog Hyacint van Huysen († 1729), die een Corte leere van devotie (Antwerpen, 1707) schreef, Jacobus van Damme († 1723), auteur van een verhandeling over het gebed, Onderwys der onwetende in de vreese Godts, ende in het ghebedt (Gent, 1722), en Petrus Jozef Antonissen (Antwerpen, 1735-1808), van wie te Antwerpen in 1785 vier delen meditaties op Christus' lijden en in 1792 Lofspraeken ofte Sermoonen verschenen (herdruk Brussel, 1829-1830). Talrijk zijn de auteurs van vrome literatuur die van de kapucijnenorde deel uitmaken. Michael Otgens (Oudenbosch (Nl.),? - Antwerpen, 1711) schrijft een Corte Maniere van Oeffeninge (Roermond, 1704; Antwerpen, 1711), Johan van Gent (kloosternaam Albertus; 's-Hertogenbosch, 1664 - Antwerpen, 1740), Trouw Vierighe Begeerten Vierighe ende Uyterste Wille (Antwerpen, 1703), Het Goddelyck Camerken (Hasselt, 1713), een communieboek dat tot in de 19de eeuw als prijsboek werd gegeven voor het kennen van de catechismus, verder Het Geestelyck verborgen Manna (Antwerpen, 1712) en een vervolg erop, Maniere des Levens (Antwerpen, 1726); Den Boom des Levens (Leuven, 1701), een werkje voor novicen, waarvan hij de uitgever is, groeide waarschijnlijk uit de praktijk en de lessen van | |
[pagina 443]
| |
verscheidene novicenmeesters. Jan Baptist Flanderin (kloosternaam Bonaventura; Oostende, 1709 - Gent, 1771) is de auteur van Oeffeninge en Bestier van een Geestelyck Leven (Brussel, [1747]) en Maniere om Christelyk te leven (Dendermonde, [1746]), waarvan bijna 20 uitgaven het licht zagen. Van Cornelius van Roost (Arnoldus; Wespelaar, ± 1727 - Leuven, 1798) zijn een Inleydinge tot den rechten wegh des hemels (Antwerpen, 1785), een Geestelyke gifte (Gent, 1792) en Korte ... leeringen aengaende de maegdelyke zuyverheyt (Antwerpen, 1792), van Judocus Huyghe (Aemilianus; Anderlecht, 1743 - Duisburg, 1802) een bewerking van een vroeger (o.m. te Gent in 1780) door de Dominicanen uitgegeven geschriftje, Geestelyken Rooselaer ... op de XV mysterien van onse verlossing. Petrus Theodorus van Horen (Firmus; St.-Truiden, 1751 - Maaseik, 1828) ten slotte publiceert De oprechte bekeering van den zondaer (1785), naar het Franse origineel van een ordegenoot, De school der christelyke deugden ... in 't leven ... van den H. Joannes den Dooper (2 delen; ca. 1785), Wapenhuis der geloovigen, drie bundels preken (Maastricht - St.-Truiden, 1790 - 1792), Leven en daeden van den H. Joannes den Dooper (St.-Truiden - Den Bosch, 1801), Den christelycken onderwyzer der jongheyd (Diest, s.d.) en vier verschillende, ongedateerde geschriften onder de gemeenschappelijke titel De christelyke school. Van Arnold Joachim Jozef Lejuste († 1722), een sober en gevoelig redenaar, rector van het Antwerpse franciscanessenklooster, bewaart de Kon. Bibliotheek te Brussel een handschrift met preken. Prekenverzamelingen verschijnen in het begin van de 19de eeuw van Jozef Tourbé (Antwerpen, 1744-1817; 5 delen te Antwerpen, 1807), van Ferdinand Jozef van der Sloten, deken van het Turnhoutse kapittel (Ranst, 1755 - Guyana als gevangene, 1798; Sermoonen op de Zondagen des jaers, Antwerpen, 1803-1805), van de augustijn Jan Baptist In 't Groenewout (Antwerpen, 1753-1829; Lofspraeken of Sermoonen, 11 delen, Antwerpen, 1829-1832). Pieter Engel Jozef de Hert van Aalst (1771-1851), die, na de opheffing van de premonstratenzerabdij te Drongen door de Fransen, seculier geestelijke werd, laat verscheidene boekdelen Sermoenen na.
Een veel gelezen boekje - de Gentse drukker Poelman drukt 31.000 exemplaren ervan tussen 1786 en 1797 - is Het Dobbel Cabinet der Christelyke Wysheyd, Besluytende in korte Vraegen en Antwoorden de eerste beginselen ende Leeringe van het Catholyk Geloof, een overvloedig met houtsneden geïllustreerde ‘catechismus’, die ook een aantal naïef-frisse gebedjes bevat. Waarschijnlijk van J.B. van Lokeren, van Tielt, pastoor te Wingene († 1731), is een, met een ‘approbatio’ van 1718 de hele eeuw door opnieuw gedrukte Christelyke Academie, dat is: De Oeffen-plaets der Geleerdheyd, een leesboekje voor de scholen en tegelijk een handboekje ‘om wel te leven en te sterven’. Zo kan men ook zijn herhaaldelijk verschenen prochiale Schole Leydende tot de hemelsche Wysheyd omschrijven. Een gelijkaardig, ruim verspreid en veel gelezen werkje is Den nieuwen Spiegel der Jongheyd of Gulden A B C van Ferdinand Loys, prior van het ‘klooster van den H. Guilielmus tot Peene’. Peene, het huidige Noordpene, ligt in Frans-Vlaanderen en Loys' boekje schijnt ook daar verspreid te zijn geweest: een derde druk zag te Duinkerke het licht in 1718. Blijkens een jaarspreuk op de titelbladzijde stamt de eerste uitgave van het einde van de 17de eeuw. In de opdracht aan de prins van de Poperingse kamer verklaart de schrijver: | |
[pagina 444]
| |
't Is geen Parysche werk; hy is van kleynder weerden;
't En is geen fyne stof, en is niet schoon bevrogt...
En tot de lezer: Is den Digt wat te mispryzen,
Hy diend maer om t' onderwyzen,
't Is alleen de moeders-tael,
Slegte woorden plomp en kael.
Ironiseert Loys hier een bepaalde, op Parijs en het Frans gerichte mentaliteit? In ieder geval zijn zijn en andere dergelijke werkjes inderdaad ‘van kleynder weerden’. |
|