Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 6
(1975)–Jos Smeyers, H.J. Vieu-Kuik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 327]
| |
NaschriftBij de beëindiging van dit manuscript moet ik mij verontschuldigen die lezers teleur te stellen, die hier een rijke bron van inlichtingen over 18de-eeuwse auteurs en hun bibliografie verwachtten. De vele, reeds bestaande handboeken, elk met een eigen stijl, de talrijke gespecialiseerde studies over deze eeuw, samen te vatten, aan te vullen of te verbeteren, vragen de krachten van meer dan een mensenleven. Afgezien van de intellectuele en fysieke onmogelijkheid van een werkelijk grondige beheersing der Nederlandse letteren uit deze veelbewogen en veelomstreden eeuw, is er ook het praktische bezwaar van gemis aan ruimte bij het mij toegemeten aantal bladzijden voor dit werk. Voor de tekorten, die er zeker zijn in de voorafgaande bladzijden, verwijs ik graag naar de nieuwste, herziene, vijfde druk van Gerard Knuvelders Handboek tot de Geschiedenis der Nederlandse letterkunde, dat reeds een traditie bezit van betrouwbare literatuuropgave. Bovendien vindt men op velerlei terrein verricht onderzoek of bronnenvermelding daarvoor, in de tweemaandelijkse documentatiebladen van de Werkgroep 18'eeuw sinds 1 november 1968. Het is overigens niet zozeer mijn bedoeling geweest een echo te zijn, alswel een stem. Ik achtte het een voorrecht naar voren te mogen brengen, wat mij sinds het onderzoek voor mijn dissertatie in 1951 en het vervolg daarop in 1954, niet meer heeft losgelaten: op grond van enkele stilistische verschijnselen, de aard en de komst der Nederlandse literaire romantiek vóór 1800 nader te bepalen. Mede gesteund door modern cultuur-historisch onderzoek in het algemeen, zowel de Verlichting als de Romantiek betreffende, heb ik bij verschillende post-klassieke schrijvers een nauwe band en een stijlverwantschap menen te kunnen vaststellen met de Noordnederlandse schilderschool. Het gaat hierbij om een weergave van de kunst der ontroering en der stilte, die een typische reactie betekent op de klassieke uitspraak ‘ut pictura, poesis erit.’ Ik ben niet de enige, die de aard en komst der Nederlandse romantiek in onze letteren opnieuw wenst te bepalen: veel interessant werk is in dezen verricht door Dr. W. van den Berg in zijn proefschrift: De ontwikkeling van de term ‘romantisch’ en zijn varianten in Nederland tot 1840.Ga naar eind1 Het rigoureus-wetenschappelijk onderzoek naar vorm, frequentie in verschillende woordenboeken, de vergelijking van verschillende drukken ervan, het nagaan der vertalingen, brengen de schrijver tot de conclusie, dat vóór 1800 o.a. de term ‘romanesk’ met bepaalde betekenisaspecten in West-Europa, Nederland inbegrepen, reeds veelvuldig voorkwam. Op de kritiek aan mijn adres t.a.v. een onjuiste verklaring van het woord ‘romanesk’ in mijn dissertatie, die bovendien niet louter de term zou betreffen, is mijn antwoord, dat ik inderdaad de betekenisomschrijving minder schematisch heb omlijnd dan voor een woordenboekgebruik gewenst is: ik heb | |
[pagina 328]
| |
me voor het verband met het Frans allereerst gericht naar de uiterlijke vorm van het woord en voor de samenvatting van het woordgebruik bij Wolff en Deken (een persoonlijke interpretatie!) gebaseerd op 69 vindplaatsen uit verschillende kringen der maatschappij, waarbij de context belangwekkende gegevens kon tonen in verband met de aard der romantiek, o.a. wat het gevoel betreft. Reeds toen was ik getroffen door tekstdetails, die een ‘bijdrage tot de cultuurgeschiedenis der 18de-eeuw’ zouden kunnen vormen. Dr. van den Berg mikte in de roos, toen hij de termen ‘psychologisch’ en ‘pittoresk’ koos voor typisch romantische betekenisinhoud; m.i. zouden ze zelfs als sleutelwoorden voor het introvert romantisch karakter aanvaard kunnen worden in een veel ruimere betekenis dan in deze dissertatie het geval is. Het komt mij voor, dat de autochtone ontwikkeling der romantische stroming in Nederland zich ongeveer ontwikkelde als in Engeland, waarvan op blz. 57 wordt gezegd: ‘De Engelse romantici beschouwden zichzelf niet als de representanten van een romantische beweging en werden evenmin door de Engelse critici als zodanig beschouwd. Van heftige discussies met het adjectief romantic als inzet is in de periode 1800-1830 geen sprake. Er heerst op dit punt in Engeland, in vergelijking tot Duitsland en Frankrijk, een merkwaardige stilte, die overtuigend bewijst, dat romantiek en gebruik van de term romantisch niet altijd samen behoeven te gaan.’ Vandaar dat bij een uitwisseling van romantische v.n. zeeschilderstukken tussen Engeland en Nederland, de tentoonstelling de naam kreeg ‘Schok der Herkenning’. De literaire overbrugging van de 17de- naar de 19de-eeuw, zoals ik in mijn uiteenzetting heb getracht tot stand te brengen op grond van stijlkwaliteiten die wijzen op het impressionisme van de ‘tachtigers’, vindt een parallel in de schilderkunst. Van de hand van S.J. Gudlaugsson kan men de volgende uitspraak lezen in een werk, gewijd aan de schilder Gerard Ter Borch, de uitbeelder van het Hollandse binnenhuis en van veelzeggende stilte: ‘De Nederlandse School in haar totaliteit opende nieuwe perspectieven, juist door de gretige behoefte de directe omgeving in haar bezit te nemen, waarbij iedere kunstenaar voor zich moest uitmaken wat die omgeving voor hem betekende. De belangrijkste vertegenwoordigers van deze kunst sloegen bruggen over grote verschillen in tijd en geaardheid, zodat door persoonlijke verwantschap Manet verbonden is met Frans Hals, Daumier en Hogarth met Jan Steen, Van Gogh met Hercules, Seghers, Cézanne, Corot en Chardin met Vermeer en tenslotte Degas met Ter Borch.’Ga naar eind2 Bij schilder en dichter leven eenzelfde gevoel voor lichteffecten, voor emblematische traditie, voor kanselethiek en voor intieme individuele inspiratie. Aan deze terugblik op de 18de-eeuw in vogelvlucht, mag de vermelding van de monografie, gewijd aan Cornelis Troost (1696-1750) niet ontbreken. Het is een uiterst verantwoorde studie, geschreven door J.W. Niemeijer, conservator van het Rijksprentenkabinet te Amsterdam, van de schilder, die het 18de-eeuwse toneel en tal van 18de-eeuwse ‘toneeltjes’ treffend vertolkte en door wie de 18de-eeuwer zelf zich zo goed begrepen wist.Ga naar eind3 |
|