Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 6
(1975)–Jos Smeyers, H.J. Vieu-Kuik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 311]
| |
Mr. Pieter Leonard van de Kasteele
| |
[pagina 312]
| |
vooral financiële ambten en diende in 1806 koning Lodewijk Napoleon als Staatsraad. Hij stierf op 10 april 1810 te Den Haag. De bundel Gezangen, die in 1790 van zijn hand verscheen, bevatte slechts rijmloze gedichten; in dit opzicht bleef hij het inzicht van Van Alphen trouw. In 1793 heeft Van de Kasteele het heldendicht Fingal, dat tot de Ossian-cyclus behoort, vertaald in hexameters, omdat naar hij meende pas dan het gehoor voor de schoonheid van deze verzen beslist. Twee jaren later zou Bilderdijk zich ook aan een vertaling wagen van dit epos, maar hij koos de alexandrijn, die eenheid aan verscheidenheid paart, zoals zijn verdediging luidde. Van de Kasteele staat sterk onder invloed van Rousseau, wanneer hij wordt aangetrokken door de kunst van primitieve volken, omdat deze z.i. eigenlijk hoger staan dan de beschaafde. Het pathetische, de gevoeligheid van de naïeve mens heeft zijn bekoring. Voor hem is datgene schoon, wat nuttig is en deugdzaam, daarom heeft de beschaafde hier nog veel te leren. Veel meer dan Bilderdijk heeft Van de Kasteele zich ingeleefd in het werk: hij zoekt de synthetische gedachte, de concentratie in het gevoel, waaraan zijn zinsbouw, zijn versvorm, de woordschikking en de plastische uitwerking van de cesuur beantwoordt. De analytische beschrijving van eenzelfde gegeven bij Bilderdijk doet klassicistisch aan door de schilderende beschrijving; van de Kasteeles beknopte zegging staat dichter bij het origineel en klinkt moderner. Een trek van het Ossianisme is de voorstelling van het landschap, dat zich richt naar de stemming van de mensheid en spreekt van de causale eenheid tussen mens en natuur. Het primitief plastische van Ossian openbaart zich eveneens in de beschrijving, die geen voortschrijdende aaneenschakeling van gebeurtenissen is, maar afwisseling van tijd gaat samen met afwisseling van toon. Ten slotte heeft de Nederlandse vertaler erop gelet, dat de plastiek ook in de woordenkeus tot zijn recht komt. Uit 1798 is de Vertaling van de Oden van Klopstock en Wieland. Het is een bloemlezing, die wordt voorafgegaan door een inleiding over de betekenis van Klopstocks religieuze lyriek. Klopstock wordt er vergeleken met Tasso, Horatius en andere grote lyrische dichters. De oden onderscheiden zich door de hoge toon, de verheven gedachte en de geest van verrukking die eruit spreekt. Van de Kasteele waardeert Klopstocks poëzie, die wordt gepubliceerd in een tijd, dat men smadelijk dacht over het christendom, terwijl de dichter zich niet schaamt voor de mystieke toon in zijn verzen. Hij geeft een analyse van Klopstocks Gesternte en vertaalt dit letterlijk naar inhoud en vorm. Wanneer het gedicht Zaligheid geen leestekens heeft, wordt dit door Van de Kasteele aldus uitgelegd: de dichter durft zich niet te uiten over ‘de hoogste zaligheid’ en houdt daarom in het midden op. Van de Kasteeles ontvankelijkheid voor de tijdgeest, zelfs al uit hij deze slechts in vertalingen, stempelt hem tot een der vernieuwers.Ga naar eind1 | |
[pagina t.o. 312]
| |
21/22 De gebroeders Van Haren.
(Foto museum Meermanno-Westreenianum te 's-Gravenhage) 23 Jacobus Bellamy (1757-1786). Miniatuur van mei 1785, bewaard in het Stedelijk archief te Vlissingen.
|