Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 6
(1975)–Jos Smeyers, H.J. Vieu-Kuik– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 219]
| |
Hoofdstuk V
| |
[pagina 220]
| |
ring voor de Franse cultuur, die ze in een tienjarig huwelijk met een Picardisch edelman had leren kennen, schreef o.a. reeds een verdediging van haar sekse in La cité des dames, een standpunt, dat ze o.a. had gekristalliseerd in de uitspraak: ‘J'étais femme et suis devenue homme’.Ga naar eind1 Er zijn in de 16de en 17de eeuw voorbereiders van humane gedachten over de vrouw, maar Cats gaf nog een algemeen gangbare mening weer, toen hij schreef, ‘dat mannen overal de wijven overtreffen’. En toch was hij een vriend van de geleerde Anna Maria Schuurman, die opkwam tegen de bewering uit het einde van de 16de eeuw dat de vrouwen op bijbelse gronden zelfs geen mensen waren. Tot de juist genoemde voorbereiders behoren Henri-Cornelius Agrippa van Nettesheim (1486-1535) (schrijver van Declamatio de nobilitate et praecellentia feminei sexu (1529, Antwerpen) en Montaigne (1533-1592). De Parijse ‘salon’ onder de auspiciën van een invloedrijke gastvrouw krijgt allure in Frankrijk van de 17de eeuw af, wanneer ook bij ons de Muiderkring met o.a. Maria Tesselschade cachet weet te geven aan het Hollandse literaire leven. In de eeuw der encyclopedie, die van mannen als Montesquieu in zijn Esprit des Lois, Voltaire, Rousseau, Diderot, Condorcet, deze laatste pleiter voor gelijkheid der seksen, van de bewonderde vorstin Catharina II van Rusland, heerst in de conversatie der bijeenkomsten van kunstenaars en filosofen een vrouw. Haar kritiek en aanmoediging animeren de beschouwingen over economie, prijzen van graan, koepokinenting, liefdadigheid, slavernij, de smaak, het kaartspel en wat niet al. Er is in dit milieu eenzelfde nerveuze behoefte aan steeds meer licht te constateren, als wat de man van de straat zocht in het café of onder de boom van Krakau voor zijn krantennieuws.Ga naar eind2 Het Franse voorbeeld der salons wekte tot navolging in Engeland en Italië (Napels, Rome, Venetië), Zwitserland, slechts weinig in Duitsland. In Nederland kondigde de emancipatiegeest zich reeds aan bij de bekende dokter uit Dordrecht, Johan van Beverwyck (1594-1647), die bijna evenveel werd gelezen als Jacob Cats. Hij had in 1639 een geschrift gepubliceerd, getiteld Van de uutnementheyt des vrouwelicken geslachts. Boven werden bijeenkomsten vermeld in de winkel van Pieter Meyer te Amsterdam, van het echtpaar Van Winter te Bydorp bij Leiden, van de Santhortse kring en de Haarlemse vriendenkring van Christiaan Loosjes. Zij zijn geen directe navolgingen van de Franse salon, maar wijzen op eenzelfde verlangen naar uitwisseling van gedachten met gelijkgezinden, waaruit een nieuwe waarheid kristalliseert of een oude wordt verdiept. Deze samenkomsten missen de kansen der grote stad in veelzijdige prestatie op kunstzinnig gebied, universele belangstelling en in de bewuste civilisatie van hoffelijke omgang onderling, die de Muiderkring zeker had gekend; maar in het serieuze, later ook vooral patriottisch gesprek bleef de Nederlander zichzelf. Voor een vroege Nederlandse vrouwenemancipatie spreekt ook de muzikale Apologie des Femmes van 1715, een cantate, gedicht en gecomponeerd door Quirinus van Blanckenburg (1654-1739), hoforganist en muziekleraar in Den Haag; hij gaf met zijn compositie een geestig en muzikaal voortreffelijk antwoord op de spottend-denigrerende cantate van Campra (1660-1744) Les Femmes. Wel was de laatste een vernieuwer van de opera, maar blijkbaar volgde hij hier nog het standpunt van Boileau in diens Xe satire naar het bewonderde voorbeeld van Juvenalis. (Boileau's tegenstander, Perrault, zou deze opvatting tot ‘oude stijl’ stempelen.) |
|