Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 6
(1975)–Jos Smeyers, H.J. Vieu-Kuik– Auteursrechtelijk beschermdDe romantiek der Nederlandse schilderkunstHet karakter der Hollandse schildersschool zou kunnen verwijzen naar literaire stilistische elementenLiteratuur en schilderkunst plegen zich in het algemeen op parallelle wijze te ontwikkelen en als spiegel van de tijd bepaalde stromingen uit te beelden. Gezien de snelle opkomst, ontwikkeling en bloei van onze schilderkunst in de 17de eeuw, doorwerkend tot in de daaropvolgende, zouden we in haar een aanwijzing kunnen aantreffen voor de aard en het karakter van de literatuur uit het tijdvak dat ons bezighoudt. Het verdient m.i. aanbeveling deze korte beschouwing te laten voorafgaan aan die der literatuur; zij ondersteunt bepaalde symptomatische tendenzen. | |
Invloed der HervormingModerne kunstcritici aarzelen niet in verband met de schilderkunst te spreken van Verlichting en Romantiek, termen die men meestal reserveerde voor de literatuur. Dit is des te merkwaardiger omdat in deze beide eeuwen het classicisme noch voor de schilderkunst, noch voor de literatuur, had uitgediend. Ik laat hier enkele uitspraken volgen, die zeker ruimschoots zijn aan te vullen. De heer B. Haak, hoofd-conservator van de Amsterdamse Gemeente-musea, legt in zijn inleiding op het leven, het werk en de tijd van Rembrandt, er de nadruk op, dat de 17de eeuwse schilderkunst bij ons een samenvloeiing betekent van tradities van eigen bodem met talrijke impulsen uit het buitenland. Zij kenmerkt zich door de aandacht voor de ‘zichtbare wereld’, die zich als een ‘artistiek zinrijk en bovendien moralistisch betekenisvol gegeven’ aan de 17de-eeuwse Nederlander voordeed. Duidelijk is hier de invloed van het calvinisme ‘al was het alleen al in negatieve zin door iedere vorm van beeld- en schilderkunst uit de kerken te bannen’. Maar ook is Calvijns standpunt van positieve betekenis geweest voor de ontwikkeling van het realisme in de kunst: ‘het is niet geoorloofd God af te beelden, omdat Hij geen lichaam heeft, maar alles wat wij zien mag worden geschilderd of geboetseerd: mensen, dieren, steden en landschappen.’ Een andere factor tot waarheidsgetrouwe afbeelding ziet Haak in de wetenschap: in de objectieve waarneming in het algemeen, in het bijzonder de behoefte botanische werken, anatomische boeken, atlassen en beschrijvingen op onopgesmukte, natuurgetrouwe wijze te illustreren.’ | |
[pagina 35]
| |
Het ontstaan van dit realisme, dat een breuk met het uit Italië afkomstige maniërisme der 16de eeuw noodzakelijk maakte, is mede bevorderd door het werk van twee buitenlandse kunstenaars: Michelangelo da Caravaggio (1573-1610) en Adam Elsheimer (1578-1610). De eerste schilderde zijn bijbelse figuren als eenvoudige lieden en in de manier waarop hij sterke licht- en schaduweffecten gebruikte was hij een vernieuwer. Hij beïnvloedde een groep Utrechtse schilders en ook Rembrandt. De tweede, afkomstig uit Frankfort, maar na zijn twintigste jaar levend in Italië, opende de ogen voor de poëzie van grote boompartijen en de geheimzinnige sfeer van stille landschappen. Frans Hals (1586-1666) gaf het voorbeeld voor portretkunst en het genre van de groep. Maar men zij voorzichtig met de interpretatie: een vrolijk tafereeltje betekent soms een toespeling op het bijbelverhaal van de Verloren Zoon; de schilderkunst is vol symboliek! Dit bewijzen ook de ‘vanitas-stillevens’, sinds 1610-1625 voor het eerst geschilderd in Leiden.Ga naar eind56 Marcel Brion completeert bovengenoemde vermeldingen met tal van voorbeelden.Ga naar eind57 Het noorden bleek uiterst gevoelig voor het uit Italië gekomen licht-effect van het contrast tussen licht en donker, dat Elsheimer had weten door te geven. De schrijver meent, dat Humanisme en Hervorming een levensopvatting in de Nederlandse kunst bracht, die vervuld van de bijbel tot een manifestatie is geworden van karakter en persoonlijkheid. De gevoelige, vrijmoedige schilderstechniek van Rembrandt is een directe uiting van ontroering, verraadt een romantisch temperament. Niet de zichtbare verschijnselen boeien, maar een psychologische nieuwsgierigheid richt zich op het wezen van de mens en zoekt de waarheid in de ziel van de naaste, van de burger, van soortgenoten, van de groep uit het sociaal milieu, dat op zijn weg kwam. Het clair-obscur is het essentiële element in de godsdienstige kunst: het bovennatuurlijke komt in de werkelijkheid en verandert deze. Het oneindige ontbreekt zelden op een schilderij: het wijde perspectief van een landschap, soms te zien door een open venster, in de weerspiegeling van een glas. Bloemen- en vruchtenstillevens getuigen van realisme, poëzie en intimiteit, maar in laatste instantie van vergankelijkheidbesef. Zo vertolken ook de voorstelling van een doodshoofd, een zandloper, de verscheurde bladen van een boek, een uitgedoofde pijp, een uurwerk, een leeg of het halfgevulde glas, een luit die niet meer wordt bespeeld, de melancholie, of althans de morele overdenking, dat het leven slechts ijdelheid is. 's Levens broosheid ziet men in het insekt op een rozeblad, de worm in de vrucht, in de voorstelling van dode vogels; een opstandingsgedachte in de achteloos toegevoegde metamorfose van pop tot vlinder. Nooit zijn de voorstellingen minutieus fotografisch weergegeven, maar geïnspireerd door liefde voor het onderwerp omdat het geloof in de harmonie der schepping altijd weer de persoonlijke ontroering wil weergeven. René Huyghe ziet in de eigen ontwikkeling der renaissance in de noordelijke protestantse landen, een langzaam groeiende beschavingsontwikkeling naar de romantiek toe. ‘Le protestant opposa au catholique la nudité même de la méditation intérieure’, zo luidt het in zijn L'Art et l'âme. Men wordt zich bewust van wat het individu kan zijn naar eigen realiteit, en daarmee krijgt de originaliteit van een kunstwerk nieuwe waarde, komt dichterlijke verbeelding de kunst verrijken. De kunst der contra-reformatie, de barok, met uitstalling van luxe en grootse | |
[pagina 36]
| |
voorstellingen in hoge gewelven, met een beroep op onmiddellijk treffende sensibiliteit in aangrijpende martelaarstonelen of die van mystieke extase, zal in typisch protestantse landen geen ontvankelijkheid vinden.Ga naar eind58 Ditzelfde drukt Menno ter Braak uit in zijn artikel Pieter Saenredam is geen genie met o.a. deze zin: ‘Onmetelijk ver is men hier van de overlading en beweeglijkheid der barok; in de kerken van Saenredam kunnen zich geen tournooien van metaphysisch geïnterpreteerd menschenvleesch afspelen, zij zijn, ook als er menschen in vertoeven, leeg’.Ga naar eind59 Voor René Huyghe betekent het toenemende gevoelselement in de kunst een reactie van binnen uit op het classicisme, waarbij verschillende factoren, behalve de Calvinistische, invloed gehad kunnen hebben. Het clair-obscur van Caravaggio bv. versterkt de juist genoemde reactie en is in wezen geen element van de barok, al accentueert het de felheid van bepaalde voorstellingen. Hij kon de voorloper van Ribera, Velasquez, Georges de la Tour, Vermeer en Rembrandt worden, omdat hij de smaak voor populaire onderwerpen in de mode bracht. Zelf als kind bekend met erbarmelijke toestanden, kende hij uit eigen leven de gevoelige plekken; hij geeft aandacht aan de rimpels op een voorhoofd, aan een bedorven en juist geen gave vrucht, aan een herbergscène, als het de roeping van een apostel betreft. Hij wist, als eerste, mythologische figuren en heiligen op straat te vinden; Rembrandt zal hem daarin volgen en beeldde bv. de Madonna af met een Hollandse boerinnemuts.Ga naar eind60 Ook in de beschrijving van de schatten van het Louvre wordt de nieuwe godsdienst in Nederland verbonden met aandacht voor de realiteit. Rembrandts ‘chiaroscuro’ moge aan Caravaggio herinneren, hij zoekt niet het buitenissig effect, maar het diep-menselijke.Ga naar eind61 Tot slot mag hier het bewonderend woord voor de Hollandse schilderschool van Edmond Pognon niet ontbreken, de eerste in de geschiedenis volgens de schrijver, waar portret, zedenschildering, stilleven en landschap voldoende stof voor inspiratie bevatten. Met Frans Hals ontdekte ze zelfstandig de momentopname die een enkele penseelstreek tot stand kan brengen. Zelfs al was Caravaggio er niet geweest, dan bewijst het geniale, bescheiden, vindingrijke spel met licht, hoe het dagelijks leven in al zijn details voor wie het zoekt van wonder, waarheid en diepte spreekt. En dan Rembrandt: ‘Mais le Hollandais Rembrandt n'est d'aucune école. Il est un monde. Monde vu et rendu avec un réalisme que consacre, tel quel, sa pensée profonde et mystique, monde récompensé en portraits de groupes sociaux ou en scènes bibliques, monde de lumière et d'ombre, qui n'est qu'à lui.’ Rembrandts genie in gedachte, droom, gevoel, is voor de artiest der toekomst autoriteit. Vóór de Hollandse schilderschool was deze kracht der ontroering onbekend.Ga naar eind62 Tot zover de schilderkunst in Nederland. Voor de nadruk, die bovenstaande critici leggen op het romantisch-godsdienstig element, dat ten grondslag ligt aan haar ontwikkeling, kan men een vergelijking maken met het werk van de gebroeders Le Nain afkomstig uit Noord-Frankrijk, die alle drie zich hebben toegelegd op de weergave van het eenvoudige boerenleven der Protestanten uit Languedoc of Cevennen. Het is consciëntieuze bezinning op het waardig aanvaarde, sobere bestaan der eenvoudigen, in hun distinctie en ernst, en herinnert op treffende wijze aan sommige Hollandse meesters.Ga naar eind63 | |
[pagina 37]
| |
Cerebrale vormen van geestelijk levenDe stil-voortschrijdende ontwikkeling van het gevoel, die hier dus nauw moet samenhangen met de komst der Hervorming en in persoonlijke inspiratie tot mystiek kon worden, vertegenwoordigt de vroege romantiek in Nederland. Deze geesteshouding is zeer goed verenigbaar met de tegelijk zich openbarende meer cerebrale vorm van Verlichting, waarover Dr. Buynsters sprak als een sterk rationeel humanisme, teruggrijpend op Erasmus en diens geestverwanten, waartoe ook Coornhert en Spieghel behoorden. Deze hadden weliswaar een afkeer van de Kerk als instituut, ze ‘vertrouwden op de volmaakbaarheid van de door zijn rede verlichte mens’ en hielden zich o.a. als ‘libertijnen’ het liefst op een afstand van dogmatiek, maar hun verlicht-godsdienstige denkbeelden werden toch veelal gepropageerd door predikanten, waaronder veel Doopsgezinden.Ga naar eind64 De samenwerking van Elisabeth Wolff, die rigoureus begeerde met de rede in zee te gaan voor haar persoonlijk religieuze overtuiging, en Agatha Deken met haar sterk piëtistische neigingen, is daarvan het literaire voorbeeld. | |
De schrijver-schilderImmers in laatste instantie komen Verlichting en Romantiek voort uit de ene godsdienstige bron van het Licht dat de Duisternis verdrijft. Daarom is de geluidloze vroege Romantiek primair; ze gaat vooraf aan elke andere romantische manifestatie, met name die uit het buitenland afkomstig waren en daarom is het clairobscuur in schilderkunst en literatuur passend bij de Nederlandse mentaliteit. Het kan niet toevallig zijn, dat de schrijvers der 17de en 18de eeuw dikwijls tevens schilders waren en soms niet wisten of zij penseel dan wel de pen ter hand zouden nemen. Wij willen ons in de hier volgende hoofdstukken afvragen of dit merkbaar is aan inhoud en stijl van hun werk, alsmede in hun betrekking tot het classicisme. |
|