overdenkingen van een gematigd scepticus, een geestig en vitalistisch verwerper van alle maskers en domperij. Hierom vond Spiegel in hem een goed voorganger. Montaigne heeft, als Coornhert, een ‘gemeenen’ prozastijl gevonden; natuurlijk, zuiver en klassiek. Hoe hoog stelt niet dezen ‘alwijzen Gascoen’ onze P.C. Hooft! Minder groot is de invloed van Rabelais, een invloed die vooral merkbaar zou moeten zijn aan een uitbundigen, grotesken stijl.
In de tweede helft en in het laatst van de XVIe eeuw werd, in velerlei schakeering, de nieuwe Fransche tragedie geschapen. Op onze dramatiek, in het bijzonder die van Vondel, hebben vooral de bijbelsche treurspelen ingewerkt; van Garnier de Juives (1585), van Jean de la Taille (hij schreef ook een tractaat over den alexandrijn) de Saul le Furieux en Les Gabéonites; ook zij zijn jongere volgelingen van de Pléiade.
Er zullen wel geen bewijzen te vinden zijn voor een invloed op den jongen Bredero bij het schrijven van zijn romantische spelen, uitgaande van den zeer vruchtbaren schepper van tragicomedies en pastorales (meer dan zes honderd), Hardy (begin van zijn optreden 1593, en 1631 gestorven). Leest men zijn ‘Force du Sang’, dan wordt men wel zeer getroffen door de overeenkomst.
Bewerkingen uit het Fransch, als van de Lucelle door Bredero, vertalingen van nu en dan een stukje, als door Hooft, zullen als zoodanig worden toegelicht bij de bespreking der werken van deze klassieken. Eveneens zal blijken, dat herhaaldelijk in het tijdperk tot ± 1625 Italiaansche, Spaansche en ook wel Latijnsche werken via het Fransch in onze Letterkunde zijn bewerkt, vertaald of terwille van een of ander motief gebruikt. Een diepgaande invloed van Fransche schrijvers en van Fransche cultuur begint in het tijdvak der Gouden Eeuw (1625 of 1650 tot 1675 of 1700), te vinden in een later deel. Ook zal daar in bespreking komen de invloed van Du Bartas in den eersten tijd van Vondel.