Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 3
(1944)–G.S. Overdiep– Auteursrecht onbekend
[pagina 40]
| |
Studie van het Latijn en schooldramaStudie van het Latijn.
| |
[pagina 41]
| |
via het trivium van de grammatica, rhetorica en dialectica, en vervolgens het quadrivium van de rekenkunde, de meetkunde, de sterrenkunde en de muziek, te zamen de zeven ‘vrie consten’, werd de jongeling rijp voor de universitaire studie. Zoo betoogt hij dan ook in De ratione studii, dat de leerlingen met zoo weinig mogelijk grammaticalen ballast tot het Latijnsche idioom en daardoor tot de lectuur van de klassieke schrijvers moeten komen; sprekende, schrijvende en lezende werd men geleerd en wijs. De grammatica's die hij verwierp, waren behalve die van Aelius Donatus over de ‘rededeelen’, die van Alexander de Villa Dei (1199) waarin in versvorm de etymologie, de syntaxis, het accent en de quantiteit, en de figuren werden behandeld. Ook achtte men het Latijn waarin zij geschreven waren, ‘barbaarsch’. Met deze methodiek ging gepaard de opkomst van het schooldrama, Latijnsche samenspraken en tooneelspelen, door scholarchen samengesteld. | |
Het schooldrama.
| |
[pagina 42]
| |
de St.-Hieronymusschool te Utrecht, Georgius Macropedius (George van Langveldt, 1475-1553), had reeds omstreeks 1516 dezelfde stof in zijn Asotus bewerkt, maar dit psychologisch veel dieper borende en aanzienlijk plastischere drama werd eerst 1537 bekend. De historische beteekenis van Macropedius berust trouwens veeleer op zijn Hecastus van 1539, een Latijnsche bewerking van het nog XVe-eeuwsche zinnespel van Elkerlijc, dat voor hem reeds de Maastrichtsche priester Ischyrius (Christiaan Sterck) in 1536 met heel wat minder dramatischen zin en ideologische concentratie in het Latijn had vertaald (Homulus). Macropedius was overigens als dramaturg uiterst vruchtbaar: naast eenige Latijnsche blijspelen van satyrischen aard (Aluta, 1535; Andrisca, 1538 e.a.) bezitten wij van hem een Lazarus (1541) en een Jesus scholasticus (1544) belangrijk omdat hier de Christusfiguur zelf ten tooneele verschijnt, wat in dien tijd meestal vermeden werd, maar ook een Adamus (1552) en een Josephus (1544), een stof die reeds de Amsterdammer rector Crocus († 1550) in 1535 had gedramatiseerd. Deze comoedia Josephus van Crocus werd door de leerlingen van zijn school in het openbaar opgevoerd; de uitgave ervan beleefde meer dan twintig drukken. Het is voor de ontwikkeling van het drama in de XVIe eeuw van groot belang dat het schoolspel in de eerste plaats voor opvoering, pas in de tweede plaats voor lectuur was bestemd. | |
AanteekeningenOver schooldrama's: WORP, Drama en Tooneel I; KALFF, Westeuropeesche Letterk. II; F.S. BOAS, University Drama in the Tudor Age (1914); P.L. CARVER The Comedy of Acolastus translated from the Latin of Fullonius by John Palsgrave (1937); Over het leven van G. Gnapheus bestaat een Leidsche dissertatie van H. ROODHUIZEN. JOH. BOLTE heeft den Acolastus met een inleiding uitgegeven in 1891. Over de Comoedia van Crocus, Josephus, heeft Dr. J.F.M. STERCK uitvoerig gehandeld in zijn werkje ‘Onder Amsterdamsche Humanisten’, blz. 80 en vlg. |
|