Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Deel 1
(1939)–Frank Baur, Jozef van Mierlo– Auteursrecht onbekend
[pagina 259]
| |
De Latijnsche en Fransche literatuurWIJ BESLUITEN DEZE EERSTE PERIODE VAN onze letterkunde met een overzicht van de literatuur, of van wat daarop aanspraak wil maken, in het Latijn of in het Fransch, zooals die toen in de lage landen bij de zee ook mag hebben gebloeid. Wij behandelen hier alleen het literaire werk van Dietschers. Het werk van schrijvers die in Romaansch België hebben geleefd, als in de toenmalige intellectueele centra Luik, Doornik, Gembloux, zelfs Villers, in Zuid-Brabant, het werk van schrijvers uit Fransch-Vlaanderen, komt dus hier niet ter sprake, dan alleen wanneer wij met reden mogen veronderstellen, dat wij met geboren Dietschers te doen hebben. Eigenlijk zouden Dietschers wier letterkundige bedrijvigheid buiten Dietschland valt, voor een geschiedenis van de letterkunde in de Nederlanden niet in aanmerking mogen komen: maar het geldt hier hoofdzakelijk Latijn-schrijvende Dietschers. De Latijnsche literatuur nu is internationaal, en het heeft zijn belang ook voor de cultuur van onze landen te weten welk aandeel Dietschers er aan hebben genomen. Hun werk getuigt mede voor het eigenaardig genie van ons volk door den stempel, dien het op die internationale literatuur heeft gedrukt. Het kan ook niet ons doel zijn, het werk dezer schrijvers hier volledig te behandelen. Dit ware vooralsnog, bij het ontbreken van voorstudiën, onmogelijk. Het is ook geheel overbodig, daar hier niet meer kan verlangd worden dan een beknopt verslag, waardoor het literaire beeld van de Dietsche landen voor die tijden eenigszins voltooid wordt. |
|