ken/en̄ [1600.] heeft hem selven ghesalveert/niet sonder groot perijckel van ghevangen te worden: hadden die van Oostende die voorsichticheyt ghebruyckt/ dat sy het Brughsken te Leffingen hadden afgeworpen/sy souden sijne Hoocheyt met alle die by hem waren in hare handen ghecregen hebben/doch hy is haer ontcomen/ ende dien nacht binnen Brugge geraeckt / en̄ des anderen daechs terstont nae Gent getogen. Maer even wel is de schade die sijne Hoocheyt hier geleden heeft/ niet cleyne geweest/want hy heeft verloren veele van sijn beste Colonellen/Ritmeesteren/Capiteynen/ ende het puyck van sijn oudtste Crijchs-volck. Daer zijn op de Wael-plaetse doot blijven liggen over de vijf duysent mannen van des Arch-Hertogen volck/boven de geene die noch na de principale slachtinge zijn achterhaest/doot geslagen/ende van de quetsuren gestorven. Sijn Excell. heeft in alles verloren tusschen de twee ende drie duysent Mannen/ daer mede ingerekent die des morgens so leelijc vermoort waren/ ende ontrent seven hondert ghequetste. Sijn Excellentie heeft van den vyant gecregen acht stucken Canons/met veel amunitie ende baggagie/selfs des Arch-Hertogen Cabinet ende segel: Oock over de hondert Vaendels/met verscheydene Cornetten / en̄ onder andere den Standaert ofte Kenne-vaene van de sestien hondert gemutineerde Spaenjaerts ende Jtalianen te voet/en̄ acht hondert te peerde. Alle dese Vanen en Vaendelen/ooc eenige Trompetten/zijn in den Hage tot een eeuwige ghedachtenisse van dese voor-treffelijcke victorie die God de Landen gegeven hadde/opgehangen/alwaer sy noch tegenwoordelijc te siene zijn. Onder den buyt is oock gheweest Alberti schoone witte Peerdt /daer mede hy sijn blijde in-comste gedaen hadde in de Steden van Vlaenderen en̄ Brabant. Daer zijn gevanckelijck ghenomen vijfhondert een en
vijftich van des vyants volck/hooges en̄ leeges standes/waer van de [1600.] voornaemste was Don Francisco de Mendoza Admirant van Arragon, met veel andere Dons/Heerē en̄ Officieren/als le Conte de Salmes: Don Loys de Villar, Mastro del Campo: Don Loys d'Avila: Don Pedro de Mendoza: Doctor Andreas N. Medicus de son Alteze: le Conte Charles Rezin, Page de son Alteze: Don Gaspar Moragon. XXXV. Ritmeesters en̄ Capiteyns: CCII. Luytenanten/Vaendrichs/Sergeanten/Dons, Cavalleros, ende andere van name: CCCVI. gemeyne Soldaten. Sijn Excellentie bleefdien geheelen nacht met sijn Leger in in het velt/daer den slach geschiet is/logierende in een tente by de kercke van Westende/daer hy sijn avontmael dede /te gaste hebbende den Admirant van Arragon: Daer gingen allerley propoosten om over tafel/ te lanck alhier te verhalen. Des anderen daechs marcheerde sijn Excell. met het Leger nae Oostende om wat te refrescheren. Sijn Princelijcke Excellentie is binnen Oostende gecomen/alwaer de Heeren Staten hem gewillecomt ende dese treffelijcke victorie gecongatuleert hebben. Daer is een solemnele danc-segginge tot Godt geschiedt in de vergaderinghe van de Heeren Staten ende sijner Excellentie/daer veel hondert Menschen tegenwoordich waren/en̄ sijn Excell. heeft met den Admirant by de Heeren Staten maeltijt gehouden/het Leger blijvende in de Duynen by de Schanse Albertus. Het is wel aen-merckens weert/ datter 302. jaren hier te vooren/ even op den tweeden dach Iulij eenen Velt-slach gheschiet is tusschen Albertum eenen Vorst van Oostenrijck/ende Adolphum van Nassou Rooms Keyser /in welcke bataillie de Keyser Adolphus doodt bleef: 'tschijnt dat die van Nassou haer leet teghen die van Oostenrijck hier ghewroken
hebben.
Dese versen zijn in dien tijdt hier van ghemaeckt:
Anno milleno trecentis bis minus annis,
In Iulio mense Rex Adolphus cadit ense.