| |
[1745]
*1745 January 78.
13. |
Is met een zeer zwaare noordweste wind en hevige hagelbuijen, welke die ganschen dag meest aanhielden, 's morgens vroeg het zeewater over de slapen gelopen met zulke kragt, dat menschen in de Santpoort wonende getuigden dat zij in veele jaaren zo zwaar een storting niet gezien hadden, waardoor het water zeer hoog op het land en in de stad geweest is, zodat het op het korte spaarn tot op de stoepens van de huizen, en voor onze deur een voet of twee ver op de wal gestaan |
| |
| |
|
heeft, dit water heb ik in de tuin van Isaak van Nikkelen bij de zijlpoortGa naar voetnoot68 leggende zien aankomen, het welke zeer wonderlijk om te zien was en zeer snel vloog. |
14 & 15. |
heeft het hard gevroren, zodat het spaarn zo dik toelag dat het op veele plaatsen nauwelijks kon stukgeslagen worden, en op den 15e reeden er verscheide op de verdronke velden op schaatsen |
| |
*1745 February. 80.
3. |
Hebben Laurentius Overvest en Didericus Le Leu de Wilhem van het school na de Academie gepromoveerd wordende redenvoeringen gedaan, de eerste over de kwaade manieren der jongelingen, en de laatste over de jonge Cato.
Curatores zijnde, rector, conr[ector] & praec[eptores] gelijk boven. |
13. |
s'middags tussen 1 en 2 uuren zijn hier zeer groote hagelsteenen gevallen, waarvan ik er gehad heb, die 24 aasenGa naar voetnoot69 het stuk wogen, alsmeede de 12 één loot. |
19. |
Is hier de sterfte onder het rundveeGa naar voetnoot70, die al eenigge tijd om de stad en verscheide andere plaatsen hevig gewoed had, in de stad begonnen. |
20. |
Is de sterfte onder het rundvee om de [stad be gonnen=doorgestreept, CvB] Beverwijk begonnen. |
27. |
Is hier in de groote houtstraat bij zeer koud weer en harde vorst van een wagen met vier paarden [Jacobus schrijft zijn verhaal door op pagina 82, maar voegt een en ander tussen op pagina 81, CvB] |
| |
*1745 February 81.
24. |
Heden zijnde biddag is te Haarlem gecollecteerd en gepredikt als volgt. |
|
Gr: kerk |
voorm: F. Hagenaeus |
Amos 4:10-13 |
f 423,5,- |
|
nam: W. v. Asperen |
Ps: 119:75,76 |
f 359,5,- |
N. kerk |
voorm: J. v. Eijbergen |
2 Chron: 7:13,14 |
f 84,15,- |
|
Nam: B. v. Coevorde |
Hos: 14:2,3 |
f 176,15,- |
Bak: kerk |
voorm: A. Hansen |
Lev: 26:23:27 |
f 232,10,- |
| |
| |
|
Nam: J. Crygton |
Petr: 3:8-13 |
f 61,10,- |
Jans kerkGa naar voetnoot71 |
voorm: A. Heshusius |
Nah: 3:8-14 |
f 124,05,- |
|
Nam: L. Luijken |
Jer: 6:8 |
|
f270,15,- |
|
_____ |
|
f 1732,15,- |
|
|
In de kerk in de peuselaarsteegGa naar voetnoot72 gecollecteert: |
f 347,-,- |
|
|
in S Haage is gecollecteerd |
|
|
alwaar zig de prins van Oranje bevond |
|
|
In de groote kerk |
voorm: bij do: van Kessel |
f721,-,- |
|
|
Nam: |
Pielat |
f 528,-,- |
|
|
S'av: |
van Starese |
f288,-,- |
|
|
Klooster kerk |
voorm: |
van Utrecht |
f243,-,- |
|
|
Nam: |
Wittebol |
f303,-,- |
|
|
Nieuwe kerk |
voorm: |
Sandifort |
f429,-,- |
|
|
Nam: |
Mol |
f650,-,- |
|
|
Hoogduitsche kerk |
|
Hoedemacher |
f 52,-,- |
|
|
_____ |
|
|
F 3214,-,- |
|
|
Te Amsteldam is in de nederduitsche kerken gecollecteerd......... |
F 11337,10,- |
|
|
Te Dordrecht is in drie nederduitsche gereformeerde kerken gecollecteerd..... |
F 2749,14,- |
|
| |
*1745 February 82.
|
die van Amsteldam gekomen was, een paard, dat door de gladdigheid gevallen was, en zelf niet op konde staan of geholpen, door de kou verstijft zijnde gestorven. |
28. |
Deeze nagt heeft het hier zeer hard gevrooren, sodat, niettegenstaande het zeer hard waaide, het spaarn egter zelf onder de bruggen zeer digt toegevrooren is, en zo dik, dat Klaas Hogeboom scheepmaker aan het zuider spaarn deeze morgen voor zijn huis tot op het midden van het spaarn gelopen is, zoals mij zelf verhaald heeft. |
| |
Maart
1. |
Deeze nagt heeft het hier zeer hard gevroren zodat er deeze morgen verscheide op het spaarn |
| |
| |
|
op schaatsen gereden hebben, zelfs de bruggen onder door, zonder dat het ijs boog of kraakte, staande de barometer van Hk Prins op 29-9 1/5 R.d.'e |
| |
*1745 Maart. 84.
17. |
Na middag omtrend 5 uuren, terwijl Gerard Hugaart met Phemina HeemstenGa naar voetnoot73 aantekenen waaren, raakte het werkhuis van de bruid's vader staande in de lange veerstraat over zijn woonhuis door onvoorzigheid van het werkvolk die na de bruid stil zijnde gaan zien gaaren in een stoof hadden laaten vallen, in de brand, 't welk zeer groote confusieGa naar voetnoot74 veroorzaakte, doch de brand was, verscheide spuiten erbij gekomen zijnde, vrij spoedig geblust, de vlam is het dak niet uitgeweest, doch de rook vloog zeer sterk door de pannen en uit vensters. |
20. |
Hebben wij de eerste rijpe comcommer uit onze tuin 't huis gekregen. |
21. |
Is oom Abraham BarnaartGa naar voetnoot75 overleden in den ouderdom van [....] jaaren, [....] maanden, [.....]dagen.Ga naar voetnoot76 |
29. |
Hebben wij de 8 eerste rijpe aardbesien uit onze tuin t'huis gekregen. |
| |
*1745 Maart. 86.
29. |
Zijde mij Pieter Sjoerds wonende te Harlingen dat in Friesland van de 100.000 koebeesten wel al 30000 gestorven waaren, en dat de sterfte aldaar noch continueerde. |
30 |
Hebben wij een bloeijende rooseboom uit onze tuinGa naar voetnoot77 t'huis gekregen. |
| |
| |
| |
May
15. |
Zijn hier al de grootste jongens uit het kinderhuis gelopen nadat zij al de suppoosten in het huis braafGa naar voetnoot78 afgeslagen, en de regenten, die op dat gerugt aangekomen waaren, het huis uitgejaagd hadden, dus het huis uitlopende hebben zij de schout met een diender of twee, die tot hulp gekomen waaren, weggejaagd, en een word zelf gezegt zijn mes tegen de schout uitgetrokken te hebben, totdat eindelijk de schout met zes dienders vier a vijf van hen met twee man, die hen de schout zogtteGa naar voetnoot79 ontzetten, in de boejen gebragt had, alwaar zij tot den 21e gezeten hebben en doen in het |
| |
*1745 May. 88.
|
tugthuis gezet zijn, en van de lui, die hen had zoeken te ontzetten, losgelaten zijnde. |
15. |
Is hier op de runmolenGa naar voetnoot80 van Willem Vos een knegt elendig omgekomen op de volgende manier.
met een frisse koelte de molen aan twee enden gezwigt malende ging een van de knegts, die boven in de molen werkten, buiten op de stijger, zo de ander meende om eens uit te zien, maar hij scheind door het kruis van de wieken na de leningGa naar voetnoot81 van de stijger uit een kunstje, naar dien hij er niets te doen had gelopen te zijn, doch dit is niet zeker, maar, hij mag er gekomen zijn zo hij wil, papa en verscheide andere menschen hebben hem er altans zien staan, die er zeer van aangedaan waaren dat hij daar zo schrikkig en gevaarlijk stond, nadat hij dus een wijnig tijd gestaan had wilde hij weder door 't kruis van de wieken na de molen lopen, doch dit mislukte hem, en hij kreeg een slag van een wiek op zijn linker zijde zo verschrikkelijk dat hij tegen |
| |
| |
| |
*1745 May. 90.
|
de lening en een steekbord van die wiek van boven neer op de weg, dus bleef hij zonder zig iets te bewegen of te kermen leggen, zodat wij allen meenden dat hij dood was, totdat er menschen onder uit de molen op het vallen van die plank kwamen uitlopen en hem daar zagen leggen, die aanstonds de molen in de vangGa naar voetnoot82 zetteden; de knegt die boven in de molen werkte verwondert zijnde dat de molen stilstond liep aanstonds na buiten, en vond zijn maat daar dus leggen, waardoor hij niet weinig verschrikte, en een rijs of twee tegen hem riep wat hem scheelde, doch hij bleef daar als door dood leggen totdat de andere knegt met een knegt, die papa om wat te helpen er na toe gestuurd had hem in de molen draagden, alwaar papa's knegt hem noch wel een half uur in zijn armen en asijn onder de neus hield of hij noch mogt bekomen, doch te vergeefs doordien hij na omtrend |
| |
*1745 May. 92.
|
een uur nadat het ongeluk gebeurd was zoals er de chirurgijn bijkwam stierf, aan die zijde, daar de slag aangekomen was, scheen zijn arm en been stukkend te zijn (doch dit onderzogt de chirurgijn hij doch dood zijnde niet nauw) en zijn aangezigt was zeer gekneust, buiten aan zijn lijf bloede hij niets, doch het bloed liep hem de keel uit, zodat hij van binnen dodelijk schijnd gekwetst geweest te zijn. |
19. |
Hebben wij de eerste rijpe peulen en snijboonen uit onze tuin t'huis gekregen. |
29. |
Hebben wij de eerste rijpe meloen uit onze tuin t'huis gekregen, en den 30e de tweede. |
| |
*1745 Juny. 94.
4. |
Eenige vissers van Scheveningen rapporteeren, dat men aldaar het grootste gedeelte van de gepasseerde nagt van verre sterk heeft horen kanonneeren, en met het aanbreeken van den dag door |
| |
| |
|
verrekijkers diep in zee ontdekt twee schepen met malkanderen slaags zijnde op de hoogte van 't zelve dorp, zodat men distinct het vuur had gezien, doch men weet niet wat schepen het geweest zijn. |
14. |
Heb ik alhier een Rhenoceros gezien, dit dier was donker bruin, en had geen haair als alleen eenige haairtjes agter de ooren en aan 't einde van de staart, op de neus had hij een zeer korte dikke hoorn, zijn kop liep na voren spits toe, de ooren waaren gelijk die der ezels, en de oogen na proportie van het dier zeer klijn, en hij daaruit niet als schuin ter zijden afzien, de huid was geheel met schilden overdekt die in leden wel een handbreed over malkander |
| |
*1745 Juny. 96.
|
heen sloegen, de pooten waaren kort en dik voorzien met drie klaauwen en met schubben, dit dier wierd gezegd zeven jaaren oud, 6 voeten hoog, 14 voeten lang, 16,5 voet dik te zijn, vijf duizend ponden te wegen, en tot zijn dagelijks voeder te eeten 60 ponden grof hooy en 20 ponden brood, en te drinken 14 emmeren water. |
14. |
Heeft het hier de geheele namiddag vrij hard gedondert geweerligt en geregend bij zeer stil weer. |
15. |
Heeft het den gantschen dag door bij extra stil weer gedondert, voor de middag niet zeer hard; nademiddag hing de lugt rondom vol zeer zwaare buijen, waarin men het van alle kanten hoe langer hoe harder hoorde donderen en zag weerligten geheel zonder regen met een NW. wind, doch de buij kwam doen meest tegen de wind opzetten en dreef na het ZW. over, om 6 uuren liep de wind ZW, en het waaide en |
| |
*1745 Juny. 98.
|
regende een minuut of vijf zeer hard, waardoor dieselfde buij uit het ZW. zeer schielijk kwam opzetten, toender tijd donderde het hard en de donder was nabij, doen de buij genoegzaam boven ons hooft was wierd het weder zeer stil, waardoor men het in die bui, die na het westen ging, zeer zwaar hoorde donderen en zag blixemen en weerligten tot over |
| |
| |
|
negen uuren, wanneer een andere noch veel zwaarder bui in het ZO zeer langzaam kwam opzetten, in deeze zag men het om negen uuren zeer zwaar weerligten, doch de donder hoorde men niet voor half tien uuren en doen noch zeer min, doen de bui op 't naast bij ons was donderde en blixemde het zo verschrikkelijk dat ik in veele jaaren er geen weergaa van gezien heb; dit alles zonder de minste regen tot over tien uuren wanneer het zeer hard begon te regenen, het onweer duurde |
| |
*1745 Juny. 100.
|
tot over elf uuren, tot het einde van deeze bui bleef het doodstil, de donder scheind ons, niet tegenstaande hij zeer hard was, niet zeer nabij geweest te zijn, doordien ik observeerde dat de slagen, doen zij omtrend op zijn hardst waaren, een halve minuut na de blixem kwamen, en doen de slagen het hardst waaren kwamen zij egter na gis een seconde of tien na de blixem. Ik heb niet vernomen dat hieromtrend door die bui eenige schaade veroorzaakt is, niet tegenstaande in het hevigst van de buij alles in vuur en vlam scheen te staan, door de blixem was het gedurig zo ligt dat men de molens en huizen op de kant van de meer staande ja zelf de stad Amsteldam, niet tegenstaande het donker weer was, uit onze tuin zeer klaar kon onderkennen. |
| |
*1745 Juny. 102.
15. |
Uit het hoofdquartier van den veldmaarschalk graave van Bathiani te Alspach.
Op den Mars van heden wierd een Hanovers kapitijn met zijn paard door de blixem doodgeslagen, en een gansch gelid soldaaten agter hem omvergeworpen doch geen van deselven, uitgenomen een sergeant, zijn gekwetst. De kapitijn en 't paard waaren in een ogenblik verstikt, en een gedeelte der klingGa naar voetnoot83 van desselfs degen in de scheede gesmol- |
| |
| |
|
ten. |
17. |
Kreeg ik een levendige jonge kat, een dag of vier oud zijnde, met 6 pooten, wiens fondamentGa naar voetnoot84 toewas, zodat dit dier zou hebben moeten barsten, zo ik, nadat ik het noch een dag gehad had, ziende dat het dier groote pijn had niet had laten dooddoen, dit dier bewaar ik in sterk water. |
| |
*1745 Juny. 104.
18. |
Kreeg ik een witte mol op de baanGa naar voetnoot85 gevangen, die ik in sterk water bewaar. |
|
19. |
Is te Scholenaar het volgende gras gevijld: |
|
|
3 morgenGa naar voetnoot86, waarvan de trekpenningGa naar voetnoot87 was |
f 1,10,-- |
|
mogten gelden |
f 3,--,-- |
|
3 morgen 400 roedenGa naar voetnoot88, waarvan de trekp[enning] was |
f 1,10,-- |
|
mogt gelden |
f 1,--,-- |
|
3 morg: 200 roed[en] waarvan de trekp[enning] was |
f 1,80,-- |
|
mogt gelden |
f--,10,-- |
|
dit alles wierd veroorzaakt door de aanhoudende zwaare sterfte onder het rundvee, waardoor het gras, dat zeer weelig groeide, niet konde gebruikt worden, ja dit ging zelf zover dat verscheide boeren hun gras voor niet aan anderen gegeven hebben, alleen met die conditieGa naar voetnoot89 dat zij het voor hunne rekening zouden laaten maaijen, omdat het hooi zo goed koop was dat zij, het niet kunnende gebruiken, er geen voordeel |
|
| |
*1745 Juny. 106.
|
met de verkoop zagen aan te behalen; anderen lieten hun land ongemaaid leggen.
De ziekte onder het rundvee schijnd nu wel zo sterk niet aan te gaan als in de winter en vroeg in het voorjaar deezes jaars, maar de beesten die |
| |
| |
|
nu ziek worden sterven meest allen, het is aanmerkenswaardig dat meest alle beesten als een bijzondere ziekte hebben, sommigen leggen eenige dagen zeer zwaar te steenenGa naar voetnoot90, anderen leggen de ganschen tijd stil zonder geluid te geven, anderen staan de gehele tijd totdat zij plotseling dood ter aarde vallen, doch dit in alle doordat zij zodra de ziekte begint, verflauwen met melk te geven en ophouden met herkaauwen, aan welke twee zaaken de boeren het altoos eerst gewaar worden, daar is tot noch toe, niet tegenstaande veele hulpmiddelen in 't werk gesteld zijn, geen gevonden dat eenige baat toebrengt. |
| |
*1745 July. 108.
17. |
Kreeg ik een brief van een soldaat zijn vrouw |
|
toegesonden, waarin hij de batailljeGa naar voetnoot91 |
|
te LessinesGa naar voetnoot92 verhaald, |
|
Deeze luid als volgt. |
|
|
Zeer beminde vrouw ik heb U eerder willen schrijven, maar, omdat wij geen vast campement hebben gehad en u noch niet zonderling wist te schrijven, heb ik tot hier toe nagelaten.
21. Den 9e May zijn wij met de armeeGa naar voetnoot93 gecampeert 1,5 uur van Doornik; den 10e is een vliegende armee tot Doornik gemarceert (want de Franschen hebben Doornik sterk belegerd) om een begin te maken van Doornik te ontzetten, en de geheele armee moest sig gereed maken om op de eerste order te marceeren tegen de Franschen, wij zijn de geheele dag en nagt in de wapens gebleven, en hebben 't geweer van 't front neergelegd, s'avonds kregen wij |
| |
*1745 July. 109.
|
order te marceeren, s'morgens ten 2 uuren maceerde de geheele armee zeer blijmoedig tegen de Franschen met groene takken op de hoeden, maar hoe groot bloedvergieten daar geweest is kan ik u niet zeggen, want |
| |
| |
|
zoras wij maceerden hebben de Franschen geweldig beginnen te schieten, op alle hoeken hadden zij battereijen, zij konden onze armee makkelijk beschieten, wij marceerden door een bos, zij hadden een battereij op het bos geregt met zeer veele kanons voorzien, en deeden anders niet als scheut op scheut, daar zijn ook veele van onze armee in 't bos gebleven eer wij eens op de vlakte des velds kwamen, want het vuuren was zo groot met spijkers en steenen in de kanons dat het niet te zeggen is; daar begon al een groote schrik onder ons volk te komen insonderheid onder de grootste vloekers en zweerders; daar zijn al verscheide doodgebleven, de eerste die in 't bos bij mij neerviel was die |
| |
*1745 July. 110.
|
schoenmaker van Lambregts compagnie, die was een arm afgeschoten; de Heere is noch zeer genadig over ons volk geweest dat de kogels over ons heen gevlogen zijn en niet als pijlen geraakt hebben, generaal Swartsenburg wierd zijn paard door 't lijf geschoten dat het ingewand er uithing, en hij door de plooijen van zijn rok, veele paarden liepen op 't veld daar de ruiters afgeschoten waaren, daar liepen er ook met 3 pooten, andere lagen plat dood, de takken wierden van de boomen geschoten dat het bos vol takken lag, wij zijn met de armee al meer en meer in 't vuur op de Franschen geavanceert totdat wij digt bij hen waaren, den onzen vuurden ook steeds op hen met kanons, maar wij hadden niet veel kanon, doch zij deeden hun best, doen wij op 't vlakke veld waaren |
| |
*1745 July. 111.
|
voor de Franschen zo vielen daar menschen rondom mij Karel Harteveld wierden 2 beenen afgeschoten, en Piet van Lid wierd door de rug geschoten, en noch veelen die ik niet weet, de kapitein van Dijl wierd in de schouder gekwetst, en van andere regimenten die voor mij stonden vielen zij als vogels daar men onder schiet, en og wat lagen daar menschen daar men over moest gaan, die kermde og help mij doch, de een kermde om zijn been, een ander over zijn arm, de derde riep o mijn heer schied |
| |
| |
|
mij dood, sommigen waaren de koppen af, sommigen de buik opgeschoten dat er het ingewand uithing, anderen kropen op handen en voeten om noch weg te komen, o hoe vreeselijk was dat! Van het regiment van Dort zijn vier officiers doodgebleven en veele soldaaten, en dat regiment maakte regtsomkeer en nam de vlugt, en noch een |
| |
*1745 July. 112.
|
regiment, ik meen Oranje; doen vlugtte ons regiment halfweg, de linkervleugel was weg als ik meen, en de tamboer met de tamboer majoor en de hoboisten waaren allen weg, maar onze majoor en adjutant zeiden, mannen blijft gij staan, hebt goede moet het zal wel gaan, 't was een groote verwarring in ons regiment, niemand kon zijn platon vinden, de officiers ook niet, daar waaren wel 10 geleders tegen 3, doe begon de cavallerij hardop te fluiten; o mijn beminde vrou hier kwam het geloof te pas, somtijds wat sterker, die belofte heeft mij veel ondersteunt als gij door 't water en vuur gaat zullen u de stroomen niet overweldigen, de 3 mannen in de vuurigen oven, en die belofte vreest niet voor degeenen die het lighaam dooden en dat alle de haairen des hoofds |
| |
*1745 July. 113.
|
geteld zijn, ik dat de Franschen schieten de pijlen en kogels, maar de Heere de koning aller koningen bestierd de kogels daar zij zijn moeten, ik gaf mij in al dit gevoel over aan den Heere, ik was altijd zeer praesent en vrijmoedig, hoewel met veel strijd en vrees van binnen wanneer mij de natuurlijke dood vreselijk voorkwam, het volk bukte zig gedurig op de grond als een kanonskogel op ons aankwam, maar ik bleef staan gelovende die kogels zouden mij niet raken zo de Heere het niet wilde; de Heere bewaarde mij daar dat ik niet liep als de anderen, en Aart en Renning en David zijn altijd zeer vrijmoedig geweest, en hebben ook post gehouden, en ons is geen leed geschied, wij zijn alle tesamen gezond, ik ben zo gezond in Naamen niet geweest, wij moeten sterk marceeren met zwaare last op de rug, de Heere |
| |
| |
|
ondersteunt ons, den Heere zij lof, den bewaarder |
| |
*1745 July. 114.
|
Israels den gebieder der volken zij eere en lof toegebragt voor zijn bewaring in 't vuur, want wij hebben den 11en een heete dag gehad, s'morgens ten 2 uuren klaar geweest, den geheelen dag tot omtrent 5 uuren s'avonds in 't vuur geweest, en toen begon de geheele armee de tenten op te breeken, en wij hadden die gantsche nagt en de volgende dag den 12e gemarcheerd, want de Heere had de Franschen koelmoedigheid gegeven en ons volk verslagenheid, zodat wij de vlugt neemen moesten en 3 kanons agterlaten; de Franschen juigten zeer toen zij zagen dat zij het veld behielden, en hebben onze armee schrikkelijk agterna geschoteen met kogels van 6, 20 tot 24 [.....]Ga naar voetnoot94 daar wierden er noch veelen gekwetst, 't was belastGa naar voetnoot95 's morgens onze rantsels in de tenten te laten, |
| |
*1745 July. 115.
|
en doen wij van de batterij kwamen na onze tenten waaren uit de gantsche armee alle de wijnen en knegts met de paarden gevlugt na Aath uit vreeze (gelijk het geroep in 't leger was gekomen) wij hadden de strijd verloren, en de Franschen waaren op weg om alles te vermoorden, en hadden alle onze rantsels en haverzakken laaten leggen. De Heere deede het volk vlieden daar geen vervolger was, 't meeste volk was hun goed kwijt, maar David, Aart en Remming's goed is niet gestolen, dat vonden wij noch in onze tenten. O die goede God wat doet die aan ons onwaardigen die behoed ons en ons goed, anderen hebben niets meer dan zij aan 't lijf hebben; zusterGa naar voetnoot96 was gevlugt en had alles in de tent gelaten, dat vond mijn zwager weer, maar konde het niet voortkrijgen, want de paarden en pakwagens waaren weg, de tenten moesten |
| |
| |
| |
*1745 July. 116.
|
wij zelf dragen, en de gantsche nagt marceeren, en hebben zuster hier in AathGa naar voetnoot97, daar wij nu gecampeerd staan, gezond weer gevonden met alle de wijven; en verscheide wijven zijn haar mannen kwijt; die arme zuster met de overige wijven gehoord hebbende dat wij alle dood waaren heeft ons met groote blijdschap ontfangen, maar is veel goed kwijt.
O beminde vrouw! De Heere is goed over ons, mogten wij het maal erkennen. De Franschen bombarderen sterk op Doornik, wij zijn te zwak tegen de Franschen, zij zijn 3 man tegen wij 1. De Heere is tegen ons om onze zonden, en 't volk is zeer uitspattende, daar is geen godsdienst onder het volk, wij hebben noch geen predicatie gehoort, doch de Heere laat zig aan ons niet onbetuigt. |
|
Aath den 13e May 1745. |
|
J. Eskoeke. |
| |
*1745 July. 118.
9. |
Is de eerste Groenlandsvaarder commandeur Jan Stoel met 6 vissen en 200 vaten spek uit Groenland in Texel binnengekomen. |
16. |
Zijn hier twee schepen gekwetste soldaaten die in Doornik doen het nu van de Franschen belegerd was gelegen hadden doorgekomen, van welken een kadet een baron van geboorte zijnde en een soldaat \beide Duitschers/ aan mijn vader's huis geweest zijn, die het voornaamste van de naare omstandigheden voor Doornik en in de citadel in deeze belegering verhaald hebben, als volgt: In een uitval op de Franschen waaren zij zodigt bij derselver loopgraven geweest, dat zij verscheiden derzelver met de kolfen hunner snaphaanen hadden doodgeslagen, ja zelf was er een van hen die in de Franschen trancheenGa naar voetnoot98 gesprongen was, |
| |
| |
| |
*1745 July. 120.
|
een Fransche hussaar aldaar bij de kop gevat, met zijn geweer doodgeslagen en deszelfs muts van de kop en meede na de zijnen genomen had, deeze was hier meede op een van de schepen hebbende deselve muts noch op het hoofd, wanneer zij dus eenige tijd tegen de Franschen gevogten en hen groote afbreuk gedaan hadden zettede de Hollanders het altesaam op een vlugten en lieten de andere staan, waardoor die het niet kunnende houden meede moesten retireerenGa naar voetnoot99, waarover zij met reden zo verstoord waaren dat zij al in de nagt (want het gevegt duurde lang) weder in Doornik komende verscheide Hollanders omverschoten, zij klaagden zeer over de lafhartigheid der Hollanders, want als die |
| |
*1745 July. 122.
|
hadden blijven staan zouden er (zijden zij) nauwelijks een Franschman afgekomen hebben eindelijk de stad bemagtigd op conditie dat de onzen in het kasteel zouden trekken (doch de onzen mogten de Franschen en de Franschen de onzen aan de zijde van de stad niet aantasten) alwaar het niet minder hevig als in de stad toeging, want de Franschen bombardeerden het gedurig met 90 mortieren, uit sommigen van welken zij bommen van 600 ponden wierpen waardoor alles omver geraakte, jazelfs de huizen die niet omvergeschoten wierden vielen in door de dreuning der grond van het grof geschut veroorzaakt, zodat geen een huis bleef staan; de soldaten in het kasteel had, |
| |
*1745 July. 124.
|
den s'nagts vrijheid om vuuren te stooken van de balken en planken der ingestorte huizen, en daar bij te zitten roken, doch dan vlogen dikwils door een bom in het vuur vallende allen die om het vuur zaten, in de lugt, maar zij zei- |
| |
| |
|
den dat de Franschen lang zo ervaren niet waaren in de bommen te werpen als de onzen, want de onzen konden ze op een stroobreed (om zo te spreken) werpen daar zij ze wilden hebben, de Franschen niet, onze bommen sprongen altijd als zij een voet of anderhalf boven de hoofden der vijanden waaren, waardoor al wat daar omtrend was in de lugt vloog en niemand dezelve iets kon ontvlugten, maar die der Franschen bleven daarentegen wel een minuut of twee leggen eer zij sprongen, waardoor verscheide die noch konden |
| |
*1745 July. 126.
|
ontvlugten, en anderen, die er zeer digt bij waaren vielen zodra de bom op de grond kwam op hun buik neer, als wanneer de stukken over hen heenvlogen, en zij wel met aard bedekt wierden maar geen letsel kregen. De bommen der Franschen maakten zulke gaten in de grond dat zij verscheide maalen 3 paarden in zo een gat begraven hadden; zij hadden veel werk om de dooden te begraven, zij hoefden wel nooit gaten daartoe te graven, want die maakten de bommen groot genoeg, maar als zij de dooden begraven hadden viel er dikwils een bom op dieselve plaats neer, waardoor de lijken aan stukken en brokken weer in de lugt vlogen, dat somtijds tot viermaal toe gebeurde, somtijds als iemand de dooden begraafde kwam er een kogel die hem omver wierp |
| |
*1745 July. 128.
|
wanneer hij meede in de kuil geworpen wierd; sommigen bij het vuur zittende te roken verlooren hunne armen of beenen, ja zelfs gebeurde het eens dat er drie bij malkander zaten, welke met hun drieen twee beenen behielden, zij waaren al die tijd dat het kasteel belegerd was geen minuut onder dak of uit hunne klederen geweest, maar moesten altijd in de open lugt campeeren, en wanneer zij noch iets sliepen moesten er altijd op de wagt staan om op de bommen te passen en hen dus wakker te maken, doch desniettegenstaande stierven er verscheiden niet schielijk |
| |
| |
|
genoeg wakker kunnende worden al slapende; geen uur voordat zij het kasteel overgaven kwam een Zwitser bij deeze twee zittende te |
| |
*1745 July. 130.
|
roken en zeide tot hen, kom jongens, 't sal nu haast gedaan zijn, ik wil nu noch eens drinken, en hem de fles om te drinken aan de mond zettende wierd door een kogel de hand afgeschoten, die met de fles op de grond viel, anderen de snaphaan in de hand hebbende om op de vijand te schieten wierden beide hunne armen afgeschoten, om kort te gaan het was hier so slegt toegegaan, dat zij het zo slim niet konde verhalen, hetgeen uit de stukken ook blijkt, want van de tienduizent man, die in het kasteel getrokken waaren, waaren er nauwelijks vierduizent uitgetrokken, waarvan noch wel de derde part zwaar gekwetst waaren, doordien in het kasteel het hospitaal zo vol was dat zij daar al de gekwetsen niet konden |
| |
*1745 July. 132
|
bergen of verbinden moesten zij verscheidene laaten sterven, ja sommigen die maar een duim of vinger verloren hadden konden niet geholpen worden en moesten daaraan sterven, zelf zeiden zij dat er wel 200 wijven en kinderen omgekomen waaren.
Ik heb op deeze schepen geweest en gezien hoe elendig het volk gesteld was, ik zag onder anderen een luitenant die door een kogel in zijn regter oog geschoten was dat de kogel agter aan zijn hoofd weer uitgekomen was, een soldaat wiens arm op twee \plaatsen/ stukkend geschoten was, verscheiden die een arm, anderen die een been af was, de kadet hierboven gemeld waaren de toonenGa naar voetnoot100 van zijn regter voet door een stuk van een bom verpletterd, (deeze zeide egter dat hij als zijn |
| |
| |
| |
*1745 July. 134.
|
voet weer genezen was, daar hij goede hoop op had, om geen 100 ducaaten wilde of hij was in Doornik geweest om altoos te kunnen verhalen hoe wonderlijk het daar toegegaan was) en noch verscheide ligtgekwetsten \vanwelken/ noch geene genezen waaren, en aan verscheide van hen kon men zien dat het bloed langst de klederen gestroomd had, deeze schepen gingen na Friesland, want de koning van Vrankrijk had bij de overgaaf een contract gesloten dat geene van die in Doornik en 't kasteel in deeze belegering gelegen hadden in agtien maanden tegen hem zouden mogen vegten, of in eenige FrontierplaatsenGa naar voetnoot101 leggen. |
| |
*1745 July. 136.
18. |
Is oom David Leeuw van Lennep zeer schielijkGa naar voetnoot102 aan een zwaare beroerte overleden; Den 17e deezer 's morgens nadat hij van de Beurs gekomen was in het koffiehuis een kop chocolade drinkende voelde hij dat hij niet wel wierd, waarop hij teneersten na huis ging, op de stoep komende liet hij zijn rottingGa naar voetnoot103 uit de hand vallen, maar nam die zelf weer op, in huis komende was zijn spraak zeer belemmerd en hij kon naauwlijks verstaan worden, waarop hij een zeer zwaare beroerte kreeg, 's avonds ten 5 uuren al buiten kennis raakte, en den 18e s'morgens ten 4.30 uur stierf. |
| |
*1745 Augustus. 138.
12. |
Hebben hier op de gewonelijke promotie der discipulenGa naar voetnoot104 redenvoeringen gedaan |
|
Mauritius Wilhelmus Le Leu de Wilhem |
|
tot lof der musiek konst & |
|
Joannes Petrus Theodorus Huijdencoper |
| |
| |
|
over de opkomst en ondergang van ons gemeenebest |
|
De promotie geschiedde voor de eerste maal in de Fransche kerk met veel statieGa naar voetnoot105; voor en na ijder redenvoering wierd er op de hangzolderGa naar voetnoot106 concert gehouden met het orgel, violen, en walthorens; daar waaren ook verscheide dames in 't gehoor |
17. |
Heeft het hier zo zwaar gedondert, geblixemd, en geweerligt als mij niet heugt ooit gehoord of gezien te hebben, de donder was zeer nabij, een slag of twee voornamentlijk was extra hard, waar van de eene veel gelijke had na springend buskruid, deeze was alsof hij op ons huis buiten neerviel, en de meiden zelfs in huis zittenden meenden dat zij ietGa naar voetnoot107 in 't spaarn hoorden neervallen, |
| |
*1745 Augustus. 140.
|
doch wat dit geweest is weet ik niet; de andere was een zwaare en langdurige ratelslag, deeze scheen langs het dak van ons huis in de stad heen te gaan, en maakte een vreselijk geweld, egter heb ik niet gehoord dat door dit weer ergens eenige schaade veroorzaakt is. |
18. |
S'nagts om 10 uuren haalde hier de schoud eenige jongens, waarvan de oudste 17 jaaren en de anderen veel jonger waaren, in 't gatGa naar voetnoot108 omdat zij eenige tuinen en silversmitswinkels bestolen hadden; onder andere haalde hij een jongen van 11 jaaren van een weduwe met twee kinderen op de burgwal wonende, die daar van zozeer verschrikte dat zij van zigzelve vielGa naar voetnoot109, en kort daarna de schoud die jongen omdat hij onschuldig was wederom brengende viel zij weder van zigzelve. |
| |
*1745 September. 142.
15. |
Heeft het hier zwaar geonweerd en zeer zwaar geweerligt, ik observeerde dat een vrij harde donderslag volkomen twee minuten na de weerligt kwam, zodat |
| |
| |
|
die slag (als men ondersteld dat het geluid in \een/ seconde 1142 voeten voortgaat) 137040 voeten of 6 uuren van ons moet afgeweest zijn, waaruit ik besluit dat de bui daar hij gevallen is zeer zwaar geweest is. De bui begon om 6 uuren met zeer felle regen, die tot de middag daarna duurde, waardoor het land over onze tuin geheel blank stond, de kom in onze tuin stond tot boven aan toe vol water, in het hok daar de jongen eenden en liepen, dat wat laager als de tuin lag, stond het water wel 1 1/2 voetenGa naar voetnoot110 hoog; op een plaats of drie in onze tuin waaren gaten geweld wel een voet diep en een voet of anderhalf in den omtrek, waarin de palm en bloemen daarbij staande gezonken waaren, onze gantsche tuin als meede de laanen stonden genoegzaam blank. In deeze bui, niettegenstaande het eerst de 14e dag van de maan was |
| |
*1745 September. 144.
|
en de maan al lang op, was het hier en voornamentlijk te Amsteldam zeer donker, waardoor daar drie menschen in het water vielen, van dewelke twee verdronken, doch hier heb ik van geene ongelukken gehoord. |
16. |
Heeft het zeer hard gewaaid, waardoor hier in den houdGa naar voetnoot111 een zwaare boom stukkend geslagen, in de tuinen veele boonestokken midden doorgeslagen, en alle groente bijna tegen de grond geworpen wierd. Te Amsteldam op de kolk stierven twee slepers hun goed wat schoonmakende door de val van een hardsteen of twee. |
| |
*1745 October 146.
11. |
Heeft het te Amsteldam extra zwaar gedondert en geblixemt zodat twee menschen op de noorder markt door de donder doodgeslagen zijn. |
12. |
Heeft hier over ons huis Spaarendammer botschuit gelegen met levendige schelpvis en tarbot, die hij in zijn bonGa naar voetnoot112 hield, door de zeldzaam- |
| |
| |
|
heid van welke zaak ijder begerig zijnde daarvan te eeten hij een goede prijs gemaakt hebbende schielijk uitverkogt was. |
14. |
Is een beurtmanGa naar voetnoot113 van Zwol op Amsteldam van Zwol komende in de zuiderzee omgeslagen, waardoor [volgens het zeggen der menschen, doch het regte heb ik noch niet kunnen vernemen=doorgestreept, CvB] van de 37 passagiers die \onder/ in het schip waaren [circa= doorgestreept, CvB] 36 verongelukt zijn, zijnde de overige op de boord van het schip behouden, de schipper en zijn knegt meede geen schaade;
[dit geval is zeer wonderlijk doordien het wel een stijve wind maar egter geen stormagtig of buiig weer was, zijnde dit bevestigd door andere schippers, die korte tijd daarna deselve weg gepasserd en zonder [vervolg op blz 148, CvB] |
| |
[Zonder dag of maandaanduiding, CvB] 147.
|
[op de rechter blz 147, CvB] |
|
Hebben naderhand uit zekere berigten verstaan dat dit onwaar was, zijnde het geschied zoals aan de andere zijde blijkt. |
| |
*1745 October. 148.
|
[doorgestreepte tekst van pagina 146 gaat door op 148, CvB] eenige schaade te Amsterdam gekomen zijn; het kon door de oud en ondigtheid van het schip niet veroorzaakt worden want het een flinterGa naar voetnoot114 nieuw schip was dat zijn eerste rijs deed; sommigen derhalven waaren van gevoelen dat het zwaard op een zantplaat zou gestoten hebben en dus het schip omgeslagen zijn, doch hierdoor, denk ik, kon geen schip omslaan, maar de meeste en mijn's bedunkens aannemelijkste gedagten zijn dat het door een hoos geschied is, die gelijk bekend is, van een wonderlijke uitwerking en genoeg instaat is om zo een schip om te slaan.]Ga naar voetnoot115 |
25. |
Is hier bij de grutter Engelgeer wonende in de zijlstraat in de mist brand ontstaan door stilstaan van het horlogerie, doch wierd door hemzelf, niet tegens- |
| |
| |
|
staande reeds verscheide spuiten op de been en aangebragt waaren met weinig schaade nog tijdig gered. |
| |
[rechter pagina, zonder dag- en maandaanduiding, CvB] 149.
|
Bij vrij goed weer ondstond er schielijk een hoos (daar hij middenin was) met een vreeselijke wind, waar door hij genoegsaam geheel omgekeerd wierd, zelfs zo dat de top van de mast
in de grond gesmeten wierd zodat
het op de mast staande koperdraad kromgebogen wierd, alle menschen dehalve die binnen in het schip waaren verdronken uitgenomen een man, die ergens opgeklommen zijnde na 48 uuren in het water somtijds tot zijn hals toegestaan te hebben eindelijk een gad in 't schip gemaakt zijnde behouden wierd, de reden waarom men zolang wagtte om dit gad in 't schip te maken was dat de vader van de eigenaar van dit schip, hetzelve voor zijn zoon hebbende laten maken en het na zijn zoon te Amsteldam brengende niet wilde toelaten dat er een gad in gemaakt wierd doordien het flinter nieuw was, maar de eigenaar er eindelijk bijgekomen zijnde liet er aanstonds een gatGa naar voetnoot116 in maken, met deeze uitdrukking dat hij al kwam geen stuk van het schip te regt egter deeze man die zij hoorden kermen, zo 't mogel[ijk] was zoude helpen, dat ook gelukte doordien het schip op de grond lag, en dus wanneer er lugt in kwam niet kon zinken; de vader heeft derhalve moeten vlugten: dit zelve noodlod zou de HasseldeGa naar voetnoot117 veerman ongetwijfeld ook hebben moeten ondergaan zo hem de bui regt geraakt had, wordende nu alleen door een afschampert zijn gangboordGa naar voetnoot118 te water gehaald. |
| |
*1745 November 150.
7. |
Deeze week is hier bekend gemaakt, en aan alle huizen daar het vereischt wierd aangezegt dat voortaan op alle zondagen geen winkels zouden mogen open staan noch goed verkogt worden, de boeren mogten na s'morgens 9 uuren met geen melk in de stad |
| |
| |
|
lopen, de kinderen mogten op de straat voor 4 uuren s'avonds niet spelen, men mogt voor seven uuren geen brood eeten maar van 4 uuren af zig dronken drinken, dat is te zeggen, voor 7 uuren mogten de bakkers geen brood verkopen noch zelf hunne huizen openstellen, maar na 4 uuren mogten alle kroegen openstaan en mij daar vrij tappen; op dit alles was een zekere boette gesteld, die men betrapt wordende zoude moeten betalen, hoe het in deeze met de bradersGa naar voetnoot119 zal gaan weet ik niet, zulks zal de tijd leren; dat de kroegen zoveel meer voorregt als andere huizen hebben is ongetwijfeld om deeze reden dat de waarden op een zekere quantiteit bier, jenever etc. die zij in een jaar kunnen verkopen getaxeerd worden, waardoor zij dan ook een zeker quantum aan de pagters moeten betalen, als er nu zo groote inbreuk |
| |
*1745 November 152.
|
in de jeneverneringGa naar voetnoot120 kwam, dat men namentlijk op sondag in geen kroegen mogt gaan, zo zouden de waarden ongetwijfeld aan de pagters klagen dat zij zoveel niet konden verkopen als zij opgetaxeerd waaren en bij gevolg afslagGa naar voetnoot121 verzoeken, zo zouden de pagters ook minder inkomste hebben en dus zoveel niet kunnen opbrengen, dat dan een groote verarming zoude veroorzaken; of nu deeze zaak te prijsen of te laaken zij wil isGa naar voetnoot122 aan een ijders oordeel wel overlaten, maar mijn's bedunkens mogt die schaade, als 't nodig was, wel op een andere manier, die zoveel niet in het oog stak, vergoed geworden zijn, en deeze zaak, niet tegenstaande ik de andere goedvinden, kan ik niet ad probeerenGa naar voetnoot123. |
17. |
Is voor Amsteldam een franse kaper gekomen hebbende 300 man en verscheide (ik meen 20) stukken kanon op, deeze was door een Engelsch oorlogschip in Tessel binnen gejaagd, weshalve hij na Amsteldam gezijld is, vanwaar hij niet weder durft vertrekken om dat gedurig een Engelsche kaper of twee op de hoogte |
| |
| |
| |
*1745 November. 154.
|
van Tessel op hem wagten; doen hij voor de stad gekomen was, brandde hij zijn geschut, dat extra zwaar was los, doch (bij ongeluk) scheind er op een stuk een kogel te zijn geladen geweest, die in een koopvaardij schip van een heer de PintoGa naar voetnoot124 veel schaade deed en een man om 't leven bragt, waarover de kapitein van de kaper in de boette van 500 gulden beslagen is; gem[elde] kapitein is verscheide rijsenGa naar voetnoot125 op de beurs en in 't Fransche koffijhuis geweest, doch dat was hem eens bijna zeer kwalijk bekomen doordien verscheide Engelsche matroosen een stuk weegs van gem[elde] koffijhuis hem opwagtten, maar tot zijn geluk ging hij doen een andere weg |
19. |
Van 't schip de Jonge Matthias capt Andries Pietersz Arander van Amsteldam na Curacao gedestineerd heeft men door een brief van den stuurman uit Hamb[urg] tijdingGa naar voetnoot126 welke meld dat het schip op de 8e deezer op de HaaksGa naar voetnoot127 was geraakt en gestoten had, vervolgens dat het over de gronden was gekomen, dat bij de pompen was gevonden 8 voet water, het roer aan stukken, en de helft daarvan weg, dat de stuurman met de resteerende manschap zig eindelijk in de bootGa naar voetnoot128 gesalveerdGa naar voetnoot129 hadden |
| |
*1745 November. 156.
|
en het schip hadden moeten verlaten derwijl het al tot zinkens toe vol was, en na 16 uuren met de boot in zee gezworven te hebben hadden ontmoet een smakGa naar voetnoot130 die hen had overgenomen en waarmeede zij te Hamb[urg] zijn gearriveerd. |
28. |
Is buiten Hoorn te huize van Jan Hendrik aan de Wognummer weg aan den overtoom een vreesselijke moord gedaan op de volgende wijs: de vrouw had bij haar man (zij waaren op die dag dat de moord geschiedde net |
| |
| |
|
twee weeken getrouwd geweest) in die tusschentijd zoeken te weeg te brengen dat een daghuurder, die bij haar man voor haar trouwen al eenige tijd gewoond had, en zeer wrevelig en koppig was, ja op het dorp daar de vrouw vandaan was van een diefstal lange tijd was verdagt geweest, met naameGa naar voetnoot131 Jan Hendrik Pallant oud 53 jaaren geboortig in Munsterland, daar niet meer zoude wonen, waarover deeze kaerel zulk een haad en kwaadheid opvatte dat hij s'morgens tusschen 10 en 11 uuren na dat huis ging, en de vrouw genoemd Greetje Teunis, die hem eerst voorkwamGa naar voetnoot132 bezig zijnde met het varken eeten te geven, nadat hij haar met een bijl aan 't hoofd geslagen had de hals afsneed en haar in de koegrepGa naar voetnoot133 gooide dat het |
| |
*1745 November. 158.
|
bloed op straat stroomde, op deeze tijd klopte andere menschen daar aan huis, maar wanneer zij niet gehoord wierden en dat bloed zagen meenden zij dat zij in stilte een schaap slagtten (gelijk daar wel meer de gewoonte is) waarom zij heen gingen, daar na ging de moordenaar na de man die ziek te bed lag, sloeg en hakte hem meede met deeze bijl op het hoofd en sneed hem de keel af, daarna sneed hij ook het kind van Jan Hendrik genaamd Jan Jansz 8-9 jaaren oud aan den haard zittende de keel af, dit gedaan hebbende en er wel geen meer menschen in huis zijnde was hij egter noch niet gerust, maar vreesde dat een ander genaamd G. Kuijper, die te drie uuren na de middag daar aan huis hem zoude afhalen om na Hasselt, alwaar zijne ouders woonden te gaan, weshalve hij tot die tijd toe wagtte, en in die tusschentijd pannekoeken bakte, doen hij deeze Kuijper zag aankomen maakte hij de deur van binnen los opdat hij daardoor in huis konde komen, deeze Kuijper in huis zijnde gekomen en de deur gesloten hebbende heeft hij met meer gem[elde] bijl zodanig aan het hoofd geslagen dat hij aanstonds ter aarde viel, en daarop met |
| |
| |
| |
*1745 November. 160.
|
het meer gem[elde] mes aanstonds den hals afgesneden; hierop eenig goedGa naar voetnoot134 doch niet veel van belang meedeneemende [genomen hebb=doorgestreept, CvB] ging hij na Hoorn; onderweg ontmoette hij iemand zijner bekenden, dien hij vraagde of ook iets te HasseltGa naar voetnoot135 te zeggen had, zeggende dat hij met de schuit van Hoorn op Amsteldam en vandaar verder met de beurtman op Hasselt zoude vertrekken; korte tijd hierna kwam een boere knegt, die na beesten was gaan zien en daar wel gewend was zijn pijp op te steken, te paard volgens gewoonte daar aan huis, aan de deur riep hij de vrouw, maar geen gehoor krijgende ging hij het huis in leiddende het paard achter zig tot in het koestal, alwaar hij de vrouw zo elendig vond leggen, waarop hij zeer verbaasd het huis uitliep om dit te Hoorn bekend te maken, latende zijn paard daar staan; maar onder weg zijnde bedagd hij veel nader aan Wognum te zijn, alsmeede dat hij zijn paard daar had laten staan, weshalve hij weder na dat huis ging, zijn paard haalde, en dus na het voorzegde dorp reed, van waar aanstonds eenige menschen gingen om de waarheid van de zaak onderzoeken, dit bekend geworden zijnde was aanstonds een ijder's zeggen dat zal de snijder gedaan hebben (deeze moordenaar doordien hij wel kleeren maakte had in de wandeling de naam van |
| |
*1745 November. 162.
|
sneijer gekregen) dit berigt ook zeer spoedig te Hoorn gekomen zijnde zo ging de schout sonder vertoeven (op het zeggen van de schelm) na Amsteldam om te zien of hij hem in de Hasseler veerman vond, deeze was doen de schout tot Amsteldam kwam al vandaar vertrokken geweest doch door tegenwind genoodzaakt terugtekeren, alwaar hij dan de moordenaar vond dien hij na Hoorn bragt; [deeze al=doorgestreept, CvB] nadat hij al eenige dagen vast gezeten had wilde hij egter zijn schuld niet bekennen, maar zeide rond uit dat hij, al trokken zij hem met vier paarden van malkander, nooit bekennen zoude het fijt bedreven te hebben doordien hij onschuldig was, maar het geregt met veel reden uit eenige dingen uit dat huis als een ring van de vrouw etc, [vermoedende=doorgestreept, CvB] die bij hem gevonden waaren, vermoedende dat hij de schuldige was, sprak de jongste schepen hem zeer teder aan, zeggende |
| |
| |
|
dat hij met veel reden hem voor de moordenaar houdende hem, als hij niet wilde bekennen, op de pijnbank zoude brengen, en dat hij daar de pijn niet kunnende uitstaan zeer waarscheinelijk zoude bekennen, en, als hij egter halstarrig bleef, niet bekende, en dus hier de straf onderging, dat hij altijd een knagende conscientieGa naar voetnoot136 zou hebben, en dat er een alwetende God was |
| |
*1745 November. 164.
|
voor wiens gerigte hij eens zou moeten verscheinen, van wien hij dan zoveel te zwaarder eeuwig zoude gestrafd worden, waarover de moordenaar zo zeer aangedaan was dat hij de volgende nagt door een groot geraas de diender, aan wiens huis hij gevangen zat (want te Hoorn zitten de patienten totdat hen de dood aangezegd is aan het huis van een diender, die ijder daartoe een kamertje met krammen en kettings welvoorzien hebben, voor welks deur gedurig twee schildwagten staan, maar als hen de dood aangezegd is worden zij in een gevangenhuis gebragt) wakker maakte, wien hij na hem toegegaan zijnde om de reden van dat geraas te vernemen hij vrindel[ijk] verzogt dat hij zodra het dag wierd de heeren zoude verzoeken te willen zittenGa naar voetnoot137, dat hij alles zoals het geschied was zoude bekennen omdat hij geen gerust uur meer konde hebben op de wereld, dat dan ook zo geschied is, wanneer de schout, bij wien hij noch weinig tijd van te voren gewekt had, hem vroeg hoe hij tot zo een kwaade en afschuwelijke daad gekomen was, antwoorde hij door den duivel verleid te zijn, en het niet gedaan te hebben om zig zelve te verreiken maar alleen uit moordlust, doch dat hij doen de moord geschied was eenig goed ziende dagt dat hij dat ligt konde meedenemen; |
| |
*1745 November. 166.
|
zelfs zeide hij zo verraed geweest te zijn dat hij, zo het kloppen aan de deur in die tusschentijd gehoord en de deur geopend had, allen, al waaren er vijfentwintig geweest, zoude om het leven gebragt hebben.
Aanmerkelijk is in dit geval de koelheid van deeze kaerel in die onmenschelijke daad, dat er drie uuren |
| |
| |
|
verliepen tusschen de eerste en laatste die hij om 't leven bragt, en dat hij in die tusschentijd koeken bakte, alsmeede dat hij, het fijt bedreven hebbende, zeide werwaartsGa naar voetnoot138 hij ging en ook volkomen zijn zeggen nakwam, immers had hij te Amsteldam zijnde in de plaats van in de Hasselder in de Zwolsche of andere veerman gegaan had er mogelijk nooit een haan naar gekraaid, maar hij dagt zijne zaaken zowel beleid te hebben dat het niet konde aan den dag komen, en 't is waarlijk ten hoogsten opmerkelijk dat hij op zo kleiner of ik mag wel zeggen op geen suspicieGa naar voetnoot139 alleen op het algemeen geroep dat zal de snijder gedaan hebben agternagezet, uit de beurtman gehaald en na Hoorn gevangen gebragt is, dat hij reeds van Amstel vertrokken zijnde door contrarijGa naar voetnoot140 wind genoodzaakt wierd terug tekeren, en dat hij zozeer geraakt was door de aanspraak van de jongste schepen, en daarop niet konden rusten |
| |
*1745 November. 168.
|
maar alles van stuk tot stuk van zelfs verhaalde.
Hierom is hij den 10e N[ovem]ber deezes jaars (volgens den eisch die zonder eenige verzagtingGa naar voetnoot141 volkomen uitgevoerd is) publiek door den scherpregter van onderop langzamerhand levendig geradbraaktGa naar voetnoot142, en, na also een wijltijdsGa naar voetnoot143 ten toon gelegen te hebben, zijn beide zijne handen met de bijl waarmeede hij de moorden heeft begaan afgekapt, en voorts is hij met het mes meede tot het moorden gebruikt door de hals gesneden, en daarna met deselve bijl tot vier maalen toe voor de kop geslagen, en eindelijk zijn hoofd van de romp gehouwen en benevens de handen tusschen de beenen op een pen gezet etc. |
| |
December.
10. |
Deeze middag is vrouwe Susanna Huguetan wedw van wijlen den Hr Glaude Renaud de la Piement (zuster van de bekende Hr Huguetan graave van |
| |
| |
|
Guldensteijn, die zig sedert eenige jaaren in Denemarken heeft opgehouden) in haar huis in 't voorhout buiten S. Haage door een persoon die veel relatie tot haar had door verscheide wonden op een execrabeleGa naar voetnoot144 wijs vermoord geworden: de gemelde dame, die den ouderdom van 102 jaaren bereikt had, en die zig in de hitte der vervolging ter oorzaak van de religie heeft gerefugieerdGa naar voetnoot145 na deeze landen, is tot het einde van haar |
| |
* 1745 [zonder maandaanduiding op de rechter pagina vervolgd, CvB] 169.
| |
[1746]
*1746 January. 170.
24. |
Deeze avond om 9 uuren is er brand ontstaan in een papiermolen van [.....]Ga naar voetnoot151 Blaauw te Wormerveer, waar door die molen met zijn schuur die wel 300 voeten lang was geheel, uitgenomen de schuur met lompen in de as gelegd is, door welk ongelukkig toeval Blaauw gezegd wierd wel f 3600 schaade te hebben, men weet niet waardoor deeze brand ontstaan is, zijnde de naaste gedagten dat dit door de lijmketel, die deeze dag gestookt was, veroorzaakt was, doch gantsch onzeker; verscheide menschen daaromtrend wonende zeiden mij (want ik de volgende dag op schaatsen daar was) nooit zo een hevig |
| |
| |
|
vuur gezien te hebben, op dezelve plaats daar deeze molen afgebrand is is in 't jaar 1731 meede een molen door de blixem afgebrand. |
| |
*1746 Januari [rechter pagina, CvB] 171.
11. |
Zijn op SchalkwijkGa naar voetnoot152 de volgende koeijen verkogt, dat om de excescieveGa naar voetnoot153 prijs de peine waardGa naar voetnoot154 geoordeelt hebbe hier aantetekenen, als |
|
|
|
N |
1 |
een koe die ziek geweest was voor |
f 250,--,-- |
|
N |
2 |
een koe die ziek geweest was voor |
267,--,-- |
|
3 |
---------- |
|
268,----- |
|
4 |
---------- |
|
296,---- |
|
5 |
---------- |
|
280,---- |
|
6 |
---------- |
|
261,---- |
|
7 |
---------- |
|
205,---- |
|
8 |
---------- |
|
240,---- |
|
9 |
---------- |
|
273,---- |
|
10 |
---------- |
|
252,---- |
|
11 |
---------- |
|
275,---- |
|
12 |
---------- |
|
239,---- |
|
13 |
---------- |
|
315,---- |
|
14 |
---------- |
|
235,---- |
|
veertien koeijen die de ziekte gehad hadden voor |
f3656,---- |
|
1 koe die niet ziek was geweest |
------- |
130,---- |
|
1 pinkjeGa naar voetnoot155 ---------- |
|
72,---- |
|
1 ------ |
|
41,---- |
|
1 ------ |
|
18,---- |
|
maakt te samen------ |
|
f 3917,---- |
| |
*1746 February. 172.
6. |
Heede morgen eeven over 3 uuren is van de steenen molen van Van der Smissen staande op het bolwerkGa naar voetnoot156 tusschen de zijl en raampoort in een zeer felle wind (dat blijkt doordien de molen zonder |
| |
| |
|
zijlen maalde) een wiek afgeslagen, die door de ommegang vliegende op zijn punt gevallen is bezijden het bolwerk op de vest geen voet van een daarbijstaande huis tot verwondering van allen die de wiek hebben zien leggen. |
9. |
Hebben hier op de gewoone promotie der leerlingen redenvoeringen gedaan in de Fransche kerk Mauritius Wilhelmus Le Leu de Wilhelm |
|
over de belegering van Haarlem |
& |
|
Joannes Petrus Theodorus Huydecoper |
|
|
over de Hoeksche en Kabeljaauwschen. |
| |
*1746 Maart. 174.
15. |
Zijn buiten Haarlem 9 melk-koeijen, die de ziekte gehad hadden voor f 1558,----- (dat wel de peine waardig oordeel om hier aan te tekenen) namentlijk. |
|
N |
1 |
f 167,---- |
|
N |
2 |
f 230,--- |
|
N |
3 |
f 177,--- |
|
N |
4 |
f 141,---- |
|
N |
5 |
f 155,--- |
|
N |
6 |
f188,--- |
|
N |
7 |
f 167,---- |
|
N |
8 |
f 147,--- |
|
N |
9 |
f 186,--- |
|
_____ |
_____ |
_____ |
|
N |
10 |
f 1558,---- |
18. |
Deeze morgen is Jr Hasius van het stadhuis komende voor het huis van Susanna Hugaart in de groote houtstraat doodgevallen, hij had al eenige tijd geklaagd somtijds zulke flaauwtens te hebben dat hij niet konde eeten, weshalven men sustineerdGa naar voetnoot157 dat hij nu wederom so een flaaute krijgende daar in gebleven is. |
19. |
Is de heer Cornelus de Graat (in huwelijk hebbende Juff: Grotenray) contrarolleur van de convoijen en licenten wegens wangedrag op verzoek van zijn en zijn vrouw's familie in gijzeling [gebragt=doorgestreept, CvB] en daar na in een verbeterhuis gebragt. |
22. |
Hebben wij de twee eerste rijpe comcommers gehad |
31. |
Hebben wij de eerste aardbeijen gehad. |
| |
| |
23. |
Wierd een afgehuurd schip uit den bosGa naar voetnoot158 hier aangekomen, en met lossen bezig zijnde, van de schout Kleinenberg weerhouden met lossen voort te gaan, |
| |
*1746 Maart. 176.
|
die van de pagter gezonden om te zien of deeze moffenGa naar voetnoot159 in hunne manden goed slokenGa naar voetnoot160 (waarop men hevige suspitieGa naar voetnoot161 had) een mand willende openen van deselfs eigenaar met het bloote mes in de vuist weerhouden wierd, die hem tenzij hij [....]Ga naar voetnoot162 wilde vermoorden, waarop twee dienders, zijnde alle die schout bij zig had, toeschietende om hun heer te helpen door meer moffen, die op hen aanvielen, weerhouden wierden, die een van de dienders in het Spaarne wierpen, terwijl zij Kleinenberg dat zelve lot tragtten te doen ondergaan, wiens pruik zij vasthebbende in het Spaarne wierpen, waardoor het op de luiken van het schip nedervallende van het water behouden, maar egter niet uit hunne klaauwen verlost was, doordien zij hem dus vasthoudende dreigde den hals af te sneiden, doch hiervan wierd hij meedebevreid, en opstaande rukte hij zijn degen uit die hij op een van deeze moffen aanstukkend sloeg, zodat hem zelf een splinter daarvan een ligte kwetsuur in het aangezigt veroorzaakte, waardoor deeze mof als razend wordende noch heviger op Kleinenberg aanviel, die een (ongelaade) pistool in de zak hebbende dat uithaalde, en dreigde de eerste die op hem aanviel voor de kop te zullen schieten, waardoor de woedende menigte verbaast geworden zijnde het ontvlugtte, weshalve de schout meester bleefGa naar voetnoot163, hier op, meerdere diender toegekomen zijnde wierden de manden, daar zij eenige suspitie op hadden na de waagGa naar voetnoot164 gebragt en daar gewogen, waaronder sommige waaren die eenige honderde ponden wogen, welk gewigt men bevond
meest uit hammen te bestaan |
| |
| |
| |
*1746 Maart. 178.
|
waardoor dan de eigenaars gecondemneerdGa naar voetnoot165 wierden de kosten te bet[a]l[en], zodat met alle de volgende schepen in deeze tijd gehandelt is, die aan de waag hebben moeten lossen; terwijl aan de manden uit het bovengenoemde schip te wegen bezig was maakte een van deeze moffen noch wat kwaad praate, die hier op aanstonds in de water en broode kelder gebragt wierd, en dus zijn de schout en dienders van een dreigend gevaar verlost. |
| |
April.
15. |
Is voor Wijk op zee een visserspinkGa naar voetnoot166 die aldaar t'huis hoorde omgeslagen, waardoor 6 menschen die zig daarop bevonden verdronken zijn. |
16. |
De nagt tusschen den 15 en 16e is te Westgrafdijk (in de schermer leggende) een droevige brand ontstaan in 't huis van een grutter; de oudste kinders s'nachgts omtrend half twee uuren brand roepende en kermende sprong de vader het bed uit om hen te helpen, doch de vlam was zo subiet toegenoemen dat het hem onmogelijk was zijne waarde pandenGa naar voetnoot167 uit de vlam te redden die daarin elendig zijn omgekomen doordien de deur van hun kamer door de vlam zo zeer gezwollen was dat het onmogel[ijk] was deselve opentekrijgen; zijnde de vader in die pogingen deerlijk gebrand en geblesseerd waaraan hij na eenige dagen gestorven is, de moeder is met het jongste kind barrevoets de woede der |
| |
*1746 April. 180.
|
vlam ontkomen, alles is daardoor verteerd benevens 3 [nevenstaande huizen=doorgestreept, CvB] paarden, hebbende niets kunnen geborgenGa naar voetnoot168 worden, ook zijn daardoor noch |
|
6 nevenstaande huizen verbrandGa naar voetnoot169. |
| |
| |
| |
|
de donder doodgeslagen. |
19. |
Hebben wij de eerste rijpe meloen zijnde een regte Canteloep gehad. |
10. |
Zijn wij \Jakob Hoofd en ik/ van Haarlem vertrokken over Amsteldam, Buiksloot & Monnikendam na Edam, nadat wij deeze stad door gewandelt en daarin niets merkwaardigs gevonden hadden, doordien er genoegzaam alle de huisen, zelf de winkels toe stoden, zodat men niet wel kon raden wat er verkogt wierd, en de stad zelf zeer klein was, zodat wij deszelfs buitenangels binnen een half uur tijds omwandelden, zijn wij met een chaisGa naar voetnoot171 na Purmerend vertrokken, en, die stad meede gants niet fraai bevindende, doordien zij maar met één mooi huis van den burgemeester Peereboom pronkte, zijn wij met de trekschuit op Hoorn vertrokken, alwaar wij overnagten, deeze stad is mijne bedunkensGa naar voetnoot172 veel beter als de bovengenoemde in Noordholland, zijnde ruim bebouwd, doch buiten dit niet veel bijzonders hebbende als een zeer ruime haven in de Zuiderzee uitkomende, die gantsch niet met veel schepen vervuld was doordien Hoorn zee afgelegen is voor de schepen om intelopen. |
11. |
Vertrokken wij met een afgehuurde wagen op Enkhuizen, deeze weg is zeer vermakelijk doordien er aan beide zijden gedurig schoone dorpen zijn gelegen, alsmeede omdat men de gantsche weg over geele klinkers reid, in deeze dorpen is het de gewoonte dat men voor het |
| |
*1746 Mai. 182.
|
huis daar iemand overleden is een zwart kruis zet, zoals meede gezien hebbe; Enkhuizen is niet zeer fraai bebouwd, zijnde meest alle de dwarsstraaten laanen zonder steenen overal met tuinen vervuld, zij heeft een zeer schoone haven met veel schepen doorgaans vercierd en rondom sig een zeer aang[enaam] gesigt, meest in zeer, welk gewoel van schepen alsmeede van de Oostindische comp[agnie] deeze plaats vrij woelig maakt en veel voordeel aanbrengt, daar wierde twee oostindische schepen getimmerd, waarvan het eene reeds van de werf afgelopen zijnde van 48 stukken was, en het ander wierd eerst opgezet, van hier vertrokken wij met de beurtman te twee uuren op Stavoren alwaar wij te 6 uuren aankwamen, deeze plaats vond ik zeer |
| |
| |
|
klein, arm en vervallen, daar groeide genoegzaam overal op de straat zoveel gras dat er eenige schaapenweidde, en meest ijdereen had een misthoopGa naar voetnoot173 voor zijn huis, hier bragtten wij deeze nagt door en wandelde de volgende |
12 |
morgen vroeg na MolkwerenGa naar voetnoot174, hetwelk mijn zeer verwonderlijk voorkwam, zijnde er de huizen zo gereguleerd of zij er gezaaid waaren, zodat er geen straatje gevonden word; veeltijds als wij meenden de weg gevonden te hebben liep die vast, zodat wij weer moesten omkeeren, de kerk was zeer laag zodat wij die bijna nergens konden zien, en dus na lange tijd gedwaalt te hebben eindelijk de weg die wij ingekomen waaren vonden, en dus na de dijk gingen, alwaar wij de postkoets van Stavoren op Worcum, dat een oude boerenwagen was, opwagtten, en met dezelve door Hinlopen na Worcum reden, van waar wij met de trekschuit na Bolswaard voeren, en van daar na de middag met een chais na Sneek reden, welke stad doorgewandelt en vrij mooi bevonden hebbende vertrokken wij na IJlst, en vandaar weder na Bolswaard, alwaar wij overnagtten. |
| |
*1746 Mai. 184.
13. |
Reden wij met een afgehuurde chais na Harlingen, dit is een vrij mooije stad met twee groote havens voorzien, in welker eene de twee Friesche oorlogschepen (prins Friso en Vriesland) lagen, de vaart hier voorbij is zeer menigvuldig, voornamel[ijk] van turftjalken, van welken ik hier op een reie er 20 geteld heb, de eilanden Ter Schelling en Vlieland heb ik hier verscheide rijsenGa naar voetnoot175 zeer duidelijk gezien, zelf de vuurbaak op Ter Schelling: ik heb hier bij een bakker \genoemd/ zijnde een groot liefhebber van scheepjes te maken, twee van hem gemaakte scheepjes gezien, namen- |
| |
| |
|
tlijk een oorlogschip van, na gis, 3 voeten, weergaloos konstig gemaakt, met metaale stukjes kanon, in alle de bloks, hoe klein zij ook waaren, waaren metaale schijfjes, de touwen waaren alle uit zoveel draaden gedraaid als men op de groote schepen gewoon is, kortom geheel zo fraai als men zou kunnen bedenken. Ten tweede een Staatejagt meede zeer fraai, en dan noch het holGa naar voetnoot176 van een Lekboot en het geraamte van een kraakGa naar voetnoot177, aan welke twee laatste hij nog besig was, alle deeze scheepjes maakte hij niet uit blokken, maar uit kromhouten en planken, die hij met nagels vasthegtte, hier in is aanmerkelijk dat deeze man nooit scheepmaken geleerd heeft, maar alleen uit liefhebberei en oeffening zover gekomen is dat hij zelf nu twee uitleggers gemaakt heeft die op de abt de schepen visiteeren, die zeer geroemd worden omdat zij zeer wel zijlen en gemakkelijk in zee geregeerd kunnen worden; de stad Harlingen is niet groot, en de groote kerk gantsch niet fraai en in de stad vind men verscheide tuinen; ik heb hier ook bij iemand genaamd Heere Rinkes een Canarivogel gezien, die los door de kamer vloog, op ijder's hand en hoofd, wanneer men hem lokte, ging zitten zingen, op de tafel brood, suiker, etc. meede at, deeze canari was met de penGa naar voetnoot178 opgevoed en dus van jongsop gewend. |
| |
*1746 Mai. 186.
14. |
Bragten wij te Harlingen door. |
15. |
Voeren wij na de middag met de schuit op Franeker, hetwelk een zeer klein stadje is, zelf zo dat men genoegzaam overal waar men in deselve is aan beide zijden de vestenGa naar voetnoot179 ziet, zo dat daar niets bijzonders te vinden is als rondom de stad op de wallen een zeer fraai gezigt; van hier vertrokken wij den |
16. |
s'morgens met de trekschuit, op Leeuwaarden, dit is een vrij groote en redelijk wel bebouwde stad, alwaar de prins zijn hof houd, hetwelke wij besigtigd hebben terwijl de prins na de tuin van de oude princes was, in hetzelve zijn veele doch niet zeer fraaije vertrekken, in welke eene zijn twee groote gerridonsGa naar voetnoot180, twee tafels, eenige illustersGa naar voetnoot181, een spie- |
| |
| |
|
gel, tang, bezem, en asschep alle van massief silver, wij zagen ook de bibliotheek en mathematische instrumenten van de prins, bestaande in een lugtpomp, electriceermachine, en thelescoop, als meede eenige schildereijen die de princes geschildert had, en onder anderen een daar zij noch aan bezig was, ons wierd gezegd dat daar s'winters op 40 haarden gestookt en dus 2,5 schouwturf dagelijks verstookt wierd, wij zagen ook de jonge princes 3 jaaren oud zijnde rijden in een koets daar zij maar alleen in kon zitten, met twee hitteGa naar voetnoot182 bespannen, die een koetsier van grootte als bij deeze koets paste mende, vergezeld van 4 knegts, één hardloop, en een dame die haar oppaste, doen zij uitreed verscheen de gantsche wagt voor haar in 't geweerGa naar voetnoot183: in deeze stad zag ik een boom, die op de kant van de wal staande zijn kroon, die tot een gaandereiGa naar voetnoot184 gemaakt was, uitstrekte tot aan een venster van een daarbijstaande huis, in welke gaanderei men over de straat en rondom de boom kon gaan, verder heb ik hier niets partikuliersGa naar voetnoot185 vernomen. |
17. |
Zijn wij met de postwagen op Groningen vertrokken alwaar het die tijd kermis was, en veel zelve kraamen stonden, waarop men niet zeer vertrouwen kan, doordien |
| |
*1746 Mai. [rechter pagina, CvB] 187.
15. |
Is in het roosenprieel buiten Haarlem bij zeer zwaar weer een koe door de donder doodgeslagen. Zie hiervan pag: 180. [=doorgestreept, CvB]Ga naar voetnoot186 |
| |
*1746 Mai. 188.
|
aldaar op het silver geen keurGa naar voetnoot187 is; deeze stad pronkt met tweeGa naar voetnoot188 en wel voornam[elijk] met één zeer hooge en fraaije toren daarin ook een een zeer groot magazijn rondom in het waterleggende, deeze stad heeft zeer fraaije en sterke wallen als mee- |
| |
| |
|
de palisaadenGa naar voetnoot189, en zij ruim en met eenige fraaije huizen bebouwd, onder andere blinkt hier uit het huis van een westindies heer Sigterman genoemd, zijnde zeer net van fraaije steen, kostelijk gebouwd met hardsteene schoorsteenen, dit huis was noch niet voltooid maar wierd gezegt van binnen meede zeer fraai te zijn, men zij ook dat deeze heer over de f 800000 alleen aan verlakt goed uit de Westindien meedegebragt had; ik heb hier een kerk gezien (waarvan mij de naam ontschoten is) die koepelsgewijs zeer fraai gebouwd en met een zeer kostelijke preekstoel versierd is. |
18. |
Reden wij met een afgehuurde wagen na Appingadam, hetwelke een zeer naar plaatsje is, waarin meestal zeer domme en onnozele menschen wonen, van hier reden wij verder na Delfzijl, hetwelk een klein en gering stadje is maar egter een schoone ruime haven in den Dollert heeft, welk water als doen door een harde wind zeer hol stond, wij zagen aldaar Emden zeer duidelijk leggen, wanneer wij deeze plaats doorgewandelt hadden reden wij weder na Groningen, alwaar wij s'avonds aankwamen en die nagt sliepen. |
19. |
S'morgens te 5 uuren vertrokken wij met de postwagen na Steenwijk, alwaar wij s'avonds over 7 uuren aankwamen, deeze weg is zeer melancoliek door een zeer groote aanhoudende heij, waarop men veeltijds rondom niets dan lugt en heij ziet, op deeze heij hadden wij 4 uuren agtereen zeer zwaar weer van donderweerligten en regen, waardoor op sommige plaatsen het water wel een voethoog op de weg stond, in deezen |
| |
*1746 Mai. 190.
|
4 uuren ontmoetten wij geen een huis, ook geen menschen dan alleen een schaapherder, die eeven tevooren een haas gevangen hebbende die aan iemand op de wagen verkogt; diezelve avond reden wij noch met een afgehuurde wagen van Steenwijk na Meppelt en zagen buiten Steenwijk in de heij veele aldaar groeijende keijsteenenGa naar voetnoot190, verder hadden wij in de veenen door de zwaare regen een zeer slegte weg met groote kuilen en gaten, |
| |
| |
|
zodat de paarden somtijds groote moeite hadden om er de wagen door te trekken, zodat wij te elf uuren te Meppelt aankwamen, alwaar wij die nagt sliepen. |
20. |
S'morgens wandelden wij Meppelt om, dat ruim doch niet zeer fraai gebouwd is, en waarin veele tuinen gevonden worden, nademiddag reden wij met een afgehuurde wagen na Zwartsluis, onderweg zagen wij een meisje 16 jaaren oud zijnde, wiens weergaa in vetheid ik nooit gezien heb, haar bloote armen onder de [buik=doorgestreept, CvB] elleboog waaren ijder 16 duim dik, en zij was \circa/ 5 voeten lang, zij kon door haare ongemeene zwaarte en logheid niets uitvoeren, aanmerkelijk hier is dat dit kind van ouders gesproten is die beide zeer tenger zijn, zij had ook een ouder zuster die meede zeer schraal en mager was: Te Zwartsluis zagen wij netten weeven, daar geen de minste konst aan was, zijnde de kettingGa naar voetnoot191 onder aan de vloer en boven aan de zolder vastgemaakt daar zij de biezen omvlogten, zij zeiden ons dat iemand dien zeer snel met dit werk kon omgaan 42 stlGa naar voetnoot192 in een week daarmeede kon verdienen, wij telden in deeze plaats 76 huizen die voor weinig jaaren afgebrand zijnde weder opgebouwd [zijn=doorgestreept, CvB] waaren, buiten deeze waaren er noch zeer veele die niet weder opgebouwd zijn; voor het huis van de predikant stond een zeer wonderlijke boom, die van onderen twee stammen had beide rond en even dik, die bovenaan in een stam, die zo dik als ijder bijzondere on- |
| |
*1746 Mai. 192.
|
deraan was vereenigd waaren, waardoor men alsdoor een poort heenging. Van hier rijsenden wij voort na Campen, hetwelk zig aan den IJssel zeer fraai op doet, hebbende een brug over die rivier, die na mijn afmeting in 't ruw circa 686 \Rhijnl:/ voeten lang is \en 190 voeten breed, leggende over 7 schuiten/ waarop men zeer fraai gezigt
heeft; in de stad op de Nieuwe toorn is een zeer fraai klokkespel, dat door zijn nabijheid aan den IJssel een zeer schoone resonantie heeft aan het welk als doen gemaakt wierd, zodat ik het niet heb horen spelen voor 't overige is de stad, uitgenomen 1 a 2 straaten slegt bebouwd, hebbende overal een seer naare lugt, die haar gants niet bevallig maakt. |
21. |
Zijn wij van Campen na Zwol vertrokken, hetwelk een |
| |
| |
|
mooi bebouwde en vrij groote stad is, daar zijn drie kerken, in twee van welke gepredikt word, de andere, die voor een pakhuis of schuur gebruikt word, heeft een hooge en mooije toren, de groote kerk is een zeer fraai gebouw waarin een orgel is netenen eens als het groote nieuwe orgel in de groote kerk te Haarlem doch niet zonet gemaakt, het heeft 80 registers en klavieren, welke laatste geen orgel in de seven provintien gebeurd, in deeze kerk is ook een zeer fraaije nooteboomen predikstoel.
Van hier vertrokken wij na de middag met de postwagen na Deventer, hetwelke een naare plaats is, meest al slegt gebouwd en geen een gragt hebbende, wij zagen hier in het stads wijnhuis de zeer beroemde deur die aan beide zijden opengaat, zo namentlijk dat daar de eene tijd de hengsels zijn aldaar de andere tijd de deur opengaatGa naar voetnoot193; op de toorn van de groote kerk is een zeer fraai klokkespel, dat, zo 't scheind door de nabijheid aan den IJssel, een schoone resonantie heeft, buiten de stad over den IJssel legt een brug die na mijn meting in 't ruw circa 410 RhGa naar voetnoot194: voeten lang is, voor 't grootste gedeelte in 7 groote schuiten staande; in de stad zijn drie gereformeerde kerken, waarvan de eene |
| |
*1746 Mai. 194.
|
op een zeer verhevene plaats staat, zodat het scheind dat deeze stad eenigsints op bergen legt, daar is ook een schoon stadhuis van hardsteen gebouwd; als hier iemand dood is word er een lantaarn zonder ligt voor het huis gehangen. |
22. |
S'morgens vertrokken wij van Deventer na Zutphen met een afgehuurde wagen, alwaar wij het voornaamste bevonden hebben te zijn een mooije tooren op de hoofdwagt en het wijnhuis, dat aan malkander verknogt is, met een zeer mooi en lang spelend klokkespel, twee gereformeerde en een fransche kerk, die er allen van buiten zeer slegt uitzagen, de groote kerk ook van binnen, in de andere zijn wij niet geweest, daar is een zeer mooi stadhuis, in de stad is geen water als alleen een moolegragt, zogenoemd omdat het water aldaar zeer snel aflopende eenige molens doet omdraijen, de brug over den IJssel is na mijn rek[ening] in 't ruw circa 290 Rh: voeten lang, voor het grootste gedeelte op 5 schuiten leg- |
| |
| |
|
gende op dezelve manier als de brug te Deventer, als hier iemand dood is hangt er een lantaarn zonder ligt voor dat huis, een kleine als de doode een jonge en een groote lantaarn als de doode een oude is; deeze stad is zeer wel gefortificeerdGa naar voetnoot195 en met palissaaden voorzien even als te Deventer, zij heeft aan de eene zijde een gragt die na mijn meting circa 269 [pakken=doorgestreept, CvB] voeten lang is; de stad is, uitgenomen eenige voornaame huizen, slegt gebouwd, en voornamentlijk alle de dwarsstraaten zijn omtrend zo goed als onze vesten: Van hier zijn wij met een afgehuurde chais na Arnheim vertrokken, welke stad wij omenden gewandelt hebben, en het voornaamste des aangaande bevonden hebben te [zijn=doorgestreept, CvB] bestaan in fraaije wallen, waarop men rondom een schoon gesigt heeft doordien zij meest al zeer hoog zijn, in deeze wallen is aanmerkelijk de wonderlijke loop en leiding van het water, dat in de eene gragt eenige voeten hooger staat als in de andere |
| |
*1746 Mai. 196.
|
en dus aangenaame cascadesGa naar voetnoot196 verwekt met een groot geraas verzeld door de groote aandrang van water; den groote kerk alhier hebben wij besigtigd, en daar in de graftombe van Carel hertog van Gelderland, die zeer fraai is, en waar bij men deeze Latijnsche versen vind. |
Qui post millenos centenos quatuor annos
Septuaginta fuit natus in orbe puer:
Et post millenos centenos quinque recessit
Octo triginta septuaginta tenens.
23. |
zijn wij s'mor[gens] vroeg met de postwagen door ZeventerGa naar voetnoot197 vertrokken na laag Elten, alwaar de kerk in het klooster der CapucijnenGa naar voetnoot198 bezigtigd hebben, die zeer net en vrij groot was, van hier reden wij lang de Elterenberg (die zeer hoog ja de hoogste van alle de omleggende bergen is, en op zijn kruin draagt het hoog Elten, met zigt zeer aang[enaam] is, in dit hoog Elten is een extra diepe put, wiens water men niet kan zien tenzij er een kaars tot op het water nedergelaten word, |
| |
| |
|
doch in dit dorp konden wij bij gebrek aan tijd niet komen weshalven wij ons met het gezigt van verre moesten vergenoegen, dat ons door de groote hoogte lang gebeurde, na Cleef, dat ten uiterste waardig is om bezien te worden, niet door pragtige gebouwen of fraaije straaten en gragten (de laatste vind men er geheel niet) maar alleen door de wonderlijke situatie op drie bergen, de Starre Cleefse en [....]Ga naar voetnoot199 berg, waarvan de Starreberg, dus genoemd omdat er een starrebos opgeplant is, een aang[enaam] gesigt heeft, zijnde op ijder voornaame plaats, als |
| |
*1746 Mai. 198.
|
NimwegenGa naar voetnoot200, Goch, Hoogelten etc. een laan aangelegt, deeze berg is zo hoog dat men op de top over het hof van Cleef en verscheide hooge toorens, die daarop eenige distantie van af zijn heen siet onbelemmerd, aan de voet van deeze berg heeft men verscheide fonteinen, die door water uit die berg komende gedurig, tenzij de kraanen toe zijn, springen op de berg, (zijnde s' koningsGa naar voetnoot201 diergaarde) lopen Reeen en andere beesten meer, daar stond ook een galg waaraan 13 groote wolven aldaar gevangen hingen, het hof dat zeer hoog staat, hebben wij meede besigtigd, hetzelve was gantsch niet fraai maar door zijn groote hoogte een zeer schoon gezigt, wij bezagen ook het klooster en de kerk der MinnebroersGa naar voetnoot202, welk klooster volgens een opschrift aan de Muur in 't jaar 1285 gebouwd was, de kerk was mooi en groot; in het klooster waaren (meen ik) 25 monniken, waarvan één ons het klooster liet zien, verscheide andere wandelden in de tuin. Ook zijn wij geweest in de kloosterkerk der bagijnenGa naar voetnoot203 die ons een dezelven liet zien, voor 't overige gingen wij in een kamer, daar in 't midden een houte hek was, waarvoor aan de andere zijde een non, zijnde een priorinGa naar voetnoot204, verscheen, die wat aan ons zogt te verkopen, zij verstond, schoonGa naar voetnoot205 een geestelijke zijnde, vrijwel de konst van schaggeren, en gaf om een leugentje om bestwil niet veel, waardoor wij van haar niet kogten; geene van deeze twee laatste kerken |
| |
| |
|
kon halen bij de kerk der Capucijnen te laag Elten; de meeste straaten in de stad lopen zeer schuin, ja zelf zo dat er in eene aan beide zijden leuningen zijn om zig aan vast te houden doordien het anders niet wel mogel[ijk] is die straat te passeren, een andere straat hadden zij voor eenige tijd van boven moeten afnemen en onderaan hogen doordien het anders niet wel mogel[ijk] was die te passeren, de twee grootste kerken behoorden de Roomsgezinden, een andere kleine de gereformeerden: onder aan de Starreberg was de medicijnbron, waarvan alle |
| |
*1746 Mai. 200.
|
zieken dronken, doch deeze konden wij doordien zij gesloten was niet zien, alhier vind men een zeer groote en fraaije lindeboom met drie kroonen, die ijder voor een ommegang verstrekken, daar men met een trap opklimt. Van hier vertrokken wij met een afgehuurde chais na Nimwegen, en ontmoetten onderweg 10 fransche deserteurs, waaronder 4 tamboers en 3 soldaten waaren, die monteringGa naar voetnoot206, geweer en alles gedeserteerd waaren, Nimwegen is ten uiterste waardig bezien te worden om haar zeer fraaijen werken, die zig tot op een groote distantieGa naar voetnoot207 van de stad uitspreiden met verscheide wagthuizen en palissaaden voorzien en op het gebergte leggende, waardoor aan de eene zijde de stadsgragten, schoon zeer diep zijnde geheel droog en met tuinen op de grond voorzien zijn, sommige straaten in de stad lopen zeer schuin, zelf zo dat men op 't hoogst zijnde over de huizen die 't laagst staan heen ziet, voor deeze stad heeft men de zogenoemde GierbrugGa naar voetnoot208, die gebruikt word om over de Rhijn te varen, zij bestaat uit twee aan malkander verbonden schepen, die ijder een roer en mast hebben, de masten zijn met een dwarshoud aan malkander verknogt, waarover het ankertouw loopt, dat over 6 schuitjes legt, wanneer nu deeze gierbrug zal overvaren worden de roeren maar wat opzij gezet, waardoor dan de brug, de stroom daar dwars tegenaan komende, overdrijft, aan de wal over Nimwegen legt noch een brug over 8 schuiten waarvoor de Gierbrug aankomt, deeze Gierbrug is zo groot, dat er verscheide rijtuigen op kunnen |
| |
| |
|
staan, men vind er ook een haardstee, bed, en sekreetGa naar voetnoot209, aan de eene zijde van de stad op de wal staat een hooge toren belvidere genoemd, (daar wij bij gebrek aan tijd niet konden opgaan) waarop een zeer schoon gesigt is na het getuigen van allen die daar geweest zijn dat ik ook zeer wel kan begrijpen doordien het gezigt onderaan die toorn op de wal reeds zeer uitmuntend is; |
| |
*1746 Mai. 202.
|
wanneer wij aan de stad kwamen stond maar één schildwagt op de eerste en één op de tweede wagt, zijnde de andere bezig om de Fransche deserteurs, die daar in overvloed aankwamen, door de stad te brengen; in de stad zijn geen gragtenGa naar voetnoot210, weshalve men zig van pompen en putten aldaar moet bedienen: van hier vertrokken wij, de stad doorgewandelt hebbende, na Arnheim, alwaar wij die nagt sliepen.. |
24. |
S'morgens vertrokken wij van Arnheim na Amesfoort en zagen onderweg de dijk, sluis en wagthuizen, die voor eenige tijd begonnen zijn gemaakt te worden, den dijk was tot voorbij Amesfoort gemaakt, maar wierd nu ten halven gelaten doordien men zag dat het onmogel[ijk] was het land daardoor te kunnen onder water zetten, nadien het land daar veel hoger was als men het water kon krijgen, hierover wierd aldaar zeer gemurmureerdGa naar voetnoot211 omdat er zoveel nodelooze onkosten desaangaande gemaakt waaren, niet alleen, maar ook omdat daardoor zoveel tabaks en weilanden verwoest was, waarvan de [toehoord=doorgestreept, CvB] eigenaars egter de gewoone onkosten jaarlijks moesten opbrengen: men om deeze stad zeer veel tabaksland en considerabele schuuren, dat niet onvermakelijk is; de stad zelf is niet zeer fraai, zij legt aan de Eem, weshalven wij de volgende dag met de beurtman van daar na Amstl zijlden, waartoe wij van de baken in de Zuiderzee aan de mond van den Eem tot binnen de boomGa naar voetnoot212 te Amstl 4 uuren besteeden, vanwaar wij met de trekschuit voort op Haarlem vertrokken. |
29.30.31. |
Hebben in en om Haarl[em] zeer veel glaasemakersGa naar voetnoot213 |
| |
| |
|
gevlogen, zelf zodat het als een nevel was om door tezien, ik had plaisier om er eenige te vangen, met een klein netje door de zwerm heenslaan, als wanneer het mij zelden mislukte of ik had in zo een slag er een geraakt, zij waaren veel korter |
| |
*1746 Mai. 204.
|
als de ordinareGa naar voetnoot214 glaasogenGa naar voetnoot215, en vlogen allen tegen de wind in na het oosten, men zag er overdag geene sitten maar zij vlogen allen tot den avond, wanneer zij op heiningen en muuren tot de morgen hun plaats namen, waarof men om Haarl[em] kwam, op de duinen, aan de Meer, af waar het ook mogt zijn, zag men deeze beesten in eene groote menigte na dezelve streek vliegen; ik heb niet gemerkt dat zij iets aten als alleen hier en daar de biezen, doch die ook niet veel; deeze vlugt verminderde na deeze drie dagen hand over hand en de zwerm wierd langs hoe meer vertrooid zodat men er binnen weinige dagen geene zag; gedurende deeze drie dagen woei het een stijve Oostewind bij zeer helder weer, en de Thermometer \van Prins/ stond 70 tot 74 graden ingesloten. |
31. |
Zijn in een zwaare Orcaan [verscheide=doorgestreept, CvB] elf schepen in Groenland verongelukt. |
| |
*1746 Juni. 206.
2. |
Zagen mijn vader, jongste zuster, ik en K. Hogeboom de lantaarn met onze boeijerGa naar voetnoot216 uitzijlende dat een lege Vriese Tjalk ons ontmoetende zijn boegsprietGa naar voetnoot217 voor de boeg had hangen met het voorste end in het water, waarover wij redenerende vloog een kaerel op deeze boegspriet schreielings zittende door de fok met een groot geweld in het water, waarop wij aanstonds na de gem[elde] tjalk toewendde doch noch kaerel noch boegspriet vonden, twee andere schepen daar insgelijks bijkomende zogten meede maar vonden niets, zodat het scheind dat de boegspriet of in de modder of onder het schip geschoten is, waardoor hij ongelukkig het leven verloor; het scheind dat hij, doordien bij het Spaarn moest inlaveeren zijn kluiffokGa naar voetnoot218 geborgen |
| |
| |
|
hebbende, nu bezig was om de boegspriet ook intehalen, dat hem dus kwalijk bekwam; de schipper van deeze tjalk hierover zeer verbaast zijnde zogt met de haak of er ook touwen van boegspriet onder het roer waaren blijven zitten, doch vond meede niets, weshalve hij bleef leggen (ik meen tot de volgende dag) en wij heen zeilden; den schipper doordien 't zijn broeder was die dit ongelukkig noodlot overkomen was, liet te Heemsteede \bij de schout/ order om een goude ducaat te geven aan [hem=doorgestreept, CvB] dengeene die hem vond, als meede om hem deftig te laaten begraven. |
3. |
Is een damschuit van Oostehuizen ledig komende en na de Rhijn om steen gaande in de Haarlemmermeer tusschen de Lantaarn en de vennipGa naar voetnoot219 gezonken, en daardoor de schipper met zijn zoon verdronken, de schipper vond men er op hebbende zig in 't wand vastgemaakt maar zijn zoon vond men niet op het schip, wanneer dit schip dus eenige dagen in de grond gezeten had hebben twee ballasters aangenomen hetzelve te ligten en op een werf te bezorgen, dat zij ook den 8e deezer gedaan hebben, bevindende zij het schip zo lek te zijn dat zij er wel een handbreed water konden uitpompen, maar verder, al pompten zij met hun beide 3 uuren agter- |
| |
*1746 Juni. 208.
|
een, niets vorderden, weshalven zij het tusschen hun beiden gesjord aan de stad bragten, wanneer het op de werf stond heb ik het gezien, het was zeer oud en slegtonderhouden, ik heb er verscheide plaatsen aan gevonden, daar ik met mijn vinger doorendoor duwde, voorin zijn boeg had hij een gat van circa een half vaamGa naar voetnoot220 lang, uit het houd dat hier bij zat konde ik als uit een spons het water wringen, zijnde het geheel vergaan, de kromhouten waaren niet veel beter, zodat het zeer te verwonderen is dat [iemand dus=doorgestreept, CvB] deeze man dus zijn leven waagde; wanneer dit schip omsloeg woei het een stijve oostenwind, zodat er weinige schepen in de meer zeilden waarom men eerst dagt dat dit schip omgeslagen was, dat men naderhand (gelijk gezegd heb) anders bevond. |
8. |
Is den man die ik den 2e deezer in de meer heb zien verdrinken, |
| |
| |
|
door de visser van de weduwe Mattheus de Neufville van Meer en bergGa naar voetnoot221, die uitging om de netten uit te zetten in het riet gevonden, gem[elde] visser gaf daar aanstonds aan de schout van Heemsteede kennis van, en ontfing de verdiende ducaat, wanneer deeze man geexamineerd wierd bevond men dat de bovenste knopen van zijn hembdterok en die van zijn hembd afgebarsten waaren, en dat zijn borst geheel verpletterd was, dat door den slag van de boegspriet zekerlijk zal veroorzaakt zijn; hij is ook te Heemsteede deftig begraven. |
21. |
Zijn Theunis Cornelisz Root met 11 vissen 300 quard[...]Ga naar voetnoot222; Auke de Vries 6 vissen 2309:; & cornelis de Boer 6 v: 2159: en |
24. |
Wouter van Lienen met 7.5 v[...]Ga naar voetnoot223 9:, Jan Riemeter 4 v[....] 909:, Bartholomeus Guelk 3 v[...] 909:, & Eelmer Leye 9 v[...] 9: uit Groenland binnen gekomen zeer onverwagt en tot groote verwondering van alle menschen (voornam[elijk] de eerste) doordien nooit zolang als |
| |
*1746 Juni. 210.
|
de Groenlandsche visserij in stand geweest is eenig schip zo vroeg binnen gekomen is, deeze hunne vroege t'huiskomst is veroorzaakt door de bovengem[elde] zwaare orcaan van den 31e Mai, waarin zij zoveel sloepen verloren hebben dat zij niet in staat waaren meer visserij te doen. |
26. |
Voor eenige dagen hebben te Iperen millioenen van RomboutenGa naar voetnoot224 gevlogen, dezelve omtrend den avond uit de aarde opwaarts stijgende bedekten zodanig de stad dat het zonneligt aan 't dalen zijnde voor 't oog verdween en t'eenemaal \onzigtbaar/ wierd; de vlugt was van 't zuiden na 't noorden. |
26. |
Op deselve dag als het bovengem[eld] [verhaal van=doorgestreept, CvB] geval te Iperen
zwierf een wolk van zeevliegen om de tooren van de parochiekerk van St. Gilles, zig vanverre ter oorzaaken de zon aan 't dalen was als een rook of dikke nevel vertonende, de geheele stad raakte op de been, zo geestelijke als waereldlijke persoonene, toeschietende met alderhande werktuigen bekwaam om de gewaande toorenbrand te blussen, maar de Bruggenaars eindelijk zien- |
| |
| |
|
de dat zij van de vliegen bedrogen waaren veranderden de vrees in algemeen gelag.Ga naar voetnoot225 |
| |
*1746 Juli. 212.
5. |
S'avonds om 9 uuren heeft hier uit het Noordwesten zeer zwaar beginnen te stormen en te blixemen, het welk eenige tijd geduurt hebbende so wierd het zeer stil en de wind liep oost, doch de bui zette egter uit het W. NW. zeer langzaam op, weshalven dit weer tot s'nagts te 2 uuren duurde, de donder uitgenomen een slag, was niet zeer nabij, doch anders zeer zwaar; de blixem was continueel uit alle gewesten zo zwaar al weinige menschen heugden gezien te hebben, en duurde lange tijd nadat men de donder niet meer konde horen; ik heb niet vernomen dat hieromtrend door dit weer eenige schaade veroorzaakt is; te TheuxGa naar voetnoot226 is door de blixem een hooiklamp in de brand geraakt, en te Luik zijn door de zwaare wind verscheide huizen en gevels ingewaaid: door deeze onverwagte zwaare wind raakte (ik meen te Wijkopzee) de vissersschuitjes wat in de war, waardoor een man buiten boord geraakte, die men egter door het ligt van de blixem redde. |
7. |
S'avonds om 8 uuren heeft het hier een korte poos vreeselijk gewaaid en geblixemd, doch zonder (mijn's wetens hier omtrend eenige schaade te veroorzaken. |
| |
*1746 Augustus. 214.
10. |
Hebben alhier in de Fransche kerk op de gewoone promotie de volgende jongelingen redenvoeringen gedaan: |
|
Johannes Couwenhoven |
|
tot verfoeijing van de afgodendienst en het bijgeloof der heidenen. |
|
Paulus Le Leu de Wilhem |
|
prees de stilzwijgendheid |
|
Franciscus Constantius Druijvesteijn |
|
telde op de deugden van een eedelmoedig jongman. |
| |
| |
| |
September.
15. |
Ben ik met de Hr van Heemsteede na WoubruggenGa naar voetnoot227 op de jagt gegaan; alwaar wij in den avond |
16. |
aankwamen; de volgende dag waaren wij van s'morgens 6 tot s'avonds 5 uuren in het veld, en vongen een haas. |
17. |
Waaren wij van s'morg[ens] 6 tot s'middags 2 uuren in het veld en vongen weder een haas; daarna reden wij na Heemstede en ik verder na Haarl[em] daar ik bij den donker arriveerde: wij hadden 7 honden en 3 kaerels bij ons, de laatste dag dat wij in 't veld waaren hadden wij gedurig harde wind en zwaare regenbuijen, waardoor wij |
| |
*1746 September 216.
|
doornat waaren, en ik was doordien ik de meeste tijd te voet ging vrij moe; zodat de moeite en kosten door deeze twee haazen slegt beloond was. |
20. |
Is in de groote kerk uit het luik bij de tooren in het verwulfzelGa naar voetnoot228 (dat van de werklieden gebruikt word om hun goed door op te halen) een jonge, die daar uit baldadigheid wat kunstjes deed, en om geen verbieden gaf, op de stoelen gevallen, waardoor 2 a 3 stoelen, daar hij op viel, geheel stukkend raakte, en hij na weinig minuten stierf. |
28. |
Ben ik eenige tijd in den appel van de groote kerk's tooren geweest met Dirk Klinkenberg, die aldaar eenige afmetingen deed. |
| |
November
1. |
Is mijn zuster Jakoba Barnaart getrouwd met Jacobus Barnaart Abrahamsz. |
8. |
De vermaarde professor in de mathesis te neurenberg de Hr Doppelmayer staat in gevaar van zijn leven door de onderneming van de Mussenbroekse proef |
| |
*1746 November 218.
|
der Electriciteit, waarbij hij terstond na de slag een lammigheid in zijn regter zijde bespeurd heeft, |
| |
| |
|
die hoe langer hoe meer toegenomen heeft, zodat men nu aan zijn opkomstGa naar voetnoot229 twijveld. |
18. |
Heden zijn hier door van S. BosGa naar voetnoot230 en Breda na Groningen gepasseerd 37 schepen met de regimenten van Veldman, en het derde bataillon van Oranje stad en lande. |
18. |
Is de stalknegt van Margareta Silvius van de stroozolder doodgevallen, zo men meend door duizeling, waarmeede hij wel meer gekweld was. |
20. |
Ontmoette ik, met mijn vader en eenige andere heeren wandelende, eeven buiten de groote houtpoort een hartloopGa naar voetnoot231 van den Vorst van Waldek, die ons zeide dat zijn excellentie kort agter hem volgde, waarna wij voortgaande so vonden wij hem voor de plaatsGa naar voetnoot232 van den Hr van Berkenroode [komend=doorgestreept, CvB] van S:Haage na Amstl reidende, hij liet vragen of de heer van Berkenroode op zijn plaats was, als wanneer hij die plaats wel had willen zien, doch die als doen op Feilingen zijnde mislukte hij tot zijn leedwezen in zijn oogmerk; terwijl hij hier stilstond vroeg hij aan ons met veel vrindelijk- |
| |
*1746 November. 220.
|
heid of wij van Haarlem kwamen wandelen, hoever hij noch van Haarl[emwas, hoever dan noch van Amstl, en of hij daar reeds onder het gebied van Haarlem was, hij seide dat hij die weg noch eens gepasserd had, en dat hem noch voorstond dat van Haarlem na Amstl een harde weg was, waarvan wij hem onderregt hebbende reed hij voort. Hij zat in een wagen met 4 paarden bespannen, bij zig hebbende de graaf van Birkenfeld en twee prinsen van Hilburghausen, daaragter volgden twee heeren op een chais met 2 paarden, en daarna een bagasierwagen met 4 paarden. Doen wij aan het rijdtuig kwamen had de vorst van Waldek een bonte mantel om, doch die deed hij ondertussen af, waaronder hij een roode rok met goude galonnen aanhad; hij was zeer corpulent doch egter zeer levendig en humbel van een gezonde coleur, doch niet zo stadig als de graaf van Birkenfeld, die er veel bezadigder en |
| |
| |
|
meede zeer wel uitzag. |
21. |
Hebben wij drie varkens voor 60 gl: gekogt, die schoon wogen 130, 146, 146 ClGa naar voetnoot233 zodat hij Cl schoon ons koste 3.5 stl. |
| |
*1746 December. 222.
|
In het jaar 1746 zijn in Tessel binnengekomen benevens de Groenl[anders en Straattenv[aarders] |
vaarders |
|
1383 |
|
En uitgezeild......... |
|
schepen |
|
1080 |
|
|
In het jaar 1746 zijn in Amstl getrouwd paaren |
|
2204 |
|
|
........... |
|
gestorven mensen |
6977Ga naar voetnoot234 |
|
|
|
In het jaar 1746 zijn in Haarl[em] |
|
gestorven oude |
|
480 |
|
|
Jonge |
|
525 |
|
|
_____ |
_____ |
_____ |
|
|
Samen |
|
1005 |
|
|
|
............... |
in de groote kerk gedoopt zoonen |
227 |
|
|
dogters |
253 |
|
|
_____ |
_____ |
|
|
samen |
480 |
|
|
waaronder begrepen zijn 4 paar tweelingen in dezelve kerk zijn getrouwd 179 paaren |
|
| |
*1746 December [rechter pagina, CvB] 223.
|
In dit jaar heb ik waargenomen dat uit een comcommer pit in een somer 98 comcommers voortgekomen zijn, in welker 2 niet van de grootste door malkander 140 pitten waaren zodat een pit in een zomer volgens deeze stelling 13720 pitten voortgebr[acht] heeft. |
|
|
|
In dit jaar zijn te Londen gestorven 13771 mannen en 14386 vrouwen; namentlijk |
onder de 2 jaaren |
9503 |
|
tussen de 2 en 5 jaaren |
2611 |
|
5 en 10 |
1089 |
|
tot 20 jaaren |
895 |
|
--- 30 --- |
|
2356 |
|
--- 40 --- |
|
2728 |
|
--- 50 --- |
|
2876 |
|
--- 60 --- |
|
2243 |
| |
| |
|
--- 70 --- |
|
1699 |
|
--- 80 --- |
|
1444 |
|
--- 90 --- |
|
625 |
|
---100 -- |
|
78 |
|
van 100 -- |
|
4 |
|
---- 101 -- |
|
1 |
|
---- 103 -- |
|
3 |
|
---- 105 -- |
|
1 |
|
---- 106 -- |
|
1 |
|
_____ |
|
tesamen |
28157 |
|
Daarentegen zijn gedoopt zoonen.... |
|
7573 |
|
dogters.... |
|
7004 |
|
tesamen |
|
14577 |
|
-
voetnoot69
- Aas: het kleinste gewicht in het oude stelsel, dwz 0,048 gram
-
voetnoot70
- In de Mercurius schreef men over ‘de Pest-Ziekte van 't Rundvee’ (bijv. in 1745, deel I, p. 170)
-
voetnoot71
- Hierboven vier Kerken in Haarlem: Grote Kerk, nu de St Bavo op de markt, de Nieuwe Kerk, de Bakkenessekerk en de Janskerk. Er worden in geen van deze kerken nog reguliere diensten gehouden. In de Janskerk is het Archief van Kennemerland gehuisvest, waaronder het GAH.
-
voetnoot73
- Doopsgezinde dichteres. Haar echtgenoot zou later een van de uitvoerders worden van het testament van Pieter Teyler.
-
voetnoot75
- De grootvader van Willem Barnaart, waarvan het portret in deze scriptie.
-
voetnoot76
- [....] Opengelaten in de tekst; Jacobus vulde geen cijfers in.
-
voetnoot77
- Waarschijnlijk heeft deze rozenboom overwinterd in een kas in hun kweektuin in de nieuwe stadsuitleg en werd nu gebracht naar hun stadshuis van de familie aan het Spaarne.
-
voetnoot80
- Molen, waarmee eikeschors tot run werd gemalen. Run werd gebruikt bij het looien van leer, maar ook als bemesting in broeikassen.
-
voetnoot82
- Rem, waardoor de wieken niet meer kunnen draaien.
-
voetnoot85
- Grond, ten zuiden van de stad, net buiten de stadsmuren.
-
voetnoot86
- Oude landmaat, waarvan de grootte in verschillende streken zeer uiteenloopt [eig. zoveel land als in een morgen kon worden geploegd]. Ik ga hier uit van een Rijnlandse morgen, dat is 8516 m2, omdat Jacobus ook Rijnlandse lengtematen gebruikte.
-
voetnoot87
- De inzet of de afslag. Ik heb dit woord niet kunnen vinden.
-
voetnoot88
- Hier kennelijk gebruikt als vlaktemaat, dwz 14m2. Ook een lengtemaat, op verschillende plaatsen ongelijk.
-
voetnoot92
- Plaats tussen Lille en Brussel iets ten noorden van Ath/Aat
-
voetnoot94
- [...] is voor mij onleesbaar. Waarschijnlijk een maat of een gewicht.
-
voetnoot96
- Kan naast gezinslid ook gebruikt worden voor een vrouwspersoon in het algemeen.
-
voetnoot97
- Plaats tussen Lille en Brussel. Wordt nu als ‘Ath’/‘Aat’
-
voetnoot101
- Garnizoensplaatsen of vestingen aan de grenzen.
-
voetnoot111
- Haarlemmerhout, bos/park ten Zuiden van Haarlem.
-
voetnoot112
- Afgesloten ruimte. Hier waarschijnlijk: het ruim of het vooronder.
-
voetnoot113
- Beurtman of beurtschipper: schipper die alleen of met een ander bij beurten varend, een geregelde dienst tussen twee of meer plaatsen onderhoudt.
-
voetnoot115
- Dit hele cursief gedrukte stuk is in de tekst doorgestreept.
-
voetnoot116
- Jacobus gebruikte door elkaar de schrijfwijze gat en gad.
-
voetnoot117
- Veerman uit Hasselt, aanlegplaats in Overijsel.
-
voetnoot118
- Smalle loopplaats binnen langs het scheepsboord.
-
voetnoot122
- waarschijnlijk een schrijffout. Moet naar mijn mening zijn: ik.
-
voetnoot127
- De Haaks (Zuider en Noorder Haaks), de ondiepten of gronden vóór het Marsdiep.
-
voetnoot130
- Schip voor de kustvaart van de vorm van een tjalk.
-
voetnoot133
- Grep: open goot of riool langs de straat of in de stal. Hier: in de koeiestal.
-
voetnoot135
- Stadje in Overijssel, vanwaar het veer op Amsterdam vertrok.
-
voetnoot142
- Een straf toepassen waarbij de ledematen van een misdadiger gebroken worden terwijl zijn lichaam op een rad ligt.
-
voetnoot145
- Wegens godsdienstvervolging uit Frankrijk gevlucht. Waarschijnlijk in 1685 bij de herroeping van het Edict van Nantes.
-
voetnoot146
- Niet te vergelijken, kent zijn weerga niet.
-
voetnoot151
- [...] open ruimte, mogelijk wilde Jacobus de voornaam van Blaauw nog invullen.
-
voetnoot152
- Dorp ten Zuiden van Haarlem, nu een stadswijk.
-
voetnoot156
- Versterking aan de noordkant van de stad, aangelegd bij de vergroting van Haarlem in de zeventiende eeuw. Op die plek nu nog de straatnamen Prinsen- en Statenbolwerk.
-
voetnoot159
- Waarschijnlijk gaat het hier om marskramers. Het is een scheldnaam voor ‘Bovenlanders’ (dwz bewoners van de buitenprovincies, maar vooral ook uit Westfalen, Rijnland etc.).
-
voetnoot166
- Pink=platbodemd vissersvaartuig met ronde, brede boeg.
-
voetnoot170
- Plek aan de zuidkant van de stad, net buiten de stadsmuren.
-
voetnoot171
- (uit het Frans) licht, hoog tweewielig rijtuig, met kap.
-
voetnoot174
- Of eigenlijk ‘Molkwerren' of Molkwerum’ ......dat zooveel gezegd is als Melkweren, of waterachtige streken lands, geschikt om melkvee op te weiden. ....... Wat dit vlek zonderling maakt, is de wonderlijke plaatsing der huizen, die niet in regt doorgaande rijen naast elkander staan, maar zeer verward, het een achter het ander, zodat de tusschen loopende straten of stegen veel overeenkomst met eenen doolhof hebben, gelijk het ook, om die reden, de Friesche doolhof genoemd wordt. Deze verwarring wordt aanmerkelijk vermeerderd, ter oorzake der doorloopende wateren, waardoor dit vlek in zeven kleine eilanden afgedeeld is....... Had deze vlek vroeger veel bijzonders in de schikking zijner huizen, de bewoners verschillen ruim zoo zeer van de overige Friezen in kleeding en taal .....etc’. Aldus Van der Aa in zijn Aardrijkskundig woordenboek van 1847, deel VII, p. 1032-1033. Toen Jacobus het gehucht bezocht, honderd jaar eerder, was het al net zo bijzonder en uitzonderlijk.
-
voetnoot177
- Groot model koopvaardij-en oorlogsschip, vooral bij de Spanjaarden en Portugezen in gebruik.
-
voetnoot178
- Schacht van een vogelveer. Werd gebruikt als een pipet om de jonge vogel te voeden.
-
voetnoot186
- De voorgaande cursief gedrukte regels zijn geschreven op de eerste pagina van een nieuwkatern van het dagboek. Pagina 180 is een bladzijde midden in het vorige katern. Zou dit iets te maken hebben met het achteraf inbinden van zijn dagboek? CvB.
-
voetnoot187
- Het ging hier dus om ongekeurd zilver, zodat men geen zekerheid had over de zuiverheid en het gehalte van het aangeboden zilver.
-
voetnoot188
- Waarschijnlijk bedoelde Jacobus hier bijzonderheden.
-
voetnoot189
- Omheining van in de grond geslagen palen of staken, die tot verdediging dient.
-
voetnoot190
- Van der Aa schreef over de middelen van bestaan in Steenwijk dat er naast handle, landbouw en veenderij ‘....er ook eene menigte keijen of veldsteenen worden gedolven’. (A.J. van der AA, Aardrijkskundig Woordenboek der Nederlanden, deel X, (Gorinchem 1847) 712.
-
voetnoot191
- De draden die in de lengterichting van een weefsel lopen, kettingdraden, schering.
-
voetnoot193
- Een klapdeur, toen blijkbaar iets bijzonders, maar honderd jaar later niet meer. Bij Van der Aa werd deze deur niet genoemd.
-
voetnoot198
- Rooms Katholieke orde van bedelmonniken, vóór 1619 behorende tot de orde der franciscanen. Zij dragen een bruine pij met een puntkap.
-
voetnoot199
- De naam van de derde berg kon Jacobus zich niet meer herinneren
-
voetnoot202
- Minderbroeders. Een ander woord voor de hoofdstroom van de franciscanerorde.
-
voetnoot203
- Begijnen. Weduwen of ongehuwde vrouwen die, zonder een kloostergelofte af te leggen, met anderen gemeenschappelijk als geestelijke zuster leven.
-
voetnoot208
- Drijvende rivierbrug, bestaande uit een paar aan elkaar verbonden schepen, die evenals een gierpont van de ene oever naar de andere giert.
-
voetnoot210
- Grachten dienden voor de watertoevoer. De stad Nijmegen ligt echter hoger dan de rivier, waardoor eventuele grachten niet op een natuurlijke wijze van water zouden kunnen worden voorzien.
-
voetnoot211
- (uit het Frans) morren, ontevreden mompelen.
-
voetnoot218
- Scheepsterm; driehoekig zeil aan de boegspriet.
-
voetnoot220
- Vadem=lengtemaat van ongeveer zes voet, d.w.z. ongeveer 1,74 meter.
-
voetnoot221
- Landgoed tegen de duinen tussen Santpoort en Bloemendaal.
|