| |
[1747]
*1747 Januari 224.
4. |
Is Annetje Stevens laatst weduwe van Hendrik de Viet in de ouderdom van 106 jaaren en 2 maanden tot Amstl overleden. |
15. |
Js Jacomijntje IJsserman weduwe van Leendert Vermeulen in de ouderdom van 100 jaaren en omtrend 3 maand[en] te Brielle overleden. |
| |
Februari
8. |
Hebben alhier op de gewoone promotie in de Franse kerk de volgende jongelingen, na de Academie gepromoveerd wordende, georeerd,
Paulus Le Leu de Wilhem |
|
telde de voordeelen der vreede op |
|
Adriaan Hendrik Stompwijk |
|
sprak van het oog |
|
Josias Cramer |
|
stelde God als een regtvaerdige regter voor. |
25. |
Is er een totaale maaneclips s'morgens tussen 3,5 en 7,5 uur voorgevallen, waarvan ik, schoon ik tragtte te observeeren, door de betrokke lugt niets van belang heb kunnen zien. |
28. |
Om deeze tijd hadden eenige heeren en dames van aanzien plaisier om s'nagts om elf uuren |
| |
*1745 Februari. 226.
|
eenige puisjes te vangen, waarop de wagt, hen |
| |
| |
|
betrapt en een van deeze juffrouwen gekregen hebbende, dezelve na de corps de garde zoude gebragt hebben, zo zij niet door een officier uit dit gezelschap ontzet was: op dit geval is het volgende frans versjeGa naar voetnoot235 gemaakt: |
Or ecoutes petits et grands
L'histoire de six bons enfants.
Femme jeunette et quatre filles
Toutes les cinq assez gentilles,
L'autre nuit pour se promener.
Mais admires un peu l'hasard,
Je vais vous le conter sans fard
Pour s'egair prit grande envie,
Toutes elles prisent au main
Les sonnettes de leurs voisins.
Vous me dires peut etre fi
De se remplir le main ainsi
N'avaient elles pas autres choses
De trois peut ętre avoit il peur
Et les deux autres etaient ses soeurs
| |
*1747 Februari 228.
Elles firent un carillon,
Que le mari d'une voisine
| |
| |
Il dit, cela est insolent,
Ma femme en aura mal d'enfant
La garde, qui passe par lŕ
S'en vient avec ses hellebarde
Pour les mener au corps de garde
Mais par bonheur cet officier
Se ressouvient de son mętier
Il mit d'abord l'epée au main
Et bien plus fier q'un St. Crispin
Je delivra ces pauvres dames
De tomber entre mains infames
Chez elles les reconduisit
Et peut ętre les mit ......au lit.
Beau sexe ecoutes ma lecon
Reste la nuit ŕ la maison
Crainte de mauvaise avanture
Ou si vous aimes tant l'allure
Helas faites le nous savoir
| |
*1747 Februari. 230.
28. |
Deeze nagt is de lekkendijk over het Beusekomseveer met een zeer hooge Lek doorgebroken of liever gezonken, waardoor het te dugten was geweest dat men hier niet weinig ongemak van het water zoude geleden hebben, zo niet de doorbraak op een zeer voordelige ja wel op de voordeligste plaats geschied was, en men gedurende eenige dagen een zeer goede wind gehad had om het water af te tappen, de plaats was zeer voordelig omdat aldaar het land agter den dijk gelegen 8 voeten hooger was als een half uur 's langte daarvan daan, door deeze voordelen en de vlijt der boeren is het gat spoedig droog geweest, en dus weinig schaade door het water veroorzaakt, schoon het 63 duimen boven pijl geweest is. |
| |
| |
|
bij deeze gelegenheid heb ik den H:J: NoppenGa naar voetnoot239 mathematies horen demonstreren dat (zo er geen nodige middelen in 't werk gesteld worden) het water, wanneer de doorbraak op een nadelige plaats geschied, wel 6 voet boven het gemeeneGa naar voetnoot240 spaarwater alhier zal moeten rijzen, welk water dan alleen door het duin zoude gestuit worden waardoor het hier omtrend veel schaade zou kunnen veroorzaken, te meer omdat zij, alles samen- |
| |
*1747 Februari. 232.
|
genomen, maar door 24 of 25 roeden water kunnen lossen, en een doorbraak dikwils 50 en meer roeden groot is, zodat wij lang zoveel water niet zouden kunnen lossen als ontvangen: zo nu de doorbraak met een ijskropping en nadelige wind geschiedde zoude alle deeze omstandigheden van veel erger natuur zijn, hetwelk te vrezen is dat wij wel eens zullen ondervinden omdat in de lekkendijk veele plaatsen zijn daar hij wegzinkt, hetwelke door de kwaade grond waarop hij gemaakt is veroorzaakt word. |
| |
*1747 Maart. 234.
3. |
Heb ik hier een zeehond gezien, die voor Catwijk in zee gevangen was, dezelve was van een vrij mooije bonte couleur had vier poten als die der zwaanen, en een ronde kop zonder ooren, hij was zeer rad en vinnig, maar konde uit het water zijnde zig niet verweren of lopen. |
10. |
Is een bataillon zwitsers van het regiment van Hirtsel van Leeuwaarden komende op 18 schepen hier door na Breda gepasseerd. |
14. |
Hebben wij de 2 eerste comcommers gesneden. |
20. |
Is Michiel Nieuwenhuisen gestorven, wiens leven en dood ik hier om dezelfs bijzonderheid aantekene: Hij was van zijn ambagt een zwerver, die voor papa werkte in 6 maanden zoveel als een ander in 3 weeken; hij leefde buiten in een afge- |
| |
| |
|
lege laandje geheel alleen, verteerde geen gulden in een week, en altoos s'middags een stuk en karnemelk en s'avonds een potje gort, aardappelen waaren na zijn zeggen zeer ongezond, hetwelk hij eens ondervonden had wanneer hij 7 zakken in een winter opat, hij gebruikte, hoe koud het ook was, nooit meer als een turf daags, die hij in 3 stukken hakte, op een stuk kookte |
| |
*1747 Maart. 236.
|
hij zijn melk, op het andere maakte hij zijn gord warm, en aan het derde, dat hij in een potje deed, warmde hij zijn handen, hij werkte niet bij de kaars omdat hij zoveel geld als de kaarsen bedroegen niet kon winnen, maar hij zat s'avonds in het donker in zijn huis zolang totdat het hem verveelde, wanneer hij na bed ging, zijn grootste schat en vermaak scheen in zijn bloemen (koningenGa naar voetnoot241) te bestaan, die hij van der bloemen duretijd tot nu uit één klein bolletje tot wel (ik meen) 100 stuks voortgekweekt had, in de plant, bloei, en opneemtijd van deeze hiacinthen dagt hij niet veel om zijn werk, en was er wel zo net op dat hij de opgenomen bollen van groot tot klein in een geregelde order op een tafel lag, hierdoor meende hij noch door de tijd een zeer groote schat te zullen ontfangen, waarom hij niet kon resoleerenGa naar voetnoot242 om er iets van te verkopen; in zijn huis konde men geen couleur van steen zien als alleen een pat van zijn getouw na de haardstee, en vandaar na het bed, alwaar de roodheid der steenen noch enigzints uitblonk. Om deeze redenen en zijn sobere winst, die het jaar van zijn dood 6stl per week bedragen had van zijn werk, en |
| |
*1747 Maart 238.
|
wel iets maar niet veel vermeerdert wierd door een a 2 huisen, waarvan hij voor een gedeelte de vrugten trok, hierom, zeg ik, meende een ijder dat hij dood arm was, dat uit zijn klederen, die uit 2 |
| |
| |
|
wambuizen van hemzelf met alderhande lappen benaaid bestaande scheen te blijken, waardoor hem somtijds wel iets bezorgd wierd, dat hij niet graag scheen te hebben als hij wist van wien het kwam voornam[entlijk] als het van de kerk was, egter verzogt hij van zijn buuren somtijds wel iets te hebben.
Hij was nu eenige dagen zeer ziek geweest, en had zijn broeder, (met wien hij veele jaaren in vijandschap geleefd had omdat hij meende door hem in de boelGa naar voetnoot243 van zijn moeder benadeelt te zijn, van welkers onwaarheid men hem niet konde overreden) ontboden om zig met hem te bevredigenGa naar voetnoot244, hetwelk geschied zijnde zo bezorgde hem zijn broeder gedurig goed eeten, en verz: zeer dat hij zig in zijn huis wilde laten overbrengen, of iemand bij zig houden, het welk hij niet wilde toestaan, waarop zijn broeder, heden wederkomende om hem iets te brengen, en geen gehoor krijgende, maar door zijn tuin, waaraan meer menschen deelhadden, in huis gekomen zijnde, hem voor zijn bed op de vloer dood vond leggen; men vond doen in zijn huis |
| |
*1747 Maart 240.
|
circa 20 gulden geld, een gekoleurde en een zwarte rokGa naar voetnoot245, die noch flinternieuw schenen maar door de mot geheel verteerd waaren; en in een papier zeer dik met touw omwonden 6 nieuwe tinne lepels (hij at altoos uit een houte lepeltje) en wanneer zijn kist in het pant gebragt wierd om verkogt te worden, vond een uitdraagster daarin in een klein verborgen laadje, dat door het schommelen eenigzints scheen opengegaan te zijn 600 gulden aan geld en een zilvere lepel en vork, hetwelk aan de eigenaars bezorgd wierd; zodat \hier/ nu bleek dat hetgeen een ijder meende armoe te zijn loutere gierigheid was geweest. |
30. |
Hebben wij de 2 eerste rijpe aardbezien gehad. |
| |
| |
| |
*1747 April. 242.
19. |
Terwijl de vredens-conferentien te Breda duren, en de staaten met Frankrijk in geen oorlog zijn, zo krijgt men heden op het alderonverwagtst in S. Hage uit Zeeland tijding dat eenige Franse troupen in 't land van Cadsant gezien waaren en dat zij reeds een fortje bij BouchouteGa naar voetnoot246 hadden ingenomen, ja dat zij gisteren Sas van Gent ingesloten hadden; en bij een laater courier verneemt men dat zij het fort de Paarl hadden ingenomen, zig na Sluis uitstrekken, en Philippine en Axel beschieten; alles is door deeze gantsch onverwagte tijding in Zeeland in de uiterste confusie, doordien niemand hen alhier verwagt had, en het er dus niet sterk genoeg was om de vijand aftekeren; men ziet te Middelb[urg] in Zeeland duidelijk de bewegingen der franse ruiterij te Breskens, twee leden van de heeren gecommitteerde raaden dier provintie, die zig te Axel bevonden, door de Fransen overvallen zijnde, hebben het staatejagt, dat hen derwaarts gevoerd had, vermits het niet spoedig genoeg onder zeil konde komen, moeten verlaten, en zijn dus na Zwaanslag gevlugt, en vandaar met een schuitje te Vlissingen aangekomen, [en=doorgestreept, CvB] (het jagt is den 25e deezer terug gearriveerd) doch naderhand zeide men dat het jagt door laag water niet had kunnen zeilen, en de heeren er dus maar waaren afgegaan om des te eerder te Middelb[urg] te kunnen komen, |
| |
*1747 April. 244.
|
men is nu bezig met alle schepen, ten oorlog bekwaam uitterusten en te wapenen, om Zeeland met zijn havens te beveiligen, heden arriveerd te Middelb[urg] een schip van Sluis, opgepropt van mensen, om aldaar hun schuilplaats te zoeken.
Men kan te Hulst de rook en vlam van 't schieten der Fransen op Sas van Gent duidelijk zien, weshalven aldaar veel volk van 't platte land komt vlugten. De burgerij te Middelb[urg] is aangezegd om zig binnen 24 uuren van kruid en loot te voorzien.
De koning van Frankrijk geeft voorGa naar voetnoot247 de landen van |
| |
| |
|
den staat te attaqueeren omdat hun volk vijandelijk tegen het zijne ageert in de plaatsen die zij, als geallieerde met de konigin van Hongareijen, tegen hem defendeeren, doch de meesten zijn van gevoelen dat hij dit ondernomen heeft om hierdoor de neutraliteit met den staat te treffen, en die dan door dit middel geheel intezwelgen, doordien die dan van haare geallieerden geheel zoude ontroofd zijn en geen hulp te wagten had. |
20. |
Begonnen de Fransen Liefkenshoek te beschieten |
21. |
Was te Vlissingen het kanon reeds op de wallen geplant, de wagten verdubbelt, en de boeren onder de wapenen gebragt. |
22. |
Hebben de Fransen Sluis bij capitulatie ingenomen, en het guarnisoen in 3 battaillons bestaande krijgsgevangen gemaakt; men is |
| |
*1747 April. 246.
|
zo hier als elders zeer te onvreden dat zo een sterke stad als Sluis, die van een ijder onwinbaar geschat wierd, zig in zo weinig tijd zonder een schot te doen aan den vijand overgeeft, daar de commis der magazijnen verzekerd dat zij van ammunitie zeer wel voorzien was om een lange belegering uittehouden; weshalven gemompeld word als of er een schelmstuk meede bedreven is.
Men heeft nu te Middelb[urg] reeds 24 schepen bij de hand, waaronder zig 6 a 7 Engelse oorlogschepen bevinden, zijnde alle wel gewapend en overvloedig van manschap voorzien, een oostindies zijlree leggend schip is in een oorlogschip verandert, ook hebben de kooplieden alle hunne schepen, die na diverse havens in lading lagen, de Staaten aangeboden, waarop die terstond ontlast en ter verdediging bereid zijn, men geeft aan het volk 20 gulden per maand en 40 gulden handgelt, alle de inwoonders hebben de wapenen opgevat, en de scheepstimmerlieden der groote werf hebben geweigert hun gewone werk te verrigten, en zig bij de Staaten aangemeld, praesenterende 14 dagen aan de battereijen zonder loon te werken, waardoor die spoedig in gereedheid zijn gebragt: daar komen dagelijks verscheide |
| |
| |
|
vlugtelingen uit Vlaanderen in Zeeland aan, |
| |
*1747 April 248.
|
waaronder zig veelen bevinden die niets van hunne goederen hebben kunnen meedenemen, zijnde sommigen tot op het hembd toe uitgekleed weggezonden. |
23. |
Heden voor de middag na kerktijd zijn de edelmog: heeren van 't admiraliteits collegien te Amstl extraordinair vergadert, en men zegt dat zij aan verscheide zeekapiteins order hebben gegeven om morgen na Texel te vertrekken, en terstond met de aldaarleggende oorlogschepen zee te kiesen.
De Zeeuwen zijn reeds zeer besig om zig zo veel mogel: voor den vijand te beveiligen, weshalven zij in zeer weinig uuren 2 Westindies-vaarders, die gereed lagen om via de Westindien te zeilen, ontladen en in oorlogschepen verandert hebben. |
25. |
De vergadering de heeren burgermeesters en regeerders der stad Veere heeden extraordinair en ten compleete getale op de convocatie van de burgermeester Huijssen bij malkander gekomen zijnde, heeft gem[elde] Hr Huijssen hun E[del] achtbare bekend gemaakt dat die nagt aan zijn huis dif[erse] maalen verscheide officiers en adelborsten van de burgercomp[agnie] van 't oranje vaendel, die nagt de wagt hebbende, waaren gekomen, zijn E[dele] kennis gevende dat de beweging onder de gemeente dier stad zeer groot was, en dat, niet alleen hun comp[agnie], maar ook meest alle ingezetenen verlangden dat de prins van OranjeGa naar voetnoot248 aan 't hooft van die |
| |
*1747 April. 250.
|
provintie wierd gesteld, waarop gem[elde] Hr de burgermeesteren deeze nagt om 3 uuren aan zijn huis deet verzoeken, om te overleggen wat te doen, ondertussen wierd de menigte des volks grooter, en sommige welmenende burgers verzogten den burgerm[eester] graaf van Flodroff, op de markt bij de aldaar gerangeerd staande comp[agnie] van 't oranje vaendel verschenen zijnde die lieden tot een bedaarde handeling gebragt hadden, en van hen verstaan hun verzoek te zijn om den prins |
| |
| |
|
van Oranje te eligeeren tot stadhouder etc. Zo beloofde gem: Hr aan de overige burgermeesters verslag te zullen doen van hun verzoek, en hetzelve voordelig voortezullen dragen, biddende dat zij zig stil en gerust wilden houden: derhalve is \aldaar/ deeze morgen om 5 uuren door de edele achtb[are] heeren burgermeesteren en raaden dier stad de Hr: Willem Karel Hendrik Friso prins van Oranje en Nassau etc, etc bij een formeele resolutie verklaard en opentlijk uitgeroepen (voor zoveel hun stad aangaat) als stadhouder admiraal en kapitein generaal der provintie van Zeeland, waarop aanstonds het oranje vaendel op de puije van 't stadhuis geplaatst wierd; dit onverw[achte] nieuws klonk veelen alhier wonderlijk in de ooren, doordien men daarvan niets vernomen had. |
| |
*1747 April. 252.
|
ook is hetzelve heden te ter Goes, Middelburg en Vlissingen geschied, en aldaar veel vreugde bedreven. |
28. |
Zijn te Briel 2 Franse spions gevangen binnegebragt, die te Hellevoetsluis waaren aangehouden. |
29 |
Deeze morgen te 8 uuren hebben de heeren burgermeesteren en regeerders der stad Rotterdam op gedaan instantelijk verzoek van de burgerij en dien volgens genome favorabele resolutie opentlijk van de puije van 't stadhuis doen afkondigen, dat zij den doorlugtigste en hoogstgeboren vorst den Heere Wil[lem] Kar[el] Hen[drik] Friso erkennen als stadhouder, admiraal, en kapitein generaal van dien provintie (zoveel die stad aangaat) 't welk onder een algemeen gejuig terstond op de tooren van de groote kerk drie oranje vlaggen geplant, alsmeede op het princenhof en elders, ook zijn de klokken geluid, het kanon van de bolwerken en van de schepen in de havens en op stroom, [alsmeede van 't p=doorgestreept, CvB] gelost gedurende de geheele dag, welke schepen meede oranje vlaggen en wimpels lieten waijeen, en deeze avond is de geheele stad geillumineerdGa naar voetnoot249 geweest.
Ook heeft heden de magistraat der stad Delft, extraordinairGa naar voetnoot250 vergadert zijnde, (zoveel hun stad aangaat) zijn hoogheid tot stadhouder etc verklaard van de provintie, welke resolutie aan de burgerij opentlijk bekend- |
| |
| |
|
gemaakt zijnde, is tussen 7 en 8 uuren het oranje |
| |
*1747 April 254.
|
vaendel van het stadhuis uitgestoken, en op de klokken gespeeld, zijnde dit met een algemeen gejuig van de burgers en inwoonders beantwoord. |
30. |
Wierd te Leijden aan het volk bekend gemaakt dat zij in het midden der volgende week zijn hoogheid zouden verkiezen tot stadhouder etc., waarop het oranje vaendel op het stadhuis uitgestoken is.
Heden is de prins ook te Dort verkoren.
Men heeft heden in Te Briel dezelve afkondiging als te Leijden gedaan, waarop op de groote tooren de prinsevlag geplaatst wierd, men bereid nu alles aldaar tot defensie met battereijen te maken, het geschut daarop te brengen, wagters op de tooren te stellen, de inundatieGa naar voetnoot251 te praepareren, de burgers en boeren te wapenen, wagthuizen langs het strand te stellen, palissaaden om die stad en om Hellevoet te planten, de zeetonnen optenemen, de bakens omver te werpen, en vaartuigen te wapenen om te kruissen.
Te Rotterdam is heden in de kerken afgekondigt dat men wekelijks des woensdags van 7 tot 8 uuren s'avonds de beedestonden zoude houden, zoals dan geschied is.
Te Briel zijn eerstdaags 2 Franse spions ontdekt en gevangen genomen, zijnde die op de kust van over-Flacque betrapt terwijl zij aldaar gronden pijlden.
Ook is heden Sas van Gent aan de Fransen overgegaanGa naar voetnoot252. |
| |
*1747 April 256.
30. |
Zedert den 27e deezer smorgens, wanneer men te S. Hage uit Zeeland de aang[ename] tijding bekwam, dat door de magistraat der stad Veere den 25e deezer de prins van Oranje etc. tot stadhouder etc. verklaard was, heeft men aldaar meer mensen en groote bewegingen onder deselven als wel anders op de straaten bespeurd, het welke van tijd tot tijd heeft aangenomen, en wel voornamentlijk, wanneer gisteren 4 gedeputeerden van Rotterdam aldaar arriveerden om aan de staaten de verkiezing van zijn hoogheid te berigten, nam de menigte des volks, zo op |
| |
| |
|
het hof, als ook de geheele Haag door merkelijk toe, zijnde de meeste past met oranje cocarden en strikken voorzien, totdat eindelijk de hooged[ele] Heer Carel Lodewijk Baron van Wassenaar etc van de puije van 't stadhuis in vriendelijke bewoordingen de omstanders recomandeerdeGa naar voetnoot253 dat zij zig gerust en stil zouden gedragen, en dat men aan hen den 3e of 4e Mei, zoras de consenten der steden waaren ingekomen (om welke intehalen de leden na huis waaren gekeerd) de resolutie van hun E[dele] grootmog[enden] publiek zouden communiceeren, waarop de magistraat hedenavond te 6 uuren het oranje vaendel van de puije van het stadhuis deed zwaijen, hetwelke een klein uur daarna uit een der vertrekken van het hof ook gevolgd wierd, waar op de burgerij een onuitsprekelijke blijdschap te kennen gaf met gedurig roepen van vivatGa naar voetnoot254 Oranje |
| |
*1747 Mei. 258.
1. |
Smorgens om 10 uuren wierd het oranje vaendel alhier uit de tooren van het stadhuis uitgestoken, en na voorgaande klokkegeslag gepubliceert dat men zijn hoogheid den prins van Oranje tot stadhouder van Holland etc. verkoren had (zoveel deeze stad aanging) ook stak men een oranje vaendel van de 2e ommegang uit de tooren van de groote kerk, en dat van het stadhuis wierd kort daarna weggenomen, en een ander in deselfs plaats bovenop de tooren van het stadhuis geplant, ook wierd van doen af de geheele morgen op de klokken gespeeld, de vreugde over deeze verkiezing was onuitsprekelijk, egter geschiedde alles in goede order; men zag in 't kort een ijder zo vrouwen als mannen met oranje linten verciert, en die zulks niet deed liep gevaar van ongemak te krijgen, verscheide mensen wierden van het hen ontmoetende volk naauw bekeken, en, zo zij geen oranje droegen, gewaarschouwd zig in 't vervolg van meerder te voorzien, zo zij geen molest wilden lijden, dat dan ook geschiedde; sommigen, hardnekkig zijnde om geen teken te willen dragen, kregen op het onvoorzienst een lap om de ooren, anderen wierden in 't water gegooid; men ontmoette op verscheide plaatsen in de stad den een of ander, die na het teken vroeg, hetwelke zo men konde |
| |
| |
|
tonen was het wel, doch anders had men reden om |
| |
*1747 Mei. 260.
|
te vreezen; en dus zag men in het kort niemand zonder het een of ander oranje aantehebben, de Heeren van de regering tragteden de een boven den ander uittemunten met het dragen van oranje om in de gunst van het volk te blijven, en zig voor de prins te tonen, dat dan van de burgers nagevolgd wierd, waardoor ook meest alle paarden zo hier als elders met oranje linten vercierd waaren.
Heden is de prins ook te Alkmaar en Hoorn uitgeroepen alsmeede te Gouda alwaar het oranje vaendel op de kerktooren en aan het stadhuis geplant is.
Heden nademiddag, terwijl te S. Hahge, Rotterdam, Dort en Delft alles in volle vreugd is over de verkiezing van zijn hoogheid, word die vreugde eensklaps gestoort door volk dat van verscheid delflandse zeedorpen in de uiterste verbaastheid daar aankwam, zeggende, dat zij niet alleen een vloot Franse schepen gezien hadden, maar dat zelve meer dan 7000 man van deselve bij het dorp ter Heijden reeds aan land gezet waaren, waarop alles in rep en roer geraakte, en, schoon sommige welmenende burgers verzekerde dat zulks volstrekt onmogelijk was door het laage water en de contrarieGa naar voetnoot255 wind, zo kon dat egter het volk niet gerust stellen, en een ijder, zo groot als klein, haalde wapenen om |
| |
*1747 Mei. 262.
|
zig zoveel mogel[ijk] te verweeren, doch tegen den avond kreeg men zekere berigten dat hetgeen men voor de Fransen had aangezien visschuiten waaren, die door de sterke noordooste wind en laage zee de Maas niet konden bereiken, wonderlijk was in deeze omstandigheid hoe de wezens der mensen, in dewelke de vreugd doorstraalde, in droefheid en wanhoop in een oogenblik verandert wierden, en het was egter aang[enaam] om te zien hoe een ijder brandde om den vijand tegentegaan, zelf waaren er verscheide vrouwen die zig aanboden om meedetevegten. |
| |
| |
2. |
Is zijn hoogheid de prins van Oranje etc. te Amstl tot stadhouder etc uitgeroepen, dit gedaan zijnde wierd er op de klokken gespeeld, het oranje vaendel van het Stadhuis, het Prinsenhof en de admiraliteitswerf uitgestoken, en de schepen voor en in de stad leggende wierden gelast om alle hunne vlaggen en wimpels te laaten waijen, zoals dat ook geschiedde, en een ijder was gedurig bezig om zijn geschut te lossen, waardoor het IJ vol rook was; eeven na het afkondigen der electieGa naar voetnoot256 zag men een troep jooden in kostbaare Romijnse klederen op een triumphwagen door de stad rijden, doende oratien langs de straaten; ook gingen de schoenmakers en slepers om. |
| |
*1747 Mei. [rechter pagina, CvB] 263.
2. |
Is de heer Benjamin Pauw geboren Hoeuft, heere van Heemsteede, Rietwijk en Rietwijkeroort, raad en oud schepen der stad Haarlem in de ouderdom van 29 jaaren alhier overleden. |
| |
*1747 Mei 264.
2. |
Is de prins te Enkhuizen en Schiedam afgelezen en |
3. |
Is te S. Haage afgelezen dat de prins tot stadhouder \kapitein en admiraal generaal/ van Holland en Westvriesland verkoren was, waarop uit alle de logementen der Heeren het Oranjevaendel uitgestoken is, het geschut gelost en s'avonds de stad verligt.
Ook is dit heden te Utrecht met veel staatie geschied, het oranje vaendel op de top van den Dom's tooren gesteld, en s'av[onds] de stad verligt.
Heden hebben alhier de turfdragers met vliegende vaendels en slaande trom omgegaan, schietende gedurig verscheide snaphaanen af, en dus haalden zij bij de burgers wat geld op, dat zij daarna verteerden. |
4. |
Deeze nagt zijn te Vlaardingen wegens de publicatie der aanstelling van zijn hoogheid de klokken geluid, de huizen verligt geweest, en ook de kerk's tooren tweehoog.
Deeze nagt is de geheele stad Amsterdam op een zeer fraaije manier ged'llumineerd geweest ter oorzaake der verkiezing van den prins van Oranje tot Stad- |
| |
| |
|
houder, een ijder had zijn huis na zijn vermogen of behagen verligt, hetwelk een zeer fraai gezigt verwekte, sommigen hadden wel 200 kaarssen branden, en inzonderheid muntte de Hr: M: Lestevenon heere van Berkenroode uit, die men zegt dat wel |
| |
*1747 Mei. 266.
|
400 kaarsen had branden, ook was er een huis van onder tot boven met kaarssen in zilvere kandelaaren ged'llumineerd, deeze verligting duurde tot in den vroege morgenstond, gedurende welke tijd er veel vreugd zonder de minste wanorder bedreven wierd.
Doch in deeze vreugd had de bovengem[elde] Hr: Lestevenon het ongeluk dat het huis op zijn heerlijkheid Berkenroode tot de grond toe afbrandde door onvoorzigtigheid van een meid, die op haar kamer in slaap was geraakt voordat zij de kaars had uitgedaan, en zo vast sliep dat doen zij wakker was de vlam bij gebrek aan hulp niet te blussen was, omdat er geen spuiten bij de hand waaren, die men van Haarlem met groote moeite doch te laat kreeg, zodat er niet van het geheele huis is overgebleven dan alleen de buitenmuuren en eenige binnenmuuren, die egter zeer zijn doorgebrand; dit huis was zeer fraai en kostelijk doortimmerd, en daarin was een zaal die men zegt dat gem[elde] Heer reeds wel 8000 gulden gekost had, en noch niet voltooid was, welke dus met veele fraaije meubelen, die de dag te vooren in huis gebragt waaren, geheel verteerd is en daar is niet uit het geheele huis geborgen dan een kist met geld en brieven, en het koper |
| |
*1747 Mei. 268.
|
en tin uit de keuken; wanneer deeze ongelukkige tijding s'morg[ens] vroeg aan gem[elde] Heer gebragt wierd, was hij daar geheel niet over aangedaan, en zeide ten eersten dat hij het huis weer zou laten opbouwen. (men zegt, en 't scheint waar te zijn, dat deeze Heer jaarlijks hondert duizent gulden inkomen heeft.) |
5. |
Hebben de gedeputeerden van Zeeland bij den prins te Leeuwaarden hunne commissie volbragt om hem berigt te geven van zijne verkiezing tot Stadhouder etc. |
| |
| |
|
Mij dunkt onnodig te melden hoe het met de verkiezing van zijn hoogheid [op andere plaatsen=doorgestreept, CvB] in andere steden toegegaan is, nademaal het in alle genoegzaam op dezelve manier geschied is.
men spreekt hier zeer en ook in alle couranten van een brief, die de prins op deselve dag dat hij tot stadhouder in Zeeland wierd uitgeroepen aan den staat van Zeeland zou geschreven hebben, waarin hij zig teroorzaake van de gevaarlijke toestand van Zeeland aanbied om ter defensie van die provintie geemploijeerd te worden, praesenterende om op zijn eigen kosten zonder eenig bezwaar van de provintie na zodanig een plaats als zij raadzaam zoude oordelen te rijzen, hetwelke, zo het autentiek is, een aanmerkelijke en groote zaak in deeze tijd is, en de genegendheid die zijn hoogheid voor dien provintie heeft te kennen geeft. |
| |
*1747 Mei 270.
5. |
Heden drijgden eenige jongens in het huis van Tomas Hoefnagel in de agterstraat de glaasen integooijen omdat hij geen oranje wilde dragen, zeggende, dat niemand hem daartoe kon dwingen, doch de onderschout hierbij gekomen bedaarde het volk, en gebood gem[elde] Hoefnagel oranje te dragen, waarop zijn huis dien nagt door 4 wagts bewaakt is. |
6. |
Hebben alhier de turfdragers wederom met vliegende vaendels omgegaan, schietende gedurig verscheide snaphaanen af, zij waaren van een groote hoop volk verzeld, gingen de voornaamste plaatsen der stad door, en kregen dus van veele lieden eenig geld, als wanneer zij zeer housee vivat de prins van Oranje uitriepen en hunne snaphaanen afschoten.
Heden is alhier aan de spil boven den appel van de groote kerk een oranje vaendel geplaatst.
Deeze avond heeft het gemeenGa naar voetnoot257 aan het huis van Jan Stappert staande op de groote krogt over het publieke weeshuis de glasen ingegooid, en gedreigt het huis te plunderen, weshalven aldaar 2 vaendels in het geweer geplaatst wierden, die de geheele nagt de wagt hielden, de burgermeester van Dilen verscheen daar meede, het volk ernstig verzoekende dat zij zig doch wilden stilhouden, en belovende |
| |
| |
|
[tekst gaat verder op pagina 272, CvB] |
| |
*1747 Mei. [op de rechter pagina, CvB] 271.
6. |
Kregen de Heeren alhier kennis, dat er de volgende dag, zijnde zondag, eenige blekers moffen zonder oranje linten in de stad zouden komen, waarom zij aan alle poorten order gaven niemand zonder oranje linten in de stad te laten, hetwelke zij ook aan eenige bleekers deeden met bijvoeging, dat, zo zij dit niet deeden, en er eenige schaade van kwam, het voor hunne reken[ing] zijn zou, hierom zijn zij geresolveerdGa naar voetnoot258 met eenige oranje, de een min de ander meer, in de stad te komen. |
| |
*1747 Mei. 272.
|
[vervolg van pagina 270, CvB]
dat hij hen genoegen zoude geven, en gem[elde] Stappert de stad doen ruimen, zo zij dat wilden, hij gebood ook uit het gem[elde] huis een oranje vaendel uittesteken, hier op bedaarde het volk wat, doch den |
7e |
Smorgens om 6 uuren kregen zij de knegt van gem[elde] Stappert in handen, bragten hem na het Spaarn en dompelden hem driemaal daarin, en er weer uitgehaalde zijnde dwongen zij hem met de hoed over het hoofd te zwaijen, en te roepen vivat de prins van Oranje dit gedaan zijnde bragten zij hem de Amsteldamse poort uit. Na de middag begon het volk wederom in huis te gooijen, doch wierd door de burgerij verhindert die daarvoor terstond in de wapenen verscheen, tot s'avonds om 6 uuren, wanneer zij man en vrouw onder escorte van een vaendel zeer wel bewaard, en onder een vreesselijke toeloop van volk met veel omzigtigheid en groote order na de Amsteldamse poort bragten om na Amstl te zenden, dat het gemeen dagt met de schuit te zullen geschieden, maar aan de poort gekomen zijnde was die gesloten, en het was niemand geoorloofd daar buiten te komen dan die hier toe vereist wierden, en dus wierden zij in een buiten de poort klaar staande wagen gebragt, die aanstonds met hen voortreed, hierop wierd aanstonds het huis gesloten, planken voor de glasen geslagen, en de geheele nagt |
| |
| |
|
de wagt daarvoor gehouden om verder ongemak te |
| |
*1747 Mei. 274.
|
meiden, de burgers, op het stadhuis gekomen zijnde, wierden voor hunne trouwe dienst bedankt, en met bier beschonken: de reden van dit geweld was dat de vrouw en knegt van gem[elde] Stappert zig niet ontzien hadden, wanneer er eenig volk voor zijn huis riep Oranje boven te antwoorden Oranje onder en Frankrijk boven, hetwelk de gemoederen zo zeer verbitterd hadden dat zij zijn huis omver wilden halen. |
8. |
Deeze morgen is het oranjevaendel, dat den 6e deezer aan de groote kerkstooren geplaatst was, de haan er afgenomen zijnde, aan een spil boven op de tooren geplant; ook is een oranje vaendel boven op het oudemannenhuis, het hoffie van Staats, alsmeede voor alle brouwereijen en op verscheide particuliere huizen geplaatst. Heden is alhier afgekondigt dat een ijder bedagt moest zijn de volgende dag zijn huis na zijn vermogen te illumineren, de leege huisen alleen uitgezondert, en verzogt zoveel vreugd als mogel[ijk] was te bedrijven, zo het maar zonder confusie toeging; hetwelk dan den |
9e |
in volle order en zonder de minste confusie geschied is men zag door de stad veele triumphbogen opgeregt, en de illuminatie begon s'avonds te 8 uuren, wanneer men eenig ligt aan de tooren van de groote kerk gewaar wierd, waarop in een oogenblik alle hui- |
| |
*1747 Mei 276.
|
zen de gantse stad door, zelf het stadhuis, verligt waaren, hetwelk een zeer fraaije vertoning was, de verligting was op verschillende manieren, bij sommigen waaren differente decoraties en tressen, onder dewelke geen van de minste waaren die van den Heer Mat: Wil: van Valkenburg, alwaar men de stad Haarl[em] in 't verschiet zag met de oranje vlag op de groote kerk's tooren, waarbij de son uit dikke nevelen te voorschein komende en de gem[elde] stad verligtende, met het bijschrift clarior e nebulis, diergelijke vond men in meer andere huisen, doch de fraaiste vertoning, mijn's bedunkens, gaf het huis van mevrouw de Raat, alwaar de kaarsen in een zeer cierlijk order geplaatst waaren, deeze verligting duurde tot smorgens te 4 uuren, wanneer de ligten op de tooren |
| |
| |
|
en de huisen wierden uitgeblust, gedurende de illuminatie hoorde men het schieten van snaphaanen, en somtijds zag men eenige vuurwerken, doch voornaam[entlijk] bij den Heer Renst, alwaar de geheele nagt door 2 piktonnenGa naar voetnoot259 en 2 flambouwen brandden, en gedurig vuurpijlen, waterkaarsen, en serpenten wierden afgeschoten, alsmeede 6 a 8 snaphaanen tegelijk, op sommige andere plaatsen door de stad zag men piktonnen en flambouwen branden, waardoor de geheele stad als in vuur stond, de tooren der groote kerk, die rondom van onder tot boven met |
| |
*1747 Mei. [op de rechter pagina, CvB] 277.
|
ligten vercierd was, verschafte een aang; en wonderlijke vertoning, de verligting wierd merkelijk begunstigd door zeer stil en tevens zeer donker weer, waardoor de reflectie der ligten in 't Spaarn en in de nieuwe gragt een schoone vertoning gaf, en wel voorn[amentlijk] op de melkbrug, verscheide in het Spaarn leggende schepen hadden ligten aan hunne masten en sprieten; het huis van mijn broeder Jacobus Barnaart AbrahamszGa naar voetnoot260 \in de aanegang/ was meede fraai om te zien, hebbende bij het plat op zijn huis met verscheide lantaarnen behangen, hetwelke door de hoogte zeer aardig stond, de meeste mensen hadden hun geheele huis van onder tot boven verligt, zo ook wij, uitgenomen de vliering, en dus brandden wij tegelijk 172 kaarsen, de meeste kaarsen nam[entlijk] 360 brandden in het huis van den Heer Floris Visser; in deeze verligting is geen de minste wanorder of eenig merkelijk ongeluk voorgevallen, en de goede gemeente was zeer vrolijk en ordentelijk, hetwelk deeze vreugd des te grooter maakte; de burgers, die met slaande trom en het vliegend vaendel opgetrokken waaren, hadden aan het Stadhuis de wagt, ook ging er de geheele nagt een dubbele wagt om confusie te vermeiden, van deeze dag af tot den 12, wanneer zijn hoogheid hierdoor passeerde, wierd hier om geen werken gedagt, en men leefde als in een droom, verscheide schepen, die geladen in de stad lagen met kooren en anderzints, konden niet ontladen worden door de vreugde die gedurig bedreven wierd, s'middags wierd op het orgel in de groote kerk gespeeld, de geheele avond op de klokken, en s'nagts verscheide maalen zeer fraai op trompetten. |
| |
| |
|
-
voetnoot235
- Vrije vertaling (CvB): Dit is het verhaal van vijf knappe jonge meisjes die 's avonds met een officier een wandelingetje maakten. Deze dames hadden die avond een onbedwingbare lust om bij hun buren belletje te trekken. U zult wel zeggen: hadden ze niets beters om handen? Misschien was de officier wel bang (verlegen met) voor drie van hen......., want de twee andere waren zijn zusters. De meisjes dachten nergens meer over na en maakten een hels kabaal, zo erg, dat een boze buurman riep, dat zijn vrouw er weeën [of zwanger van werd? CvB] van kreeg.
Een wacht had het allemaal zien gebeuren en met zijn wapen in de hand wilde hij de meisjes naar het bureau brengen. Maar gelukkig herinnerde de officier zich bijtijds, dat hij een officier was en met getrokken zwaard riep hij, als een echte held (heilige), ‘ik breng de arme dames nog liever naar huis dan dat ze in verkeerde handen vallen en misschien leg ik ze ook nog wel in bed.....’
Mooie meisjes luister naar deze les: blijf 's nachts thuis en ben bevreesd voor slechte avonturen. Maar áls jullie echt eens iets willen meemaken, laat het ons dan weten. Wij kunnen dat prima voor jullie regelen.
-
voetnoot236
- .... = kleine pauze in die regel van het versje.
-
voetnoot238
- Ik heb niet de indruk dat hij het rijmpje foutloos opschreef. Ik heb het hier letterlijk overgenomen.
-
voetnoot246
- Bouchauter: plek bij de sluizen van de van de Clara- en Izabellepolders in Staats-Vlaanderen. Bij de binnensluis lag een fortje om de binnensluis te verdedigen, als men daarmede (toen) Oostenrijks-Vlaanderen onder water wilde zetten.
-
voetnoot251
- Het onder water zetten ten behoeve van de verdediging.
-
voetnoot258
- Men redde hen uit de brand, tegemoet gekomen.
-
voetnoot259
- Ton gevuld met brandbare stof. Vreugdevuur.
-
voetnoot260
- Zwager van Jacobus, getrouwd met zijn zuster Jacoba.
|