- Wat moet ik doen! Ze spreidde wanhopig haar vleugeltjes uit.
- Wat kunt u doen. (Kon hij haar anders vragen of zeggen?)
Ze haalde haar vlerkjes op.
- Het mooiste komt nog! Ze snotterde. - Ze wil dat ik meega! Veren stoven naar alle kanten. - Ik, op mijn leeftijd!
- Sja, zei Peter. (Daar zat hij nu.)
- Wat moet ik er doen! In de landbouw?
- Uw man... tastte hij af. - U wilde toch met uw man naar Israël?
- Met mijn man durfde ik overal heen!
- Wilt u dan alleen achterblijven?
- Ik... ik weet het niet.
- Er is toch een man die u evenzeer zal willen helpen als uw dochter? (Diplomatieker kon het niet)
- Izaak..?
Hij knikte. Ze maakte een hulpeloos gebaar. - Ik ken hem nog zo kort. Hij is zo recht door zee.
(Door de Rode zee, dacht Peter.)
- Hij is een prima kerel, zei hij.
- Ik moet alles achterlaten, jammerde ze van de ene tak op de andere. - Mijn vriendin, kennissen, de school, over enkele jaren mijn pensioen... Waarom kan het tussen jou en Rena niet in orde komen! Jij bent een zo heel andere jongen dan Izaak. Rena zou nooit weggegaan zijn!
- Ze is weggegaan! zei hij hard.
Ze jammerde aan vele klaagmuren.
- Ik weet dat het haar schuld is. Het is een wispelturig meisje. Daarom weet ik niet wat ik doen moet.