bestek, zong daarna een oud frans liefdeslied. Ze talmde. Hij negeerde haar volkomen.
- Een goed boek?
Hij keek niet op.
- Krijgen ze elkaar? sneerde ze.
- Het kan zouter.
- Wat bedoel je?
Hij zong haar het liedje na.
- Had je anders verwacht? Je was de eerste jongen aan wie ik me gaf. Wat wil je meer!
- Gaf? hoonde hij. - Een dievegge in de nacht!
- Je stelt je aan. Ze zette het gerei uit haar handen. - Welk recht kun je op mij laten gelden?
Haar hooghartige toon sloeg bij hem aan. Hij legde het boek neer.
- Het recht van liefde! sprak hij fel.
- Orthodox! Ooit van vrijheid gehoord?
- Je hebt mijn vrijheid verraden!
- Wat een grote woorden voor zo'n jongen. Of heb je het over je vriend Izaak? Die weet wat vrijheid betekent, wat het waard is! De mens namelijk de mens te laten die hij is.
- Je bent een goede leerling van hem. Had hij er over gedacht Hitler Hitler te laten?
- Wat kunnen jij of ik daartegen doen? Het kwaad vernietigt zichzelf.
- Een dooddoener. Hij had ons allemaal vernietigd, joden en niet-joden. Alleen het hoogblonde germaanse Herrenvolk zou hebben geheerst, wanneer niet het wereldgeweten was opgestaan om met offers van miljoenen het monster neer te slaan.