- Dat dacht ik ook. En waarom niet?
- Ik ben verdwaald.
- Smoesjes! veranderde de bloem van kleur. - U weet heel goed wat u wilt!
- Ik wil verder.
- Dat zeggen ze allemaal. Maar met een boog zwemmen ze terug.
- Alles heeft zijn baan, zei de schedel in de maanvlek.
- Ik ben hier nooit geweest, kieuwde de vis.
- Hoeft ook niet. Eens komen we hier allemaal, fosforesceerde de bloem.
- Maar... het is hier toch geen kerkhof!
- Blijft u zitten, maande de schedel. - En u, juffrouw, gaat u ook zitten.
- Ben ik iemand die op een kerkhof gaat zitten?
- Nee... U ziet er lief uit. U bent een aardig meisje.
- Laat dat meisje er maar af. Voor jou wil ik wel aardig zijn.
- Zo bedoel ik het niet.
- Hoe dan? schoot de bloem op.
- Ik weet het niet. Ik zei toch dat ik verdwaald ben.
- Geen ster raakt uit zijn baan, maanlichtte de vlek op de schedel.
- Ik was revuester. Later ster bij de opera. Maar ik verdwaalde en ging de baan op...
- De melkweg vloeit van sterren, antwoordde het beeld.
- Als je een kind moet voeden en je hebt geen melk...
- Bent u getrouwd?
- Verdwaald als u!
- Vreemd, dat we elkaar hier ontmoeten, spoot de vis een mondje water.