het huis te kijken. Dat zou voor zijn gemoedsrust voldoende zijn. Later kwam de man waar ze bij ondergedoken waren te weten, dat hij bij een razzia opgepikt en weggevoerd was.
Mevrouw Vasnunes beet op haar onderlip. Ze draaide aan haar trouwring. Via Westerbork, in beestenwagens, tussen blinden en imbecielen, was hij gedeporteerd naar Polen. Toen de wagons eindelijk ontgrendeld werden, vielen de doden er uit. Anderen waren grijs of gek geworden. Een enkele rende gillend weg: hij werd op de vlucht neergeschoten. Mijn man kwam meer dood dan levend achter elektrokuterend prikkeldraad: hij kon niet huilen!
Koud en geel stond de koffie in de witte koppen. Rena spoelde het vocht weg en schonk andermaal in. Aan de koek werd met schaamte geknabbeld.
In het vernietigingskamp waren ze met muziek ontvangen: dwangarbeid, honger, uitputting en de dagelijkse dreiging van de gasbunker. Het was een verschrikkelijk verhaal:... urenlange appèls in barre kou; massale exekuties van naakte slachtoffers, die in de reusachtige gloeiende groeve werden geschoven... met muziek.
Tegen het einde van de oorlog kwamen de dodenmarsen. Wie onderweg uitviel werd met een nekschot afgemaakt. Haar man was in Bergen-Belsen terechtgekomen: lijken en luizen. Hij kreeg vlektyfus. Ze werden de trein ingeslagen, die vertrok met onbekende bestemming: gebombardeerde stations en ontwrichte knooppunten, voedsel noch drinken, ziekte en dood. Een week, tien jaar, een mensenleeftijd duurde die tocht. Eindelijk, bij Leipzig, werden ze door de russen bevrijd!
De koffiepot pruttelde. Mijn man is nooit meer de