vaders's oogen merkte hij, dat er iets bijzonders op komst was.
En, ja hoor, hij had goed gezien....
‘Wim!’ begon vader na een poosje stilzwijgen, ‘wat denk je van je aanstaand Paaschrapport? Zou het nogal gunstig uitvallen?’
Aarzelend keek Wim vader aan. ‘Och,’ zei hij weifelend, ‘'k geloof wel, dat het behoorlijk zal zijn,’
‘Zoo, zoo,’ kwam vader weer, ‘zoo, zoo!’ Om de spanning te vergrooten, bleef hij weer even zwijgen. In spanning, niet wetend, wat vader nu eigenlijk wilde, schoof Wim op z'n stoel heen en weer.
‘Jij hebt nog nooit een internationalen voetbalwedstrijd gezien, is 't wel, Wim?’ vroeg vader toen plotseling.
Een blos kwam op Wim's gelaat. Wat was dat nou voor een gekke vraag? Dat wist vader immers best!
‘Neen!’ zei hij toen maar, om antwoord te geven.
‘En je zou er zeker graag een zien, hè?’
‘Nu kon Wim niet meer op zijn stoel blijven zitten. Opgewonden sprong hij op. ‘Natuurlijk, wàt graag!’ riep hij.
Peinzend streek vader zich langs zijn kin.
‘Tja!’ zei hij toen, en er tintelden lichtjes in zijn oogen, ‘dat dacht ik wel. Maar daar zal je nog heel wat jaartjes op moeten wachten, jongen!’
Verwonderd keek Wim z'n vader aan. Ging hij nou plagen, of.... of.... zou er een kansje wezen....?
‘Wat bedoelt u?’ vroeg hij.
‘Wel, kijk es. Als je bijvoorbeeld kans zou zien een rapport thuis te brengen, waarop géén onvoldoendes staan, dan zou ik er eens ernstig over denken, je een