Toen Fernando het beleid der zaken in handen kreeg, maakte hij daar zooveel mogelijk een eind aan.
Op den dag van de inscheping werden de negers, om ze goed geluimd te doen zijn, onthaald op een buitengewoon feestelijk maal, en daar het bekend was geworden, dat Fernando, die bij iedereen bemind was, de reis mede zou maken, waren de slaven vrij opgeruimd, de omstandigheden altijd in aanmerking genomen.
Met de booten naar het schip geroeid werden de negers, daar aangekomen, ontdaan van elk kleedingstuk, dat zij mochten hebben. Dit was mede een gezondheidsmaatregel ter bevordering van de zindelijkheid en toen dit geschied was, werden de vrouwen in de groote hut, de mannen in het ruim geborgen. Knapen en meisjes liet men gewoonlijk op het dek blijven, waar zij bij mooi weer tegen de zon beschut werden door een uitgespannen zeil en bij slecht weer door een dik geteerd kleed.
Kapitein Campo behandelde zijne slaven aan boord goed. Alles geschiedde volgens vaste regelen. Voor den aan vang van den maaltijd werd den negers gelast de handen te wasschen en daarna werd het maal gebruikt, gewoonlijk bestaande uit eene voedzame soep of een pap van rijst, meel, saus of boonen. De bewegingen geschiedden op commando, om te voorkomen dat de een alles, de andere niets krijgt. Een opzichter gaf het sein den lepel in den bak te steken en een sein om dien naar den mond te brengen, enz. Zij aten bij troepen van tien en er waren slavenhalers, die een gebed deden vóór den maaltijd, en dit de negers lieten beantwoorden met een ‘hoera voor Cuba!’
Bemerkte de opzichter bij den maaltijd negers die niet aten, dan maakte hij daarvan terstond rapport aan den kapitein en men onderzocht wat de reden daarvan was. Was de neger ziek dan deed men hem eene soort van halsband om, ten einde hem te kunnen onderscheiden en zond hem naar den ziekenboeg. Had de neger echter het besluit genomen zich dood te