- Papa! het is ook mijn wensch, zei Rosita.
- En bovendien ben ik zeker van te slagen, zei Fernando.
- Jawel, zei de Vivès, ik begrijp wel dat jelui tegen mij hebt samengespannen, maar de oude is niet dwaas. Welzeker! dat zal trouwen, zonder te weten of ze voldoende inkomsten zullen hebben om te leven zooals het behoort. Wat drommel! Rosita is toch niet grootgebracht om ontberingen te lijden?
- U zou er mij ineens bovenop kunnen helpen, oom! zei Fernando, als u wilde.
- Zoo, laat eens hooren; hoe dan?
- Wel oom, als ge nu eens uwe zaken aan kant deedt....
De Vivès maakte een gebaar van verbazing.
- Ik geloof dat u de zaken niet behoeft te drijven om de verdiensten, vervolgde Fernando, en als u mij nu den boel wilde overdoen en uwe rust nemen, dan schafte ik den slavenhandel aan mijne factory af en behield alleen de rest.
- Ta, ta! riep de Vivès, gij zult mij niet bekeeren. Ik ben te oud om terug te gaan.
De kapitein schoof onrustig op zijn stoel heen en weer.
- Nu zeg ik op mijne beurt, dat is gekheid! zeide Fernando, want men is nooit te oud om zich te bekeeren en om u een sprekend voorbeeld hiervan te geven, is de kapitein zelfs bekeerd.
- Wat! riep de Vivès uit, wien nu de onrustige houding van den kapitein in het oog viel. Hebt gij dan allen tegen mij samengespannen? Gij meent het toch niet! Kom, oude kameraad, biecht eens op. Wat duivel! gij zit daar net alsof ge je laatsten dollar versnoept hebt; spreek op, 't is toch niet waar?
- Helaas! zeide de kapitein met een zucht, het is waar. Ik heb mij laten overhalen. Het is mijn laatste tocht geweest, evenals de aanstaande reis naar Cuba mijne laatste onderneming zal zijn. Wij zullen niet meersamen werken, de Vivès!