- Het zijn de opstandelingen, die van hunnen tocht naar het dorp weeromkomen, zeide de kapitein, en wat het ergste is, zij zijn overwinnaars.
Dat was duidelijk. Het gejubel bewees dit voldoende.
- Wij moeten vluchten, zei de kapitein. Laat zien, vanwaar komen zij?
- Links, zei Fernando, het dorp ligt immers aan dien kant.
- Lag, zei de kapitein, want nu bestaat het niet meer.
En zich tot de gidsen wendende, zeide hij:
- Voorwaarts! gij kunt den weg toch vinden, hoop ik.
- Het moet, zeiden zij, van de groote uitgestrektheid van het gevaar volkomen bewust.
De karavaan zette zich met vluggen pas in beweging.
Het geluid der naderende overwinnaars was nu dichtbij. Duidelijk hoorde men de woorden van sommige kreten en zangen, en ofschoon het snel nader kwam, bemerkte men toch dat men veld won en kon men reeds bijna met zekerheid zeggen, dat men, vóór de troep den weg kruiste, dat punt voorbij zou zijn en dus gered.
Plotseling hield het gejubel en gebrul op en alles werd stil, zelfs het stampende geluid van de schreden op den grond verstomde.
- Wat is dat? zei de kapitein.
Allen hielden stand en keken in de richting vanwaar de troep kwam.
Op hetzelfde oogenblik glinsterde te midden van de duisternis een vonk, die met verbazende snelheid een lichtenden cirkel beschreef en in kracht toenam; toen werd de vonk een vlam, die nog verscheidene malen achtereen scheen uitgedoofd te worden en weder opflikkerde. Andere vuurkringen werden in de lucht beschreven en toen vlamde opeens een honderdtal