wat te drinken geven en een oogenblik laten uitblazen, eer hij instaat was tot spreken.
Toen verhaalde hij in eene telkens afgebroken reden, dat het land vóór hem in opstand was. De Mandingo's van den ouden godsdienst en die welke Mahomedanen waren, hadden elkander den oorlog verklaard en waren in een gruwlijken strijd gewikkeld. Twee, ver van den weg naar Jallica afliggende dorpen bevochten elkander dagelijks; op het oogenblik hadden die van den ouden godsdienst de overhand. Zij waren thans van plan op Jallica aan te rukken en die stad te nemen. Maar alvorens dien tocht te ondernemen, zouden zij eerst het dorp hunner tegenpartij vernielen.
De neger was door de Mohamedaansche Mandingo's geprest een gevecht mede te maken, maar midden in den slag was hij gevlucht om zijn meester bericht te brengen.
Dat was een leelijk nieuws. De kapitein vloekte en raasde en ondervroeg den neger.
- Waar bevinden zich de opstandelingen op dit oogenblik?
- Op een dagreis van hier, antwoordde de neger, zij houden den weg naar Jallica bezet, opdat die van Jallica geen versterking zullen kunnen zenden of hunne tegenpartij geen boodschappers naar Jallica.
- En waar bevindt zich dat dorp, dat zij zouden aanvallen?
- Aan de linkerzijde van den weg, zei de neger, twee uren landwaarts in.
- Wanneer zouden zij dat aanvallen?
- Over drie dagen.
- Dus, dat is morgen?
- Ja!
De kapitein hield nu raad met Fernando. Als men niet voort kon, zou men op Tamisso moeten terugtrekken en of