het te veld staande gewas te vervoeren naar hun nieuw toevluchtsoord.
Dit was hun uitstekend gelukt, en toen was de geheele bevolking met het doorkomen van den dageraad vertrokken.
De kolonel Fourgeoud zou hen wel gaarne vervolgd hebben, maar hiertoe kon hij niet komen, daar hem alles ontbrak en de soldaten over het algemeen zeer geleden hadden.
Er was, nu de overwinning behaald was, weinig te doen. De soldaten rustten van hunnen vermoeienden tocht uit en vermaakten zich, ieder op zijne wijs.
Den dag na de overwinning van Gado Saby slenterde Mijland, uit lust om iets van de omstreken te zien, in zijn eentje het kamp uit, het bosch in, in de richting, waarin zij gekomen waren.
Het was vroeg in den morgen en hij had geen plan ver weg te gaan, zoodat hij het niet noodig had gevonden iemand te vertellen, waar hij heenging. De schildwacht, die aan den uitersten rand van het dorp bij het korenveld stond, droomerig op zijn snaphaan leunend, salueerde hem en keek hem na, toen hij het bosch inging.
Mijland ondervond eene aangename gewaarwording. Overal heerschte vrede en leven. Het tooneel van den strijd van gisteren was nu een ware lusthof. De hooge, trotsche woudreuzen, waarom zich bloeiende slingerplanten gewikkeld hadden, waren verrukkelijk om te aanschouwen. Talrijke apen dartelden op en tusschen de